ECLI:NL:RBROT:2025:7115

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
10.049332.25 en 10.109433.25 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederspannigheid met letsel tot gevolg en het onbruikbaar maken van een politiecel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid met letsel tot gevolg en het onbruikbaar maken van een politiecel. De verdachte, geboren in 1994 en niet ingeschreven in de basisregistratie, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 13 februari 2025 te Rotterdam met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, wat resulteerde in lichamelijk letsel bij de verbalisanten. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar geëist, wat de rechtbank heeft toegewezen. De verdediging heeft betoogd dat het geweld van de verbalisanten niet rechtmatig was en dat er geen causaal verband was tussen de handelingen van de verdachte en het letsel van de verbalisanten. De rechtbank heeft deze verweren verworpen en geoordeeld dat het geweld van de verbalisanten noodzakelijk en proportioneel was. De verdachte is veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar en moet schadevergoedingen betalen aan de benadeelde partijen, waaronder verbalisanten en de Politie Eenheid Rotterdam. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10.049332.25 en 10.109433.25 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 13 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1994,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
feitelijk verblijvende op het adres: [adres] , [postcode] te [plaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [penitentiaire inrichting] ,
raadsman mr. C.A.F. Visser, advocaat te Wormerveer.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort en zakelijk weergegeven, komt de verdenking er op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid met letsel tot gevolg (parketnummer 10.049332.25) en het onbruikbaar maken van een politiecel (parketnummer 10.109433.25).

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10.049332.25 en parketnummer 10.109433.25 ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD) ex artikel 38m Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor de duur van twee jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (parketnummer 10.109433.25)
Het onder parketnummer 10.109433.25 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (parketnummer 10.049332.25)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Het feit kan wettig en overtuigend worden bewezen, met uitzondering van ‘het onder het lichaam stoppen van de armen’ en ‘trappende bewegingen maken met de benen’.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Het door de buitengewoon opsporingsambtenaren (hierna: boa’s) gebruikte geweld was niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Het was voor de staandehouding niet nodig om de verdachte vast te pakken en naar de grond te werken. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte rustig loopt en geen geweld gebruikt. Het geweld begint aan de zijde van de boa’s.
Daarnaast is er geen causaal verband tussen het letsel dat zou zijn ontstaan bij [verbalisant 1] en hetgeen de verdachte gedaan zou hebben. [verbalisant 1] weet ook zelf niet wanneer ze het letsel heeft opgelopen. Het kan de verdachte niet worden toegerekend dat een verbalisant onhandig bezig is en [verbalisant 2] tegen zijn oog slaat. Tevens ontbreekt de medische verklaring met betrekking tot het letsel aan zijn oogkas en knieën.
Subsidiair sluit de verdediging zich aan bij het standpunt van de officier van justitie dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de gedachtestreepjes ‘het onder het lichaam stoppen van de armen’ en ‘trappende bewegingen maken met de benen’.
4.2.3.
Beoordeling
De verbalisanten krijgen een melding van overlast. Zij treffen de verdachte aan. De verdachte wordt staande gehouden en wordt om zijn vervoersbewijs gevraagd. De verdachte roept
‘I speak English’, waarna de vraag in het Engels wordt herhaald. De verdachte zegt dat hij geen vervoersbewijs heeft. Hierna wordt het identiteitsbewijs gevorderd. De verdachte kan hieraan evenmin voldoen. Aan de verdachte wordt gevraagd om mee te lopen naar een plaats waar fouillering buiten het zicht van de reizigers kan plaatsvinden, te weten de Etos tunnel. De verdachte loopt aanvankelijk mee richting de tunnel. Halverwege wil de verdachte niet verder lopen. De verdachte wordt door een van de verbalisanten lichtelijk aan de linkermouw getrokken. De verdachte werkt niet mee en rukt zijn armen los. Vervolgens wordt de verdachte meegedeeld dat hij is aangehouden ter zake van het niet op eerste vordering tonen van een geldig identiteitsbewijs. De verdachte blijft zich verzetten en de verbalisanten brengen daarop de verdachte naar de grond. Ook op de grond staakt de verdachte zijn verzet niet. Hij stopt zijn armen onder zijn lichaam en maakt trappende bewegingen. De verdachte wordt een pijnprikkel gegeven door hem knokkels in zijn zij te zetten en vervolgens een draaiende beweging te maken met de vuist. Uiteindelijk wordt de verdachte opgetild en naar de Etos tunnel gedragen. Tijdens het optreden heeft een van de verbalisanten een gezwollen wijsvinger opgelopen en een andere verbalisant een kneuzing aan de oogkas en knieën.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van onrechtmatig optreden van de verbalisanten, zodat zij in de rechtmatige uitoefening van hun bediening werkzaam waren.
Het door hen toegepaste geweld was noodzakelijk gelet op het verzet van de verdachte. Het optreden was bovendien proportioneel. Het letsel dat bij de verbalisanten hierdoor is ontstaan, is in redelijkheid toe te rekenen aan het gedrag van de verdachte.
4.2.4.
Conclusie
De verweren van de verdediging worden verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10.049332.25 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10.109433.25 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10.049332.25
hij op 13 februari 2025 te Rotterdam,
zich met geweld heeft verzet
tegen ambtenaren, [persoon A] , [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , werkzaam als medewerkers van Veiligheid & Service als buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter fouillering en aanhouding van verdachte
door
- meermaals zijn armen los te trekken/bewegen,
- zijn armen onder zijn lichaam te stoppen, en
- trappende bewegingen met zijn benen te maken,
althans zich in een andere richting te bewegen dan waarin voornoemde ambtenaren trachtten hem te bewegen,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten
- een gezwollen wijsvinger en knokkel bij die [verbalisant 1] , en
- kneuzingen aan de oogkas en knieën bij die [verbalisant 2] ,
ten gevolge heeft gehad;
Parketnummer 10.109433.25
hij op 16 februari 2025 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een
politieceldie aan de Politie Eenheid Rotterdam toebehoorde
heeft onbruikbaar gemaakt .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10.049332.25: wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
10.109433.25: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering ISD-maatregel

7.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar.
7.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat oplegging van de ISD-maatregel niet passend en geboden is. Gelet op de ernst van het handelen van de verdachte is het niet passend om hem twee jaar een traject in te sturen. Uit de justitiële documentatie blijkt dat de verdachte niet heel recentelijk veroordeeld is.
Subsidiair verzoekt de verdediging bij het bepalen van de duur van de ISD-maatregel de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hiervan af te trekken.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
7.3.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.3.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid met lichamelijk letsel tot gevolg. Daarnaast heeft hij een politiecel besmeurd met ontlasting. De feiten laten zien dat verdachte geen respect heeft getoond voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van andere personen en evenmin voor de eigendommen van anderen.
7.3.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 april 2025 blijkt dat de verdachte eerder meermaals is veroordeeld voor soortgelijke en andersoortige strafbare feiten.
7.3.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 april 2025. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte komt vanaf 2014, vrij snel nadat hij zich in Nederland vestigde, met justitie in aanraking en ontwikkelde sindsdien een omvangrijk strafblad dat inmiddels uit 22 pagina's bestaat. In 2017 werd de ISD-maatregel opgelegd en destijds ging het een periode vrij goed. Het strafblad laat een zorgelijke ontwikkeling zien, met in de laatste jaren een toename van agressief dan wel gewelddadig delictgedrag, waarschijnlijk onder invloed van middelen.
Er bestaat problematiek op alle leefgebieden. De verdachte leidt reeds jaren een marginaal bestaan, waarbij hij in een doos op straat slaapt en niet beschikt over een vorm van zinvolle dagbesteding. Criminogene factoren zijn gelegen op het gebied van middelengebruik, psychosociaal functioneren en houding. De verdachte verklaart de hele dag door cannabis te roken en het effect ervan zou zijn dat 'het leven sneller gaat', maar ook vertelt de verdachte dat hij er minder door aan zijn problemen moet denken als hij blowt en afspraken vergeet. In het verleden was er sprake van alcoholproblematiek, maar de verdachte verklaart de laatste jaren nog maar weinig alcohol te nuttigen. Andere middelen zou hij niet gebruiken. Rapporteur vraagt zich af of de verdachte hier naar waarheid verklaart, gezien het gedrag dat hij in het station liet zien. Tijdens een vorige ISD-maatregel kreeg de verdachte meer stabiliteit in zijn leven, maar bleef hij alcohol en drugs gebruiken waardoor hij uiteindelijk zijn huisvesting en werk weer kwijtraakte. Het lukt de verdachte zelfstandig niet om langdurig controle te krijgen over zijn problemen en er oplossingen voor te vinden. Hij komt gemakkelijk tot delictgedrag. Beschermende factoren heeft de reclassering nu niet gevonden.
Het risico op recidive en letsel wordt ingeschat als hoog. Het risico op het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. Volgens de reclassering is er een langdurig traject in een stevig juridisch kader nodig om tot de gewenste langdurige gedragsverandering te komen. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
7.3.4.
Conclusies van de rechtbank
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 april 2025 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een ISD-maatregel is voldaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. Er moet, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank heeft ook op de terechtzitting niet de indruk gekregen dat de verdachte mee zal werken aan hulpverlening in het kader van bijzondere voorwaarden of een voorwaardelijke ISD-maatregel.
De rechtbank onderschrijft dan ook de conclusie van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is en wel onvoorwaardelijk. Andere mogelijkheden zijn er niet (meer).
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist de maatregel van ISD voor de duur van twee jaren. De duur van de voorlopige hechtenis wordt niet in mindering gebracht zodat maximaal uitvoering kan worden gegeven aan de doelen van de maatregel.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Vordering [verbalisant 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [verbalisant 2] ter zake van het onder parketnummer 10.049332.25 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 400,- aan immateriële schade.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering tot schadevergoeding is voldoende onderbouwd en kan integraal worden toegewezen, met toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De vordering tot schadevergoeding is niet onderbouwd met een medische verklaring en het causaal verband tussen het vermeende letsel en de gedragingen van de verdachte ontbreekt.
8.1.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 200,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 februari 2025.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
Vordering [verbalisant 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [verbalisant 1] ter zake van het onder parketnummer 10.049332.25 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 750,- aan immateriële schade.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering tot schadevergoeding is voldoende onderbouwd en kan integraal worden toegewezen, met toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De vordering tot schadevergoeding is onvoldoende onderbouwd en het causaal verband tussen het vermeende letsel en de gedragingen van de verdachte ontbreekt.
8.2.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,-, zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 februari 2025.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Vordering Politie Eenheid Rotterdam
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: Politie Eenheid Rotterdam ter zake van het onder parketnummer 10.109433.25 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 82,43 aan materiële schade.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering tot schadevergoeding is voldoende onderbouwd en kan integraal worden toegewezen, met toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10.109433.25 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 februari 2025.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [verbalisant 2] een schadevergoeding van € 200,-, de benadeelde partij [verbalisant 1] een schadevergoeding van € 750,- en de politie een schadevergoeding van € 82,43 betalen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57, 181 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10.049332.25 en parketnummer 10.109433.25 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [verbalisant 2] , te betalen een bedrag van
€ 200,- (zegge: tweehonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij in hoofdsom meer gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [verbalisant 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [verbalisant 2] te betalen
€ 200,-(hoofdsom,
zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 200,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
4 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 2] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [verbalisant 1] , te betalen een bedrag van
€ 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [verbalisant 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [verbalisant 1] te betalen
€ 750,-(hoofdsom,
zegge: zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 750,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
15 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Politie Eenheid Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 82,43 (zegge: tweeëntachtig euro en drieënveertig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij Politie Eenheid Rotterdam gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. N. Shahani en A.M.G. van de Kragt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.D. Bijl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 13 juni 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10.049332.25
hij op of omstreeks 13 februari 2025 te Rotterdam,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen ambtenaren, [persoon A] , [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] , werkzaam als medewerkers van Veiligheid & Service als buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten ter fouillering en/of aanhouding van verdachte
door
- meermaals zijn armen los te trekken/bewegen,
- zijn armen onder zijn lichaam te stoppen, en/of
- trappende bewegingen met zijn benen te maken,
althans zich in een andere richting te bewegen dan waarin voornoemde ambtenaren trachtten hem te bewegen,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten
- een gezwollen wijsvinger en/of knokkel bij die [verbalisant 1] , en/of
- kneuzingen aan de oogkas en/of knieën bij die [verbalisant 2] ,
ten gevolge heeft gehad;
Parketnummer 10.109433.25
hij op of omstreeks 16 februari 2025 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een cellencomplex, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Politie Eenheid Rotterdam, in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.