In deze zaak vordert ABN AMRO Bank N.V. betaling van twee kredietovereenkomsten die zijn gesloten door de gedaagde. De gedaagde heeft de geleende bedragen niet volledig terugbetaald en stelt dat de vorderingen zijn verjaard. De kantonrechter heeft op 13 juni 2025 uitspraak gedaan. De gedaagde heeft met ABN AMRO twee kredietovereenkomsten gesloten: een consumentenkrediet en een zakelijk krediet. ABN AMRO heeft beide kredieten opgeëist na wanbetaling. De gedaagde erkent de overeenkomsten, maar beroept zich op betalingsonmacht en verjaring. De kantonrechter oordeelt dat de vorderingen niet zijn verjaard, omdat ABN AMRO tijdig aanmaningen heeft gestuurd die voldoen aan de eisen van stuiting. De kantonrechter heeft ook onderzocht of er oneerlijke bepalingen in de consumentenkredietovereenkomst staan en of ABN AMRO aan haar informatieverplichtingen heeft voldaan. De kantonrechter concludeert dat er geen oneerlijke bepalingen zijn en dat ABN AMRO voldoende informatie heeft verstrekt. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van € 43.249,68, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.