In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen. De verdachte, geboren in 2004 en niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen, werd bijgestaan door haar raadsman, mr. M.P. Kloppenburg. De officier van justitie, mr. P.L. van Montfoort, had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet kan worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 november 2024 in de woning van haar vriendin is aangehouden, waar een automatisch vuurwapen werd aangetroffen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de omstandigheden rondom de zaak zorgvuldig gewogen. De verdachte had weliswaar toegang tot de kamer waar het wapen was, maar de rechtbank concludeert dat zij niet over het wapen kon beschikken, omdat het wapen niet in haar eigen woning was aangetroffen en zij niet in de kamer verbleef waar het wapen lag. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat de verdachte het wapen voorhanden heeft gehad, en heeft haar vrijgesproken van de beschuldiging. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het nieuwe feit.