ECLI:NL:RBROT:2025:7113

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
C/10/699751 / KG ZA 25-447
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van een zorgbehoevende naar een andere woonvoorziening en de toetsing van de redelijkheid van het besluit

In deze zaak gaat het om een kort geding waarin eiseressen, zussen van een zorgbehoevende, zich verzetten tegen een eenzijdig besluit van de stichting Zuidwester om hun zus te verhuizen naar een andere woonvoorziening. De zus verblijft momenteel in een woonvoorziening van Zuidwester op basis van een zorgindicatie. Eiseressen vorderen een verbod op de verhuizing zonder toestemming van de mentor. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 17 juni 2025 behandeld en geconcludeerd dat Zuidwester in redelijkheid tot het verhuizingsbesluit is gekomen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Zuidwester de zorginhoudelijke en organisatorische redenen voor de verhuizing voldoende heeft gemotiveerd. Eiseressen hebben betoogd dat de verhuizing niet in het belang van hun zus is, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat Zuidwester de belangen van de zorgbehoevende en de maatschappelijke verantwoordelijkheid in de besluitvorming heeft afgewogen. De vordering van eiseressen wordt afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/699751 / KG ZA 25-447
Vonnis in kort geding van 17 juni 2025
in de zaak van

1.[eiseres 1],

wonende te Rheden,
2.
[eiseres 2],
wonende te Heteren,
eiseressen,
advocaat mr. M.C.G. Stut te Rotterdam,
tegen
de stichting
STICHTING ZUIDWESTER,
gevestigd te Middelharnis,
gedaagde,
advocaten mr. D.J.C. Post en mr. D. van Rossenberg te Zeist.
Partijen worden hierna afzonderlijk [eiseres 1], [eiseres 2] en Zuidwester genoemd.
Eiseressen worden gezamenlijk aangeduid als [eiseressen]

1.De zaak in het kort

De zus van [eiseressen] heeft een zorgindicatie en verblijft in dat kader in een woonlocatie van Zuidwester. Zuidwester heeft eenzijdig besloten de zus intern te verhuizen. [eiseressen] menen dat dat besluit niet in het belang is van hun zus en komen op tegen dat besluit. Zij vorderen een verbod op Zuidwester om zonder toestemming van de mentor tot verhuizing van hun zus over te gaan. De voorzieningenrechter kan het besluit van Zuidwester slechts marginaal toetsen. Hij komt tot het oordeel dat Zuidwester in redelijkheid tot het betreffende besluit is gekomen, zodat de vordering van [eiseressen] wordt afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 mei 2025;
  • de 35 producties van [eiseressen];
  • de conclusie van antwoord;
  • de 13 producties van Zuidwester;
  • de mondelinge behandeling op 3 juni 2025;
  • de pleitnota van [eiseressen];
  • de pleitnota van Zuidwester.

3.De feiten

3.1.
[eiseressen] zijn zussen van elkaar en van [naam 1] (hierna: [naam 1]). Bij beschikkingen van 4 maart 2019 heeft de kantonrechter van deze rechtbank [eiseres 1] en [eiseres 2] benoemd tot mentor respectievelijk bewindvoerder met betrekking tot [naam 1].
3.2.
[naam 1] is vanaf haar geboorte verstandelijk en lichamelijk beperkt en heeft een psychiatrische stoornis en gedragsstoornissen. Zij heeft een VG7-indicatie. Dit zorgprofiel geldt voor mensen met een verstandelijke beperking die behoefte hebben aan zeer intensieve begeleiding, behandeling en verzorging vanwege ernstige psychische en/of gedragsproblemen.
3.3.
Zuidwester is een zorgorganisatie die mensen begeleidt met een (licht) verstandelijke beperking, niet aangeboren hersenletsel en stoornis op het autismespectrum. Zij beheert meerdere (woon)voorzieningen, waaronder woonlocaties op het terrein Hernesseroord in Middelharnis.
3.4.
Op 28 februari 2023 heeft [eiseres 1] ten behoeve van [naam 1] een zorg- en dienstverleningsovereenkomst (hierna: de ZDO) gesloten met Zuidwester. Op grond van de ZDO verblijft [naam 1] sinds 11 maart 2023 bij Zuidwester, op de woonlocatie [locatie 1] (hierna: [locatie 1]).
3.5.
Op 26 februari 2025 heeft Zuidwester aan [eiseressen] meegedeeld dat [naam 1] op korte termijn gaat verhuizen naar de woonlocatie [locatie 2] (hierna: [locatie 2]). [eiseressen] hebben gelijk te kennen gegeven niet akkoord te gaan met deze verhuizing en hun zorgen geuit over de impact van die verandering op [naam 1].
3.6.
Vanaf dat moment hebben partijen veel met elkaar gecorrespondeerd.
3.7.
Op verzoek van [eiseressen] om de overplaatsing te motiveren, heeft [naam 2], orthopedagoog en gedragsdeskundige van Zuidwester (hierna: [naam 2]), bij brief van 15 april 2025 de volgende toelichting gegeven:
“(…)
Zorgprofiel en ondersteuningsbehoefte
[naam 1] is een kwetsbare vrouw die sterk afhankelijk is van voorspelbaarheid, vaste routines
en een prikkelarme omgeving. Vanwege haar autisme en verstandelijke beperking ervaart zij
moeite met het reguleren van emoties, het omgaan met onverwachte situaties en het behouden van overzicht. Een veilige, gestructureerde omgeving is essentieel voor haar dagelijks functioneren en welbevinden.
Zorginhoudelijke overwegingen
Op dit moment verblijft [naam 1] in een woning met acht bewoners, waarvan meerdere ernstig probleemgedrag vertonen. Deze setting brengt een hoge mate van prikkelbelasting en
onvoorspelbaarheid met zich mee.
De woning aan [locatie 2] biedt een kleinschaliger en rustiger woonklimaat, met een
groepsgrootte van vier bewoners. De woning is gelijksvloer en overzichtelijk in vormgeving
wat meer houvast geeft bij gefragmenteerde/onoverzichtelijk beeld van de wereld. Hierdoor is er meer overzicht, structuur en ruimte voor individuele aandacht. De begeleidingsstijl binnen deze woning is afgestemd op cliënten met vergelijkbare ondersteuningsbehoeften. Daarnaast is er sprake van een stabiel en deskundig team dat ervaring heeft met de begeleiding van mensen met autisme en een verstandelijke beperking. Deze factoren vormen een solide basis voor een veilige, voorspelbare omgeving waarin [naam 1] de reeds ingezette ontwikkeling kan voortzetten.
In het licht van de te verwachten herplaatsing als gevolg van de geplande nieuwbouw, kan op dit moment worden gewaarborgd dat voor [naam 1] een passende en duurzame woonvoorziening beschikbaar is, die aansluit bij haar specifieke ondersteuningsbehoeften.
Te verwachten effecten van de overplaatsing
Op basis van het huidige functioneren, is de verwachting dat [naam 1] op [locatie 2]
beter tot haar recht zal komen. De combinatie van prikkelreductie, individuele aandacht, vaste routines en een veilige groepsdynamiek draagt bij aan:
  • Verhoging van het algemeen welbevinden
  • Meer ruimte voor zelfstandigheid
  • Afname van stress en overprikkeling
  • Verbetering in deelname de sociale interactie
Conclusie
De overplaatsing naar [locatie 2] wordt gezien als een passende stap binnen het
zorgtraject van [naam 1]. Het voortzetten van verblijf in de huidige woonsetting zou het risico
met zich meebrengen dat haar welzijn en ontwikkelmogelijkheden verder onder druk komen
te staan. De voorgenomen overplaatsing sluit aan bij de uitgangspunten van passende en
persoonsgerichte zorg.”
3.8.
Op 22 april 2025 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen partijen en hun advocaten. De bespreking heeft niet tot een oplossing geleid. [eiseressen] stellen zich op het standpunt dat de overplaatsing niet in het belang van [naam 1] is, omdat [locatie 2] niet past bij haar zorgbehoefte.
3.9.
Bij brief van 6 mei 2025 heeft Zuidwester een nadere toelichting gegeven op het besluit tot overplaatsing van [naam 1]. In die brief voert Zuidwester aan dat zowel zorginhoudelijke gronden als organisatorische gronden het noodzakelijk maken dat [naam 1] wordt overgeplaatst naar [locatie 2].
3.10.
[eiseressen] hebben hun bezwaren tegen het overplaatsingsbesluit gehandhaafd.

4.Het geschil

4.1.
[eiseressen] vorderen, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Zuidwester te verbieden [naam 1] zonder toestemming van de mentor te herplaatsen dan wel te verhuizen naar welke andere locatie van Zuidwester (alsook nevenvestigingen) dan ook, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of deel hiervan dat Zuidwester niet voldoet aan het te wijzen vonnis;
Zuidwester te veroordelen in de kosten van de procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Zuidwester concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseressen] althans [eiseres 2] in de vordering dan wel de vordering af te wijzen, met veroordeling van [eiseressen] in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.

5.De beoordeling

5.1.
Het besluit van Zuidwester waartegen [eiseressen] opkomen, houdt in dat [naam 1] op zeer korte termijn wordt overgeplaatst. Het spoedeisend belang van [eiseressen] bij hun vorderingen is daarmee voldoende gegeven en is ook niet betwist door Zuidwester.
5.2.
In geschil is de vraag of Zuidwester, onder de gegeven omstandigheden, mag besluiten dat [naam 1] wordt overgeplaatst van [locatie 1] naar [locatie 2]. Bij de beoordeling van die vraag stelt de voorzieningenrechter voorop dat hem slechts een marginale toetsing toekomt. Het gaat om de vraag of Zuidwester in redelijkheid tot het betreffende besluit is gekomen.
5.3.
[eiseressen] stellen dat er geen sprake is van een zorgvuldig genomen besluit. Zuidwester had op grond van artikelen 8.1.1 lid 4 jo. 8.1.2 lid 1 sub d Wlz overleg moeten voeren met de mentor voor beslissingen waarbij [naam 1] is betrokken, maar zij heeft [eiseressen] op geen enkele wijze betrokken bij de besluitvorming rondom de verhuizing.
Daarnaast betwisten [eiseressen] de organisatorische en zorginhoudelijke gronden die Zuidwester aan haar besluit tot verhuizing ten grondslag heeft gelegd. Volgens [eiseressen] heeft een verhuizing naar [locatie 2] negatieve gevolgen voor het welzijn, gedrag en fysiek functioneren van [naam 1]. Een verblijf in [locatie 2] voldoet niet aan de zorg die Zuidwester op grond van de ZDO verplicht is te bieden en is dus niet in het belang van [naam 1]. [eiseressen] hebben de indruk dat het besluit enkel is ingegeven door organisatorische redenen. Dat is weliswaar een reëel probleem van Zuidwester maar kan geen grond vormen voor een gedwongen verhuizing, aldus [eiseressen]
5.4.
Zuidwester voert daartegen aan dat zij het verhuizingsbesluit weloverwogen heeft genomen. Volgens haar sluit [locatie 2] beter dan [locatie 1] aan bij de zorgbehoefte van [naam 1]. Verder wijst zij erop dat zij als zorgaanbieder niet alleen rekening moet houden met de belangen van [naam 1], maar ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft om – in de situatie waarin sprake is van een tekort aan locaties voor mensen met hoogcomplex gedrag – passende zorg te bieden aan zoveel mogelijk cliënten.
5.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende gebleken dat Zuidwester steken heeft laten vallen door [eiseressen] niet te betrekken bij het besluitvormingsproces. Op grond van artikelen 8.1.1 lid 4 jo. 8.1.2 lid 1 sub d Wlz dient Zuidwester de wensen van [naam 1] en haar mentor met betrekking tot de wijze waarop [naam 1] haar leven wil inrichten zoveel mogelijk te respecteren, tenzij dit in redelijkheid niet van Zuidwester kan worden gevergd in verband met bijvoorbeeld de rechten van andere verzekerden of een goede en ordelijke gang van zaken. Op zichzelf volgt uit deze bepalingen of uit de ZDO niet dat [naam 1] aanspraak heeft op een specifieke locatie binnen Zuidwester of dat Zuidwester voor een besluit om [naam 1] over te plaatsen de instemming nodig heeft van de mentor. Wel brengen genoemde artikelen met zich dat het op de weg lag van Zuidwester om [eiseressen] tijdig op de hoogte te stellen van de voorgenomen verhuizing en hen in de gelegenheid te stellen om hun zienswijze over te brengen voordat het besluit werd genomen. Dat is niet gebeurd. Toen [eiseressen] op 26 februari 2025 op de hoogte werden gesteld van de verhuizing, stond het besluit al vast. Zuidwester heeft daarna veel gecommuniceerd met [eiseressen], maar enkel met het doel om bij [eiseressen] alsnog draagvlak voor het besluit te creëren. Overleg over mogelijke andere woonlocaties was niet mogelijk. Op dat punt is de besluitvormingsprocedure niet zorgvuldig verlopen en heeft Zuidwester eraan bijgedragen dat dit geschil nu tussen partijen loopt. Dat valt haar te verwijten.
5.6.
Dat betekent echter niet zonder meer dat Zuidwester niet in redelijkheid tot het overplaatsingsbesluit heeft kunnen komen. De vraag is of Zuidwester bij het eenzijdig nemen van het besluit in voldoende mate rekening heeft gehouden met de passendheid van de omgeving en het zorgniveau van [locatie 2] bij de zorgbehoefte van [naam 1]. Daarbij geldt dat Zuidwester, zoals zij terecht stelt, bij de besluitvorming over de huisvesting niet alleen de belangen van [naam 1] in het oog moet houden, maar ook het maatschappelijk belang dat zij de zorg doeltreffend en doelmatig inricht en inzet. Dat laatste brengt onder meer met zich dat Zuidwester continu monitort (en mag monitoren) of cliënten in de gehandicaptenzorg op een passende locatie verblijven en een beleid voert dat zorgt voor optimale benutting van de (beperkt) beschikbare plaatsen.
5.7.
Zuidwester heeft aan haar verhuizingsbesluit zorginhoudelijke en organisatorische redenen ten grondslag gelegd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Zuidwester die redenen voldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd.
5.8.
Wat betreft de belangen van [naam 1] heeft Zuidwester een schriftelijke toelichting van [naam 2] overgelegd (zie 3.7.). [naam 2] is de gedragsdeskundige die betrokken is bij de zorgvraag van [naam 1] sinds zij bij Zuidwester verblijft en heeft meermaals deelgenomen aan de multidisciplinaire overleggen met betrekking tot [naam 1]. De stelling van Zuidwester dat hij vanuit die hoedanigheid bij uitstek bekend is met haar zorgvraag, is daarom voldoende aannemelijk geworden. [eiseressen] onderschrijven de vaststelling van [naam 2] dat [naam 1] een kwetsbare vrouw is die sterk afhankelijk is van voorspelbaarheid, vaste routines en een prikkelarme omgeving. Het verschil van mening is gelegen in de vraag wat voor prikkelarme omgeving bij [naam 1] past. Uit de toelichting van [naam 2] en die ter zitting begrijpt de voorzieningenrechter dat [naam 1] in de afgelopen twee jaar bij Zuidwester een ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat de omgeving en begeleidingsstijl bij [locatie 2], gelet op die ontwikkeling, nu beter bij [naam 1] passen. [locatie 2] biedt een kleinschaliger en rustiger woonklimaat, met een stabiel en deskundig team en waar ruimte is voor (verdere ontwikkeling van) zelfstandigheid. Verder heeft Zuidwester een bericht overgelegd van [naam 3], een GZ-psycholoog, waarin zij verklaart dat het oordeel van [naam 2] over [naam 1] wordt ondersteund door een cluster van zorgprofessionals.
5.9.
[eiseressen] zijn van mening dat [locatie 2] niet geschikt is voor [naam 1]. Zij wijzen erop dat bij de woning sprake is van een schuine helling, oneffenheden, roosters en een brandtrap. Dit zijn allemaal omstandigheden die voor [naam 1] eng zijn, omdat zij geen diepte kan zien. Verder is de beoogde kamer kleiner en zal [naam 1] de badkamer en het toilet moeten delen. Bij [naam 1] zal dit stress opleveren vanwege haar autisme. Ter onderbouwing hebben [eiseressen] verklaringen en analyses overgelegd van zorgprofessionals die [naam 1] in het verleden hebben begeleid. Zuidwester heeft die verklaringen gemotiveerd bestreden en benadrukt dat – anders dan de door [eiseressen] overgelegde verklaringen – haar oordeel is gebaseerd op de huidige ontwikkeling en zorgbehoefte van [naam 1]. Onderdeel van die ontwikkeling is dat [naam 1] bij [locatie 2] in een kleinschalige setting kan leren zelfstandig om te gaan met de zaken waar zij moeite mee heeft, zoals de helling en de roosters. Verder wijst Zuidwester erop dat de samenstelling van de groep en het zorgverlenersteam bij [locatie 1] op korte termijn gaan veranderen. [naam 1] zal dus hoe dan ook moeten verhuizen en de eerdere verhuizing naar [locatie 2] voorkomt dat zij de chaos van die veranderingen meekrijgt.
5.10.
Zoals gezegd is het inhoudelijk oordeel over de zorgbehoefte van [naam 1] aan Zuidwester. Met de voorliggende stukken is voldoende aannemelijk dat Zuidwester bij de keuze voor [locatie 2] de ontwikkeling en de doelen in de zorgbehoefte van [naam 1] voldoende heeft afgewogen. Met die stukken heeft Zuidwester ook voldoende onderbouwd dat het overplaatsingsbesluit wordt gedragen door een breder team van zorgprofessionals en niet enkel door organisatorische redenen is ingegeven, zoals [eiseressen] hebben gesteld.
5.11.
Wat betreft het maatschappelijk belang heeft Zuidwester onderbouwd toegelicht dat zij te maken heeft met wachtlijsten en dat de verhuizing van [naam 1] ervoor zorgt dat er een plek vrijkomt voor een andere client met een zwaardere zorgvraag, voor wie een plek op [locatie 1] juist wel noodzakelijk is. Hieraan doet niet af dat, zoals [eiseressen] tijdens de zitting hebben betoogd, op de wachtlijst ook iemand staat die wel in [locatie 2] terecht zou kunnen. Zuidwester heeft voldoende toegelicht dat aan de voor [locatie 1] bestemde persoon meer prioriteit toekomt dan aan de persoon die ook naar [locatie 2] zou kunnen. Een dergelijke afweging is aan Zuidwester en de voorzieningenrechter heeft geen argumenten aangereikt gekregen voor het oordeel dat die afweging onredelijk is.
5.12.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat voldoende aannemelijk is dat Zuidwester in redelijkheid tot het verhuizingsbesluit is gekomen. Het gevorderde verbod om [naam 1] zonder toestemming van de mentor te herplaatsen/verhuizen, wordt daarom afgewezen.
5.13.
De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat Zuidwester blijft evalueren of de nieuwe locatie passend is voor [naam 1] en in dat kader in goed overleg blijft met [eiseressen]
In dit verband is van belang dat Zuidwester onderkent dat de woning uitdagingen biedt voor [naam 1] om zich verder te ontwikkelen, maar ook bereid is om voorzieningen te treffen als mocht blijken dat bepaalde kenmerken een onoverkomelijk beletsel vormen voor [naam 1] om zelfstandig naar buiten te gaan. Dit geldt bijvoorbeeld specifiek voor de roosters die rondom de woning liggen. Zuidwester mag aan deze bereidheid worden gehouden. Mogelijke zorg over de vraag hoe [naam 1] op deze kenmerken zal reageren, is echter onvoldoende om de overplaatsing tegen te houden.
5.14.
[eiseressen] krijgen ongelijk, want hun vordering wordt afgewezen. Vanwege wat in 5.5. is overwogen, heeft echter ook Zuidwester een relevant aandeel gehad in het ontstaan van dit geschil. Daarin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2025.
2091 / 1980