ECLI:NL:RBROT:2025:7200

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
ROT 24/4076
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering van eiseres na beoordeling van functionele mogelijkheden

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 20 juni 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering beoordeeld. Eiseres, die als schoonmaker werkte, had zich op 4 oktober 2021 ziekgemeld en ontving vanaf 3 januari 2022 een ZW-uitkering. Het UWV beëindigde haar uitkering per 4 november 2022, omdat zij volgens hun beoordeling meer dan 65% van haar loon kon verdienen, ondanks haar beperkingen. Eiseres was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de functionele mogelijkheden van eiseres en dat de vastgestelde beperkingen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) correct zijn. De rechtbank oordeelt dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoen aan de eisen van zorgvuldigheid en dat er geen tegenstrijdigheden zijn. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd dat haar beperkingen niet correct zijn vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres geen recht meer heeft op een ZW-uitkering, omdat zij in staat is om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4076

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. J. van der Stel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. C. Nobel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1
Het UWV heeft met het primaire besluit van 14 september 2022 bepaald dat eiseres per 4 november 2022 geen ZW-uitkering meer krijgt. Met het bestreden besluit van 21 maart 2024 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij deze beëindiging gebleven.
1.2
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft daarom beroep ingesteld. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
Eiseres heeft op 15 november 2024 aanvullende medische informatie overgelegd.
1.4
Op 17 december 2024 heeft verweerder een reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 december 2024 overgelegd.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam], tolk Pools, en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Eiseres werkte als schoonmaker kantine voor gemiddeld 38,91 uur per week. Nadat haar dienstverband was geëindigd, is aan eiseres met ingang van 1 maart 2021 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Eiseres heeft zich op 4 oktober 2021 ziekgemeld. Het UWV heeft haar met ingang van 3 januari 2022 een ZW-uitkering toegekend.
2.2
Nadat eiseres een jaar ziek was, heeft het UWV beoordeeld of eiseres nog recht heeft op een ZW-uitkering. Dit wordt de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling genoemd. Eiseres is hiervoor op het spreekuur van de verzekeringsarts van het UWV geweest. Deze verzekeringsarts heeft onderzocht wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn. Deze beperkingen zijn opgenomen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 2 september 2022. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld welk werk eiseres kan doen met die beperkingen. Volgens de arbeidsdeskundige zijn er zes functies die eiseres, ondanks haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van de eerste drie functies 91,24% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. Omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde, heeft het UWV met het besluit van 14 september 2022 bepaald dat eiseres per 4 november 2022 geen ZW-uitkering meer krijgt. [1]
2.3
In bezwaar doen de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het UWV [2] opnieuw onderzoek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de vastgestelde psychische beperkingen onderschreven en heeft ook een beperking ten aanzien van patiëntcontact toegevoegd, omdat dit niet minder psychisch belastend is dan klantcontact. Er zijn geen redenen aanwezig geacht om op grond van de psychische klachten meer beperkingen vast te stellen. Ten aanzien van de lichamelijke klachten en beperkingen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat in de primaire rapportage de beperking ten aanzien van hurken is beschreven, maar deze niet goed is doorgekomen in de FML. Deze zal alsnog worden toegevoegd aan de FML. Wegens de klachten van het nog net het toilet halen bij aandrang tot plassen, zal in bezwaar de beperking ‘aangewezen op een toilet in de buurt van de werkplek’ worden toegevoegd. Voorts is toegelicht dat ten aanzien van de overige lichamelijke klachten voldoende beperkingen in de FML zijn opgenomen. Deze aanpassingen zijn weergegeven in de FML van 21 februari 2024, geldig per 2 september 2022. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vindt dat eiseres door de aangepaste FML de functie van monteur reparatie smartphones en/of tablets (SBC-code 267032) niet kan verrichten. Er blijven dan nog genoeg functies over waarmee de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de arbeidsongeschiktheid kan berekenen. Het vervallen van deze functie heeft geen invloed op het percentage van het loon dat zij verdiende voor de ziekmelding, zijnde 91,24%. Het UWV heeft daarom met het besluit van 21 maart 2024 aan eiseres laten weten bij het standpunt te blijven dat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. Daarom heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of het UWV de ZW-uitkering van eiseres terecht met ingang van 4 november 2022 heeft beëindigd. Daarvoor moet zij beoordelen of het UWV zich terecht op het standpunt stelt dat eiseres, ondanks haar beperkingen, per 4 november 2022 ten minste 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. De rechtbank beoordeelt dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft het UWV de beperkingen van eiseres correct vastgesteld?4.1. Eiseres vindt dat zij meer beperkt is dan het UWV heeft vastgesteld in de FML. Volgens eiseres heeft het UWV haar lichamelijke en psychische klachten onderschat en onvoldoende rekening gehouden met de combinatie van deze klachten. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft eiseres informatie van de behandelend sector overgelegd. Uit deze informatie, met name de informatie van de behandelend psycholoog, valt af te leiden dat eiseres door haar klachten een slechte nachtrust heeft en overdag rust en/of slaap nodig heeft om te recupereren. Eiseres is van mening dat meer beperkingen, waaronder een urenbeperking, moeten worden vastgesteld.
4.2.
Het UWV heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank overweegt dat het UWV besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid op dit soort rapporten mag baseren. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
Als iemand vindt dat de besluiten van het UWV over zijn of haar arbeidsongeschiktheid niet juist zijn, dan moet die persoon aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan deze voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Om aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
4.3.
De rechtbank oordeelt dat de rapporten van de eerste verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de drie genoemde voorwaarden voldoen. De eerste verzekeringsarts heeft eiseres op 31 augustus 2022 gezien en haar lichamelijk en psychisch onderzocht. Ook heeft een gesprek over de gezondheid en het functioneren van eiseres plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd, heeft eiseres gezien en eiseres kort onderzocht tijdens de hoorzitting op 20 februari 2024. Daarnaast heeft zij informatie van de behandelend huisarts van 23 augustus 2023 en het behandelplan van Stichting Sarya van 3 november 2023 ontvangen. Deze informatie heeft zij bij de beoordeling meegewogen. De rechtbank vindt daarom dat er een zorgvuldig medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen.
4.4.
Wat eiseres heeft aangevoerd, maakt niet dat de rechtbank twijfelt aan de juistheid van de medische beoordeling van de eerste verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze artsen hebben voldoende toegelicht dat er geen reden is om meer lichamelijke en/of psychische beperkingen voor eiseres vast te stellen. Hierbij is rekening gehouden met de verkregen informatie van de huisarts van eiseres van 13 juni 2022 en 23 augustus 2023 en de hierin genoemde onderzoeken en resultaten van de behandelend specialisten. Ook is rekening gehouden met de onderlinge samenhang van haar psychische en lichamelijke klachten. Bovendien heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar reactie van 13 december 2024 toegelicht dat uit de op 15 november 2024 overgelegde medische informatie niet blijkt dat sprake is van andere medische problematiek dan waarmee al rekening was gehouden. De rechtbank merkt nog op dat het bij de beoordeling gaat om de beperkingen die objectief medisch kunnen worden onderbouwd. De klachten die iemand ervaart of een gestelde diagnose is dan ook niet beslissend bij de beoordeling. Ten aanzien van het gestelde tijdens de zitting van 7 maart 2025 overweegt de rechtbank het volgende. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 februari 2024 valt af te leiden dat zij al bekend was met de bij eiseres bestaande ongespecificeerde depressieve stemmingsstoornis, zoals benoemd in de in bezwaar overgelegde informatie van 3 november 2023. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook rekening gehouden met de aangegeven angstklachten, slechte nachtrust en de door eiseres vermelde klachten van energiegebrek. Hierbij is ook rekening gehouden met de combinatie van lichamelijke en psychische klachten van eiseres. Voorts is inzichtelijk toegelicht dat voor eiseres voldoende beperkingen zijn vastgesteld, zo zijn er al diverse beperkingen gesteld voor persoonlijk en sociaal functioneren en is hier nog een beperking voor patiëntencontact aan toegevoegd. Tot slot heeft het UWV tijdens de zitting toegelicht dat een urenbeperking wordt bezien als sluitstuk voor de beoordeling van de beperkingen. Gelet op de al voor eiseres gestelde psychische en lichamelijk beperkingen hebben de verzekeringsartsen geen reden gezien om het aantal uren dat eiseres kan werken te beperken.
4.5.
Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat het UWV de beperkingen van eiseres correct heeft vastgesteld en dat de beperkingen in de FML juist zijn.
Kan eiseres de geselecteerde functies verrichten?
5.1.
Eiseres vindt dat zij de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geselecteerde resterende functies niet kan verrichten. Zij stelt dat haar belastbaarheid in deze functies wordt overschreden.
5.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vindt dat de functies van lader, losser (SBC 111220), productiemedewerker textiel, geen kleding (SBC 272043), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC 111180), textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) (SBC 111160) en assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (SBC 267071) geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben uitvoerig gemotiveerd waarom de werkzaamheden die horen bij deze functies, de belastbaarheid van eiseres in de FML niet overschrijden. Wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, maakt niet dat bij de rechtbank twijfel is ontstaan over de geschiktheid van de functies.

Conclusie en gevolgen

6. Het UWV is er terecht van uitgegaan dat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. Het UWV heeft daarom terecht bepaald dat eiseres met ingang van 4 november 2022 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van G.J. Machwirth, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de Ziektewet, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde (a) ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en (b) wegens een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel heeft de verzekerde, indien hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen, recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij hiertoe in staat is geacht.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.

Voetnoten

1.Het UWV heeft dit gebaseerd op artikel 19aa van de ZW.
2.De verzekeringsarts bezwaar en beroep onderzoekt in bezwaar of de eerste verzekeringsarts de beperkingen van iemand juist heeft vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderzoekt vervolgens of de eerste arbeidsdeskundige juist heeft vastgesteld welk werk iemand kan doen met die beperkingen.