ECLI:NL:RBROT:2025:6994

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
C/10/695503 / JE RK 25-459
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in Rotterdam

Op 2 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die is geboren in 2010. De kinderrechter heeft een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp aan [minderjarige] voor de periode van 2 juni 2025 tot 5 september 2025. De zaak is behandeld in het kader van de jeugdbescherming, waarbij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond betrokken was. De moeder van [minderjarige] was niet verschenen op de zitting, maar de minderjarige was aanwezig met haar advocaat, mr. K. Logtenberg. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van [minderjarige] belemmeren, en dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om te voorkomen dat zij zich onttrekt aan de benodigde jeugdhulp. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat [minderjarige] positieve stappen heeft gezet in haar ontwikkeling, maar dat er risico's zijn van terugval in oud gedrag. De GI heeft verzocht om een (spoed)machtiging tot gesloten jeugdhulp, en de kinderrechter heeft dit verzoek ingewilligd, met de verwachting dat er een concreet stappenplan wordt opgesteld voor een hybride plaatsing in de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/695503 / JE RK 25-459
Datum uitspraak: 2 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. K. Logtenberg, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 1 april 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het bericht met bijlagen van de GI, inhoudende een briefrapportage van 8 mei 2025 en het gezinsplan van 19 mei 2025, door de rechtbank ontvangen op 26 mei 2025;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 30 mei 2025, door de rechtbank ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 2 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige] , die tevens voorafgaand aan de mondelinge behandeling is gehoord, met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam] .
1..3 De moeder is – hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.
1.4.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de grootouders moederszijde van [minderjarige] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op een gesloten groep bij Schakenbosch.
2.3. Bij beschikking van 6 november 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot
6 november 2025. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend
tot 6 mei 2025.
2.4.
Bij beschikking van 5 maart 2025 is een spoedmachtiging verleend om [minderjarige]
gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp
tot 2 april 2025. Het overig verzochte is daarbij aangehouden.
2.5.
Bij beschikking van 1 april 2025 is een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 2 juli 2025. Het overig verzochte is daarbij aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht om een (spoed)machtiging tot gesloten jeugdhulp van [minderjarige] te verlenen voor de duur van zes maanden. Er resteert nu nog een beslissing op de machtiging tot gesloten jeugdhulp van [minderjarige] voor de duur van twee maanden, te weten tot 5 september 2025.
4. Het standpunt van de GI4.1. De GI handhaaft het resterende gedeelte van het verzoek en licht het als volgt toe. De vaste jeugdbeschermer van [minderjarige] is volledig uitgevallen, waardoor het hulpverleningstraject de afgelopen periode onder druk is komen te staan. De waarnemende jeugdbeschermer is pas kort voorafgaand aan de zitting slechts in hoofdlijnen geïnformeerd. De GI ziet dat [minderjarige] zich gedurende haar verblijf bij Schakenbosch op meerdere terreinen positief ontwikkeld. Tegelijkertijd benadrukt de GI dat het traject van [minderjarige] zich nog in een kwetsbare fase bevindt. De gedragswetenschapper heeft in haar verklaring gewezen op het risico van terugval. Daarbij komt dat de relatie tussen [minderjarige] en de moeder onstabiel is. Een hybride plaatsing zou een logische vervolgstap voor [minderjarige] zijn, mits deze stap goed wordt begeleid. De komende periode is het van belang dat daarvoor een concreet hulpverleningsplan wordt opgesteld door de GI met behulp van de betrokken instanties en het netwerk van [minderjarige] .

5.Het standpunt van [minderjarige]

5.1.
Door en namens [minderjarige] wordt het volgende naar voren gebracht. [minderjarige] heeft sinds haar gesloten plaatsing positieve stappen gezet. Zij volgt haar dagprogramma, is aanwezig op school en werkt actief mee aan therapieën, waaronder muziektherapie. De samenwerking tussen [minderjarige] en haar mentor op de groep verloopt positief. Er is duidelijk sprake van motivatie en zelfinzicht bij [minderjarige] . De afgelopen periode hebben twee wegloopincidenten plaatsgevonden vanwege ruzies tussen [minderjarige] en de moeder. Tijdens zulke momenten heeft [minderjarige] geen goede uitlaatklep voor haar gedachten en emoties, waardoor zij wegloopt. Tegelijkertijd is [minderjarige] zich hiervan bewust en wil zij actief aan deze problematiek werken. Het ontbreken van continuïteit in de jeugdbescherming - door onder andere de uitval van de vaste jeugdbeschermer - heeft voor [minderjarige] een rem gezet op het zetten van verdere stappen. De advocaat van [minderjarige] benadrukt dat interne personeelsproblematiek niet tot gevolg mag hebben dat [minderjarige] stilstaat in haar ontwikkeling. [minderjarige] wenst hybride geplaatst te worden binnen Schakenbosch en haar mentor steunt deze wens. [minderjarige] wil onder voorwaarden oefenen met vrijheden, zoals het op verlof gaan naar de grootouders moederszijde. Haar wil om zich verder te ontwikkelen, haar positieve band met haar mentor en de betrokkenheid van de grootouders moederszijde maken duidelijk dat [minderjarige] juist nú ruimte nodig heeft om te oefenen met meer verantwoordelijkheden en vrijheden. Daarom wordt verzocht aan de GI om zo spoedig mogelijk een concreet stappenplan op te stellen zodat gericht gewerkt kan worden richting een hybride plaatsing. Verder is het van belang dat het contact tussen [minderjarige] en de moeder stapsgewijs wordt verbeterd. Ook moet het netwerk van [minderjarige] , waaronder de grootouders moederszijde, meer worden betrokken.

6.De beoordeling

6.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
6.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [minderjarige] de afgelopen periode een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Zij volgt haar dagprogramma, is structureel aanwezig op school en neemt deel aan muziektherapie. Ook in gesprekken met haar begeleiders toont zij een gemotiveerde houding en er is sprake van een goede band met haar mentor. [minderjarige] lijkt zich steeds meer bewust te worden van haar problematiek en gedragspatronen. Tijdens de zitting heeft zij de wens geuit om hybride geplaatst te worden. De kinderrechter acht deze wens begrijpelijk en passend bij de fase waarin [minderjarige] zich momenteel bevindt. Tegelijkertijd komt uit de overgelegde stukken naar voren dat [minderjarige] in de afgelopen periode meerdere keren is weggelopen. Zij heeft hierover tijdens de zitting op eerlijke wijze verantwoording afgelegd. Volgens [minderjarige] spelen spanningen in de relatie met haar moeder een belangrijke rol in dit gedrag.
Verder blijkt er sprake te zijn van stagnatie in het hulpverleningstraject mede door het uitvallen van de vaste jeugdbeschermer. De mentor van [minderjarige] - die over actuele en relevante informatie beschikt - kon niet aanwezig zijn bij de zitting. De waarnemende jeugdbeschermer toonde daarbij slechts een beperkte inhoudelijke betrokkenheid. Belangrijke stappen zoals Girlstalk, een psychodiagnostisch onderzoek (PO) en een stappenplan richting een hybride plaatsing zijn tot op heden niet gerealiseerd. Hierdoor ontbreekt momenteel een helder toekomstperspectief, terwijl [minderjarige] gezien haar inzet en motivatie daar wel recht op heeft.
6.3.
Het reflecterend vermogen en de openheid die [minderjarige] tijdens de zitting heeft laten zien, worden door de kinderrechter als positief gezien. Echter is de gesloten plaatsing nog maar van korte duur geweest en er is momenteel onvoldoende zicht op hoe [minderjarige] in de praktijk omgaat met meer vrijheden. De gedragswetenschapper heeft bovendien in haar verklaring gewezen op het risico van terugval in oud gedrag en een abrupte overstap naar een hybride plaatsing wordt niet verantwoord geacht. De kinderrechter acht een voortzetting van de gesloten plaatsing dan ook noodzakelijk zodat binnen de structuur van deze setting zorgvuldig beoordeeld kan worden op welke wijze en in welk tempo [minderjarige] meer vrijheden aankan. De kinderrechter verwacht dat de GI op zeer korte termijn een concreet stappenplan opstelt richting een hybride plaatsing inclusief het opstarten van de benodigde hulpverlening. Daarnaast moet er aandacht zijn voor het betrekken van het netwerk van [minderjarige] met het oog op verlof en ondersteuning.
6.4.
Gelet op al het voorgaande oordeelt de kinderrechter dat een voortzetting van de gesloten plaatsing noodzakelijk is. De kinderrechter zal daarom - mede gelet op de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper - de machtiging gesloten jeugdhulp voor de resterende duur tot 5 september 2025 verlenen. Van de GI wordt verwacht dat voor een volgende zitting zowel de voorbereiding op een hybride plaatsing als de inzet van de benodigde hulp voor [minderjarige] daadwerkelijk in gang zijn gezet.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verleent een machtiging om Jurdaysha uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 2 juni 2025 tot 5 september 2025.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A. van der Laan-Kuijt, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2025, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens als griffier, en op schrift gesteld op 16 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).