ECLI:NL:RBROT:2025:7050

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
10-041751-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid doorzoeking auto en veroordeling voor het vervoeren van vuurwapen en cocaïne

Op 6 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het vervoeren van een vuurwapen en 5 kilogram cocaïne in een verborgen ruimte van zijn auto. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de auto rechtmatig was, ondanks de verdediging die stelde dat er geen concrete informatie was over de aanleiding voor de doorzoeking. De rechtbank vond dat de verbalisanten voldoende redenen hadden om de auto te doorzoeken, gebaseerd op informatie uit het ANPR-systeem en de waarneming van een verborgen ruimte door een gespecialiseerde verbalisant. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en de rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, waaronder het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen en de betrokkenheid bij de drugshandel. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn bekennende verklaring, maar vond dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend was. De rechtbank besloot ook dat de in beslag genomen auto onttrokken zou worden aan het verkeer, gezien de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-041751-25
Datum uitspraak: 6 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
[detentieadres] ,
raadsvrouw mr. W.M. Shreki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat integrale vrijspraak dient te volgen omdat de doorzoeking in de auto van de verdachte niet rechtmatig heeft plaatsgevonden. De politie heeft geen concrete informatie gegeven over wat de aanleiding was om te vermoeden dat sprake was van een verborgen ruimte in de auto. Doordat deze informatie niet is gedeeld kan de verdediging de rechtmatigheid van de doorzoeking niet toetsen. Hierdoor is sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Het recht op privacy van de verdachte is geschonden en het recht op een eerlijk proces.
De resultaten van de doorzoeking, de aangetroffen cocaïne, het vuurwapen en de munitie, dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Alleen de (bekennende) verklaring van de verdachte is niet voldoende. Subsidiair stelt de verdediging dat geen sprake is van medeplegen nu niet kan worden vastgesteld dat de bijrijder wist wat er in de auto lag.
Beoordeling
Op 6 februari 2025 zagen verbalisanten een auto (van het merk Honda Jazz met kenteken [kenteken]) rijden die in het referentiebestand van de politie (Automatic Number Plate Recognition: ANPR) stond. De auto op naam van de verdachte, was in de ANPR geplaatst vanwege mogelijke betrokkenheid bij ondermijnende activiteiten. Uit een proces-verbaal met meer informatie over de (reden achter) de ANPR-registratie blijkt dat dit type auto vaak wordt gebruikt om verborgen ruimtes in te bouwen en dat het voertuig in een korte periode meerdere kentekenhouders heeft gehad. Deze informatie was bij de verbalisanten bekend op het moment van de controle en speelde mee bij het besluit het voertuig te doorzoeken. De toestemming voor het plaatsen van het genoemde kenteken in het referentiebestand van de ANPR werd verleend door de officier van justitie. Na overleg met het betrokken basisteam gingen verbalisanten op 6 februari 2025 over tot controle. De verdachte was de bestuurder van het voertuig en zat samen met bijrijder [naam] (hierna: de bijrijder) in de auto. Een verbalisant – gespecialiseerd in het onderkennen en aantreffen van verborgen ruimtes in voertuigen – scheen met een zaklamp naar binnen en zag direct dat er een verborgen ruimte aanwezig was onder de achterbank. De verbalisant en ook de officier van justitie hebben aangegeven niet te kunnen en willen toelichten op basis van welke indicatoren is geverbaliseerd dat direct, met zekerheid, kon worden vastgesteld dat in het voertuig een professioneel aangebrachte verborgen ruimte aanwezig was. Dit om te voorkomen dat criminelen hun criminele activiteiten (nog beter) kunnen verhullen. Het voertuig is vervolgens doorzocht en in de verborgen ruimte werden een vuurwapen en cocaïne aangetroffen.
De rechtbank merkt op dat de verbalisanten bevoegd waren om het voertuig te controleren op grond van de informatie die zij verkregen uit het ANPR-systeem. De rechtbank stelt verder vast dat de verbalisanten controlebevoegdheden toekomen op grond van artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994. Daar komt bij dat de door verbalisanten genoemde omstandigheden, namelijk de ANPR-hit in verband met ondermijnende criminaliteit, meerdere kentekenhouders in een korte periode en de waarneming van een verborgen ruimte door een daarin gespecialiseerde verbalisant, naar het oordeel van de rechtbank objectief gezien voldoende aanleiding gaven voor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is een opsporingsambtenaar bevoegd om ter inbeslagneming een vervoermiddel te doorzoeken in geval van ontdekking van een strafbaar feit op heterdaad of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv. In het proces-verbaal is de gang van zaken voldoende beschreven en op basis daarvan is te toetsen. Gelet op al het voorgaande, is de doorzoeking van de auto naar het oordeel van de rechtbank rechtmatig. De rechtbank verwerpt het verweer dat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. Er is geen zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak gemaakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat ook het tenlastegelegde medeplegen bewezen kan worden.
De verdachte heeft verklaard dat hij in opdracht van een ander een vuurwapen en cocaïne in de in zijn auto aangebrachte verborgen ruimte heeft vervoerd en dat hij daarvoor geld zou krijgen. Deze andere persoon heeft de verborgen ruimte in zijn auto geplaatst en de verboden goederen aan hem gegeven. Ze hebben de spullen vervolgens samen in de auto geplaatst. Daarnaast is DNA-materiaal van zowel de verdachte als dat van de bijrijder aangetroffen op (delen van) het vuurwapen. Op basis van het voorgaande kan worden bewezen dat dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en één of meer anderen.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, door een vuurwapen met bijbehorende munitie en 5 kilogram cocaïne te vervoeren in zijn auto met een verborgen ruimte.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 6 februari 2025 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, model 17, kaliber 9x19mm voorhanden heeft gehad;
2
hij, op 6 februari 2025 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 43 kogelpatronen, kaliber 9X19 mm voorhanden heeft gehad;
3
hij op 6 februari 2025 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft vervoerd,
cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;

2. Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

3. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte had in een speciaal daarvoor ingebouwde verborgen ruimte in zijn auto een vuurwapen met bijbehorende munitie en 5 kilogram cocaïne. Dit zijn zeer ernstige feiten. De ervaring leert dat drugs en vuurwapens vaak samen gaan. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens levert in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Het is ook algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen gevaar oplevert voor de volksgezondheid en dat dit direct en indirect een oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van de hieraan verwante maatschappelijke problemen.
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 april 2025, gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Daarbij merkt de rechtbank op dat hoewel het wapen in een verborgen ruimte zat, de verdachte er snel en gemakkelijk bij kon en ermee reed op de openbare weg. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de (op zitting) afgelegde bekennende verklaring van de verdachte waarbij hij voor een groot deel openheid van zaken heeft gegeven. De rechtbank zal mede daarom afzien van het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar een (groot) deel voorwaardelijk opleggen.
Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank hoopt dat de verdachte voorkomt dat hij weer in dit soort situaties terecht komt en dat hij wegblijft van criminele activiteiten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen auto, merk Honda Jazz met kenteken [kenteken], zal worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is, gelet op de in de auto aanwezige verborgen ruimte, in strijd met de wet en het algemeen belang. De bewezen feiten zijn daarnaast met behulp van de auto begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart de onder de verdachte inbeslaggenomen auto, merk Honda Jazz met kenteken [kenteken], onttrokken aan het verkeer.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. H. Wielhouwer en J.C. Oord, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Hoebe, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 6 februari 2025 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een
pistool van het merk Glock, model 17, kaliber 9x19mm en/of
voorhanden heeft gehad;
2
hij, op of omstreeks 6 februari 2025 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten
munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
43 kogelpatronen, althans een of meerdere kogelpatronen kaliber 9X19mm
voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 6 februari 2025 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer in totaal 5014 gram netto, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.