ECLI:NL:RBROT:2025:7078

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
10.389211.24, 10.200801.24 (vordering TUL)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van bedreiging, vernieling en voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen

Op 6 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, medeplegen van vernieling en het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden. De zaak betreft een schietincident op 25 november 2024, waarbij het portiek van een flatgebouw in Rotterdam werd beschoten met een automatisch vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als wapenleverancier fungeerde en dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had aanvankelijk een hogere straf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voor het primair ten laste gelegde feit kon worden veroordeeld. De rechtbank verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis, omdat dit vonnis nog niet onherroepelijk was. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar mee in de strafmaat, waarbij ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging zijn genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.389211.24
Parketnummer vordering TUL: 10.200801.24
Datum uitspraak: 6 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] in [plaats] ,
preventief gedetineerd in [detentieadres] ,
raadsman: mr. N. Stegerhoek, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.L. Van Montfoort heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1 primair: vrijspraak zonder nadere motivering (medeplegen poging moord)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Feit 1 subsidiair: bewijswaardering (medeplegen van een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde integraal worden vrijgesproken. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte op 25 november 2024 het wapen heeft overgedragen waarmee geschoten is. Subsidiair geldt dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat het schieten op het portiek van het flatgebouw aan het [adres 2] geen bedreiging oplevert. Op basis van het dossier kunnen onvoldoende feiten en omstandigheden worden vastgesteld omtrent de vrees die door het beschieten van het flatgebouw bij de bewoners kon ontstaan, zodat niet kan worden vastgesteld dat er in deze situatie sprake is geweest van een bedreiging. Meer subsidiair geldt dat vrijspraak moet volgen omdat geen sprake is geweest van opzet op bedreiging.
4.2.2.
Beoordeling
In de nacht van 25 november 2024 heeft [medeverdachte 1] het portiek van de woningen aan het [adres 2] in Rotterdam beschoten met een automatisch vuurwapen. Als gevolg daarvan is een groot aantal kogelinslagen aan zowel de buitenkant (de toegangsdeur en de brievenbussen), als de binnenkant (de toegang tot de lift en de achterdeur van de hal) van het gebouw ontstaan.
Op een eerder moment in de nacht van 25 november 2024 is [medeverdachte 1] [hierna te noemen: [medeverdachte 1] ] thuis opgehaald door de medeverdachte [medeverdachte 2] [hierna te noemen: [medeverdachte 2] ] in een zwarte Kia Picanto met [kenteken] , waarmee zij naar de Bolnesstraat op het bedrijventerrein Hordijk in Rotterdam Zuid zijn gereden.
Diezelfde nacht heeft op diezelfde Bolnesstraat een overdracht plaatsgevonden van een blauwe Albert Heijn tas vanuit een witte Volkswagen Polo met een wit dak naar een witte Volkswagen Polo met een zwart dak. Op enig moment haalde een man een blauwe Albert Heijn tas met inhoud uit de witte Polo met het zwarte dak en liep hij met deze tas richting het begin van de Bolnesstraat. Uit de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] valt op te maken dat, nadat zij op het bedrijventerrein waren gearriveerd, een man bij hen achter in de auto was gestapt. Deze man heeft de geld afgegeven, is vervolgens uitgestapt en is teruggekomen met een vuurwapen in een blauwe Albert Heijn tas. Op basis van het voorgaande in samenhang bezien kan worden vastgesteld dat degene die het wapen uit de witte Volkswagen Polo met het zwarte dak heeft gehaald en in de zwarte Kia Picanto heeft overgedragen dezelfde persoon is. Het kenteken van de witte Polo met het zwarte dak is later door de politie achterhaald: [kenteken 2] .
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn vervolgens met de Kia Picanto richting Rotterdam-West gereden. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat op enig moment dicht bij de plaats delict de wapenleverancier nogmaals is ingestapt en instructies heeft gegeven alvorens uit te stappen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn vervolgens naar de Spaansebocht gereden. Daar is [medeverdachte 1] uit de auto gestapt en richting het portiek van de woningen aan het [adres 2] gerend om dit te beschieten. Na de beschieting van dit portiek is hij terug naar de auto gerend.
Verdachte is de wapenleverancier
De rechtbank oordeelt dat de verdachte de wapenleverancier is. Deze vaststelling rust op de volgende feiten en omstandigheden bezien in onderlinge samenhang:
a.
Gegevens op de telefoons van verdachte
Uit onderzoek van verdachtes telefoon is gebleken dat de verdachte op 24 november 2024 om 23:35 uur – enkele uren voor het beschieten van het flatgebouw aan het [adres 2] – via Google Maps met de functie Streetview heeft gekeken naar het doelwit: het portiek van [adres 2] . Van het doelwit is een screenshot gemaakt en dit is op de telefoon van de verdachte aangetroffen.
Op de tweede telefoon van de verdachte zijn in de navigatieapp Apple Maps twee locaties opgeslagen. Eén van deze locaties – met tijdstempel ‘25-11-2024 01:09:35 (UTC+1)’ – betreft de locatie waar van de overdracht van het vuurwapen, op of omstreeks het moment waarop dit heeft plaatsgevonden. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat hieruit niet zonder meer volgt dat ook de telefoon op dat moment op die locatie was, maar het enkele feit dat de locatie met het genoemde tijdstempel op zijn telefoon is aangetroffen is in het licht van de overige feiten en omstandigheden buitengewoon opvallend te noemen.
De verdachte heeft geen verklaring gegeven waarom de hiervoor benoemde gegevens op zijn telefoons zijn aangetroffen.
Inzittende witte Polo
In de nacht van 25 november 2025 is ongeveer een uur na de beschieting de witte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] gecontroleerd door de politie. In de Volkswagen Polo zaten op dat moment vier personen, onder wie de verdachte. De verdachte heeft tijdens de terechtzitting verklaard dat hij net daarvoor was opgehaald bij zijn kantoor in Schiedam, dat ze vervolgens Snus hadden gehaald op de Nieuwe Binnenweg en dat ze toen zijn teruggekeerd naar Schiedam. Volgens de verdachte heeft hij verder niet in de auto gezeten. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig, omdat die niet strookt met de reisbewegingen van de auto die de politie heeft achterhaald.
Overeenkomsten kleding
Van de vier inzittenden van de Volkswagen Polo zijn bij de hiervoor genoemde controle door de politie foto’s gemaakt. Als de foto van de verdachte wordt vergeleken met de camerabeelden van de Bolnesstraat waarop de wapenleverancier voor het eerst te zien is, vallen de volgende overeenkomsten op: zwarte kleding met een lichtkleurig embleem op de broek ter hoogte van het bovenbeen en de schoenen met daarboven blote enkels.
Herkenning door [medeverdachte 1]
Aan [medeverdachte 1] is door de politie een foto getoond van de verdachte. Hij herkende de verdachte als zijnde de man van wie hij in de zwarte Kia Picanto het wapen had ontvangen.
Tussenconclusie
Op grond van de hierboven feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte de wapenleverancier is geweest. Naar aanleiding van het subsidiaire en meer subsidiaire verweer wordt nog als volgt overwogen.
Bedreiging
Voor de vraag of sprake is van bedreiging is vereist dat de bedreiging van dien aard is dat deze in het algemeen een redelijke vrees kan opwekken voor datgene waarmee gedreigd wordt. Naar het oordeel van de rechtbank was onmiskenbaar sprake van bedreiging van de bewoners van de woningen aan het [adres 2] , nu met een automatisch vuurwapen op het portiek is geschoten, een deel van het gebouw dat alle bewoners passeren als zij naar buiten of naar binnen gaan. Alleen al de kogelinslagen moeten voor de bewoners niet te missen zijn geweest. Van geen belang is welke bewoners thuis waren toen er geschoten werd. Anders dan de verdediging heeft bepleit, ziet de rechtbank geen aanwijzingen dat verdachtes opzet niet op het aanjagen van vrees gericht was. Door te schieten op het portiek hebben de verdachten ten minste de aanmerkelijke kans aanvaard dat de bewoners zich bedreigd zouden voelen, zodat in elk geval sprake is van voorwaardelijk opzet. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Feit 2: bewijswaardering (medeplegen vernieling)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet van het onder 2 ten laste gelegde integraal worden vrijgesproken.
4.3.2.
Beoordeling
Uit de hiervoor onder feit 1 vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat het portiek van het [adres 2] is beschoten met een automatisch vuurwapen dat [medeverdachte 1] van de verdachte had gekregen. Er zat een groot aantal kogelinslagen in de toegangsdeur, de brievenbussen, de toegang tot de lift en de achterdeur van de hal. Gezien verdachtes betrokkenheid bij het beschieten van het portiek kan hij naar het oordeel van de rechtbank ook als medepleger van vernieling worden beschouwd.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Feit 3: bewijswaardering (medeplegen voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen)
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet van het onder 3 ten laste gelegde integraal worden vrijgesproken. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat verdachte op 25 november 2024 aanwezig is geweest op de parkeerplaats en daarbij een wapen heeft overgedragen.
4.4.2.
Beoordeling
Uit de hiervoor onder feit 1 vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat de verdachten zich bewust zijn geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen en dat zij daarover konden beschikken. De verdachte heeft het automatische vuurwapen in de auto aan de schutter gegeven en ook instructies gegeven. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte als medepleger van het bezitten van een automatisch vuurwapen kan worden beschouwd.
4.4.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 (subsidiair), 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
subsidiair:
hij op 25 november 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, één of meer bewoners van de woningen aan het [adres 2]
, heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door meermaals met een automatisch vuurwapen op het portiek van het pand waar die woningen in zijn gevestigd,
te schieten;
2
hij op 25 november 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk
een gebouw, te weten een portiekflat aan het [adres 2] , dat aan een ander dan
verdachte of zijn mededaders toebehoort
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt,
door meermaals met een automatisch vuurwapen op het
portiek te schieten;
3
hij op 25 november 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
een wapen van categorie II, onder 2 en onder 3 van de Wet wapens en munitie,
te weten een automatisch geweer, van het merk Zastava, type M70 AB2, kaliber
7.62x39mm
zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en een vuurwapen dat
zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

Het onder 1 bewezen feit levert op:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Het onder 2 bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen/beschadigen/onbruikbaar maken
Het onder 3 bewezen feit levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º
of onderdeel 7º
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, met uitzondering van onderdeel 2º
of onderdeel 7º
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.1.
Vormverzuim
7.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a lid 1 Sv. Er is onderzoek verricht aan de in beslag genomen telefoons van verdachte. Dit levert een inbreuk op van artikel 8 EVRM, namelijk het recht op privacy/private life. Op grond van jurisprudentie van het Hof van Justitie (CG/Landeck) en de Hoge Raad had de rechter-commissaris moeten oordelen over de vraag of dit onderzoek mocht plaatsvinden, maar dit is niet gebeurd. Het vormverzuim moet leiden tot strafvermindering.
7.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat sprake is van een vormverzuim. Bij het onderzoek aan de telefoons van de verdachte viel een meer dan beperkte inbreuk te voorzien op de persoonlijke levenssfeer van verdachte.
Hoewel het Landeck-arrest nog niet was gewezen ten tijde van het onderzoek aan de telefoons, betreft het geen nieuw recht, maar een nadere uitleg van reeds bestaand recht. De toestemming van de officier van justitie was daarom niet toereikend; de rechter-commissaris had toestemming moeten geven, voordat dit onderzoek mocht worden uitgevoerd.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat het geconstateerde vormverzuim niet behoeft te leiden tot strafvermindering. Het betrof een onderzoek naar een ernstig strafbaar feit, waarbij de aard en ernst van het delict een onderzoek aan de telefoon rechtvaardigen. Als op juiste wijze een machtiging bij de rechter-commissaris zou zijn aangevraagd, zou deze naar alle waarschijnlijkheid zijn verkregen. De verdachte is door het vormverzuim dan ook niet in een nadeliger positie gebracht ten opzichte van de situatie dat dit verzuim niet zou zijn begaan. Daarom volstaat de rechtbank met de enkele constatering van het vormverzuim.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich, samen met de medeverdachten, schuldig gemaakt aan het beschieten van een portiek van een flatgebouw. De verdachte heeft hierin een bepalende rol gespeeld door het automatische vuurwapen aan de schutter te overhandigen. Het betreft een zeer ernstig strafbaar feit. Een dergelijke schietpartij is immers uiterst bedreigend en beangstigend voor de bewoners van de desbetreffende woningen. Het veroorzaakt in de samenleving in het algemeen en bij omwonenden in het bijzonder gevoelens van onrust, angst en onveiligheid. De verdachte heeft bijgedragen aan deze zeer intimiderende vorm van geweld, die heeft geleid tot schade aan de toegangsdeur, brievenbussen, lift en achterdeur van het portiek. De verdachte heeft ter zitting geen verantwoordelijkheid genomen voor de feiten, maar alle betrokkenheid daarbij ontkend. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank weegt ook mee dat de verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven en dat hij die bewuste nacht een sturende en bepalende rol heeft gehad. Gelet op de houding van de verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 13 september 2024 is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot voorwaardelijke een gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in zijn vordering, omdat het vonnis van 13 september 2024 nog niet onherroepelijk is.
8.3.
Beoordeling
Omdat het vonnis van 13 september 2024 nog niet onherroepelijk is, zal de rechtbank – in overeenstemming met het standpunt van de officier van justitie – het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging van het vonnis.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van achtentwintig (28) maanden;
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in haar vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 13 september 2024 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H. Kroon, voorzitter,
en mrs. R.D.M. de Boer en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.A. Wolterink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 25 november 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
één of meer bewoner(s) van de woning(en) aan het [adres 2]
, althans in die woning(en) aanwezige personen,
opzettelijk en
met voorbedachten rade
van het leven te beroven
meermaals met een automatisch vuurwapen op, althans in de richting van, die
woning(en), althans het portiek van het pand waar die woning(en) in zijn gevestigd,
heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
één of meer bewoner(s) van de woning(en) aan het [adres 2]
, althans in die woning(en) aanwezige personen,
heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door meermaals met een automatisch vuurwapen op, althans in de richting van, die
woning(en), althans het portiek van het pand waar die woning(en) in zijn gevestigd,
te schieten;
2
hij op of omstreeks 25 november 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een gebouw, te weten een portiekflat aan het [adres 2] , in
elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan [stichting] , in elk geval aan een ander dan
verdachte of zijn mededader(s), toebehoort
heeft vernield en/of beschadigd en /of onbruikbaar gemaakt,
door meermaals met een automatisch vuurwapen op, althans in de richting van, het
portiek te schieten;
3
hij/zij op of omstreeks 25 november 2024 te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen van categorie II, onder 2 en/of onder 3 van de Wet wapens en munitie,
te weten een automatisch geweer, van het merk Zastava, type M70 AB2, kaliber
7.62x39mm
zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of een vuurwapen dat
zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was
en /of dat de aanvalskracht werd verhoogd
voorhanden heeft gehad.