AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Gedeeltelijke afwijzing van een verzoek om publieke informatie op basis van de Wet open overheid (Woo) door Rogplus met betrekking tot jeugdhulp voor een zoon
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 20 juni 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een moeder uit Vlaardingen, en het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling openbaar lichaam Rogplus uit Maassluis. Eiseres had een verzoek ingediend op basis van de Wet open overheid (Woo) om informatie over de jeugdhulp voor haar zoon, specifiek om toegang te krijgen tot het cliëntdossier. Rogplus heeft het verzoek gedeeltelijk afgewezen, waarbij zij zich beroept op artikel 5.5 van de Woo, dat de mogelijkheid biedt om informatie over jezelf op te vragen zonder dat deze openbaar wordt gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Rogplus over een uitgebreider cliëntdossier beschikt dan de reeds geïnventariseerde stukken. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat Rogplus op goede gronden delen van de documenten heeft weggelakt om de persoonlijke levenssfeer van medewerkers te beschermen, gezien de intimidatie die medewerkers hebben ervaren van eiseres. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van Rogplus in stand blijft en eiseres geen recht heeft op terugbetaling van het griffierecht.
Voetnoten
1.Woo = Wet open overheid.
2.Te raadplegen via
3.Zie artikel 4, eerste lid, onder a, eerste en laatste zinsdeel, van de Gemeenschappelijke regeling.
4.Te raadplegen via
5.Zie artikel 7.3.8 van de Jeugdwet.
6.Dit is de ‘natuurlijke persoon die beroepsmatig jeugdhulp verleent’, zie artikel 1.1 van de Jeugdwet.
7.Ter voorlichting van partijen wijst de rechtbank eiseres er op dat zij zich tot de jeugdhulpverlener kan wenden voor inzage in en een afschrift van de gegevens uit dit dossier. Zie artikel 7.3.10 van de Jeugdwet.
8.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
9.Zoals verwoord in artikel 5.1, tweede lid, onder i, van de Woo.
10.Kamerstukken II, 2018-2019, 35 112, nr. 3, pp. 21-25.
11.Artikel 4.4, eerste lid, van de Woo.