Op 17 juni 2025 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker heeft een wrakingsverzoek ingediend tegen rechter mr. C. Vogtschmidt in een bestuurszaak met betrekking tot een WOZ-beschikking. Het verzoeker is gedaan naar aanleiding van een eerdere zitting op 13 mei 2024, waarbij verzoeker zich niet goed geïnformeerd voelde over de gang van zaken. Hij stelde dat de rechter vooringenomen was en dat er geen duidelijkheid was over de griffierechten in zijn zaken. De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde gronden niet voldoende onderbouwd zijn met concrete feiten. De rechtbank benadrukt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoeker geen zwaarwegende aanwijzingen heeft gegeven voor een schijn van partijdigheid. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.