ECLI:NL:RBROT:2025:7228

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
10/003664-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan voorbereidingshandelingen voor vervaardiging van synthetische drugs en vuurwapenbezit

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 23 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het treffen van voorbereidingshandelingen voor de vervaardiging van synthetische drugs en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk faciliteren van drugshandel door zijn kelderbox ter beschikking te stellen voor de opslag van hulpstoffen voor synthetische drugs. Tijdens het onderzoek op de terechtzitting op 9 april 2025 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen wetenschap had van de inhoud van de dozen in zijn kelderbox. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplichtigheid, maar sprak de verdachte vrij van medeplegen, omdat er geen nauwe en bewuste samenwerking met anderen kon worden vastgesteld. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, en benadrukte de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/003664-25
Datum uitspraak: 23 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1970,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. T. Erdal, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Daalder heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht bij de reclassering, ambulante begeleiding en meewerken aan schuldhulpverlening.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering (feit 1)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft hij onder meer aangevoerd dat de omstandigheden waaronder meerdere dozen, inhoudende hulpstoffen voor de vervaardiging van synthetische drugs, in de kelderbox van de verdachte zijn aangetroffen, in combinatie met de politiemutatie dat de verdachte in verband kan worden gebracht met drugshandel en dat de verdachte over een vuurwapen beschikte, tot de conclusie leiden dat de verdachte voorwaardelijke opzet heeft gehad op het medeplegen van het treffen van voorbereidingen voor vervaardiging van synthetische drugs.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap en geen beschikkingsmacht had over hetgeen zich in zijn kelderbox bevond. De verdachte heeft slechts zijn kelderbox ter beschikking gesteld aan een vriend voor het opslaan van een aantal dozen. Hij heeft de dozen niet geopend noch onderzocht. De verdachte wist dat zijn vriend in de tuinbouw werkte en had geen reden om aan zijn mededelingen, dat de inhoud van de dozen bestemd was voor gebruik in de tuinbouw en later voor autobanden, te twijfelen. Hij hoefde er daarom ook niet op bedacht te zijn dat de inhoud van de dozen hulpstoffen voor de vervaardiging van synthetische drugs zou bevatten. Het dossier bevat geen wettig en overtuigend bewijs dat er sprake was van een rol van voldoende gewicht om te spreken van een voor medeplegen nauwe en bewuste samenwerking. Ook ten aanzien van de ten laste gelegde medeplichtigheid is geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig.
4.1.3.
Beoordeling
Op 5 januari 2025 werden verbalisanten naar aanleiding van een melding dat meerdere kelderboxen waren opengebroken, gedirigeerd naar het Paganinipad in Spijkenisse.
Aldaar aangekomen hebben de verbalisanten meerdere geopende deuren aangetroffen, welke toegang gaven tot de bij de woningen behorende kelderboxen. De kelderboxdeur van nummer [huisnummer X] was versplinterd en opengebroken en het slot was geforceerd en verbogen. Bij onderzoek in de kelderbox werden in totaal 20 grote kartonnen dozen aangetroffen en alle dozen waren voorzien van een etiket met Chinese tekens, welke vertaald naar de Nederlandse taal ‘kleurstof’ betekende. Het adres behorend bij de woning met huisnummer [huisnummer X] was bij de politie ambtshalve bekend als het inschrijfadres van de verdachte. Na controle in het politie processensysteem werd een registratie aangetroffen, waarin stond vermeld dat de verdachte vermoedelijk in de heroïnehandel zat.
De aangetroffen dozen werden in beslag genomen en na het openen van die dozen werden
jerrycansmet inhoud aangetroffen. Later onderzoek heeft uitgewezen dat er drie verschillende stoffen in de
jerrycanszaten, te weten 50 kilogram aan kaliumcarbonaat, 100 liter aan 5-broom-1-penteen en 250 liter aan het oplosmiddel
N,N-dimethylformamide (DMF). Deze stoffen worden samen gebruikt bij de vervaardiging van synthetische cannabinoiden (synthetische drugs). De verdachte werd later aangehouden.
Ten aanzien van de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van de in het voorgaande geschetste feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank een gerechtvaardigd vermoeden ontstaan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het treffen van voorbereidingen voor de vervaardiging van synthetische drugs. Van de verdachte mocht daarom worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring zou geven over de aanwezigheid van de aangetroffen grote hoeveelheden stoffen in zijn kelderbox. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring die de verdachte daarover heeft gegeven niet als een dergelijke verklaring kan worden aangemerkt en dat de verdachte telkens wisselend dan wel niet consistent heeft verklaard over de wetenschap van de stoffen die in zijn kelderbox zijn aangetroffen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte tijdens het gehele voorbereidend onderzoek en de inhoudelijke behandeling iedere betrokkenheid bij het treffen van voorbereidingen voor de vervaardiging van synthetische drugs, stellig heeft ontkend. Volgens de verdachte had de vriend aan wie hij zijn kelderbox ter beschikking heeft gesteld, zelf de dozen ter bewaring in zijn kelderbox. Deze dozen zouden later door andere personen weer worden opgehaald. Bij zijn aanhouding heeft de verdachte verklaard dat hij niet wist welke stoffen in de dozen zaten. Vervolgens heeft de verdachte tijdens het verhoor bij de politie verklaard dat zijn vriend aan hem had medegedeeld dat de stoffen in de dozen voor planten bestemd waren en niets met drugs te maken hadden. Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat de stoffen in de dozen voor planten of (hetgeen zijn vriend hem later zou hebben gezegd) voor autobanden bestemd waren.
Tijdens de inhoudelijke behandeling, door de rechtbank geconfronteerd met de constatering dat hij telkens wisselende verklaringen heeft afgelegd, verklaarde de verdachte onder meer dat zijn vriend aan hem had medegedeeld dat de inhoud van de dozen zowel voor planten als ook voor autobanden bestemd waren. Deze verklaring zou volgens de verdachte niet correct in het proces-verbaal van verhoor bij de politie zijn opgenomen.
De rechtbank hecht geen geloof aan de door de verdachte ter terechtzitting geschetste gang van zaken, en gaat dan ook aan deze verklaring voorbij. Daarbij komt dat de rechtbank geen reden heeft om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de door de verdachte bij de politie afgelegde verklaring te twijfelen, met dien verstande dat op ambtseed door de verbalisanten is gerelateerd hetgeen door de verdachte is verklaard. De verdachte heeft nadat hij deze verklaring had doorgelezen verklaard daarmee in te stemmen en ook ondertekend.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zijnde de hoofdbewoner van de woning, met daarbij behorende kelderbox, toegang tot deze ruimtes. De verdachte wordt daarom verondersteld bekend te zijn met hetgeen zich in zijn woning en in de kelderbox bevindt. Van de verdachte kan daarom minst genomen worden verwacht dat hij nader onderzoek zal doen naar de in zijn kelderbox bewaarde dozen. Ondanks dat de verdachte de situatie kennelijk niet vertrouwde en zelf aan zijn vriend zou hebben gevraagd of de stoffen betrekking hadden op drugs, is nader onderzoek van de zijde van de verdachte uitgebleven. Dat onderzoek had wel voor de hand gelegen, omdat de mededeling dat het stoffen betrof die zowel geschikt zouden zijn voor de plantenkweek als voor het reinigen van autovelgen op zijn minst argwaan had moeten oproepen. Verder blijkt ook niet dat verdachte de vriend heeft gevraagd waarom de stoffen bij hem moesten worden opgeslagen en wat voor derden deze dan weer zouden komen ophalen. Bovendien kon de verdachte geen verklaring geven voor de reden waarom hij deze ‘specifieke’ vraag naar het verband met drugs aan zijn vriend had gesteld. Daarnaast kon de verdachte geen aanvullende persoons- of contactgegevens van deze ‘vriend’ geven, ondanks dat hij naar eigen zeggen al (vijftien) jaren met hem bevriend is. De verklaring van de verdachte dat toen hij zijn vriend niet kon bereiken, hij zijn nummer maar uit zijn telefoon heeft gewist, komt de rechtbank daarom ook onwaarschijnlijk voor. Temeer nu de dozen van deze vriend nog in de kelderbox van de verdachte te vinden waren.
Het voorgaande, alsmede het op de dozen vermelde afleveradres van een asbestverwerkingsbedrijf in Soesterberg, de etiketten met Chinese tekens en het vermoeden dat de verdachte betrokken zou zijn bij drugshandel, leidt de rechtbank tot de slotsom dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er hulpstoffen voor de vervaardiging van drugs in zijn kelderbox werden bewaard. Gelet op de toegang die de verdachte had tot de kelderbox kon hij hierover beschikken. De rechtbank is derhalve van oordeel dat er minst genomen sprake is van voorwaardelijk opzet op het aanwezig hebben van deze hulpstoffen.
Ten aanzien van de rol van de verdachte bij het ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Medeplegen (primair)
Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting heeft de rechtbank niet door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een ander of anderen is komen vast te staan. Aan dit oordeel ligt in het bijzonder ten grondslag dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een gezamenlijke uitvoering. De bijdrage van de verdachte, zoals deze uit het dossier is gebleken, is van onvoldoende gewicht geweest voor het aannemen van medeplegen van het treffen van voorbereidingen voor de vervaardiging van synthetische drugs.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Medeplichtigheid (subsidiair)
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen bestond de medeplichtigheid van de verdachte uit het leveren van een faciliterende bijdrage, te weten het ter beschikking stellen van zijn kelderbox. Daarmee heeft de verdachte aan een ander of anderen de gelegenheid en middelen verschaft om, ter voorbereiding van een strafbaar feit uit de Opiumwet, (hulp)stoffen op te slaan en voorhanden te hebben. Door aldus te handelen hebben betreffende voorbereidingshandelingen plaats kunnen vinden.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zowel opzet had op het verschaffen van gelegenheid en middelen, door zijn kelderbox ter beschikking te stellen, als voorwaardelijk opzet op het gronddelict, te weten de voorbereidingshandelingen. Het verweer wordt dan ook verworpen.
4.1.4.
Conclusie
Niet bewezen is dat de verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van het treffen van voorbereidingen voor de vervaardiging van synthetische drugs heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken. Wel is bewezen dat de verdachte de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan het treffen van voorbereidingen voor de vervaardiging van synthetische drugs heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 2)
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair.
(een) ander(en) op 5 januari 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
,om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een of meer (grote) hoeveelheden MDMB-4en-PINACA, voor te bereiden en/of te bevorderen, stoffen voorhanden heeft gehad, te weten
- een of meerdere jerrycans en,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende kaliumcarbonaat,
en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende 5-broom-1-penteen,
en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende
N,N-Dimethylformamide
(DMF),
waarvan die ander(en) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 5 januari 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
,opzettelijk gelegenheid
enmiddelen heeft verschaft, door zijn kelderbox ter beschikking te stellen;
2.
hij op 5 januari 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
,een wapen als bedoeld in
artikel2
,lid 1
,Categorie III
,onder 1º
,van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º
,van die wet in de vorm van een pistool
, namelijk een pistool,van het merk Sarsilmaz
typeSAR9 SC, kaliber 9mm en daarbij behorende patroonmagazijn en patronen, kaliber 9mm
,voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1 subsidiair.
medeplichtigheid aan het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door opzettelijk gelegenheid tot het plegen van dat feit te verschaffen;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zijn kelderbox ter beschikking gesteld voor de opslag van een grote hoeveelheid (hulp)stoffen voor de productie van synthetische drugs. Daarmee heeft de verdachte de producenten van synthetische drugs gefaciliteerd. Hij was een essentiële schakel in het geheel en hij heeft op deze manier bijgedragen aan de instandhouding van de productie van synthetische drugs. Het is algemeen bekend dat de productie van en handel in drugs gepaard gaat met onder meer (zware) criminaliteit (waaronder afrekeningen, die al dan niet op straat plaatsvinden) en dat er, zoals uit de media regelmatig naar voren komt, grote veiligheidsrisico’s mee gemoeid kunnen zijn, vanwege explosiegevaar en grote milieuschade kan ontstaan door later gedumpt afval en financiële schade voor de beheerders van dat milieu (verwijderingskosten). Ook heeft drugsgebruik nadelige maatschappelijke gevolgen zoals gezondheidsschade voor gebruikers daarvan. De verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de risico’s en de gevolgen van zijn handelen. De rechtbank rekent de verdachte zijn rol in dit feit zwaar aan.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan verboden vuurwapenbezit met bijbehorende patroonmagazijn en patronen in zijn woning. Hij heeft daarmee een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van andere personen en zichzelf in het leven geroepen, omdat het voorhanden hebben van een vuurwapen vaak leidt tot het gebruik daarvan, hetgeen ook weer (vuurwapen)geweld uitlokt. Ook hiertegen dient streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering), heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 maart 2025. Dit rapport houdt -kort en zakelijk weergegeven- het volgende in.
Het valt de reclassering op dat uit het dossier, maar ook uit het verhaal van de verdachte zelf, gebleken dat hij problemen met anderen heeft. Hij heeft zelf zijn eigen verklaringen over een ontvoering, meerdere mishandelingen en vechtpartijen waarvan hij slachtoffer is geworden in het verleden en is van mening dat die omstandigheden niet met criminaliteit te maken hebben. Desondanks kan de reclassering zich niet aan de indruk onttrekken dat de verdachte in de criminele circuit verzeild is geraakt. Dit strookt ook met informatie van de politie over vermoedens van drugshandel. Of dit bewust is of dat er vooral misbruik van de verdachte wordt gemaakt, is voor de reclassering nu niet te bepalen. De verdachte heeft aanzienlijke schulden, moet waarschijnlijk uit zijn huidige woning en lijkt een netwerk van personen om zich te hebben die niet het beste met hem voor hebben.
Door de opstelling van de verdachte, namelijk dat hij naïef en goedgelovig is en mensen graag wil helpen, maakt hij een kwetsbare indruk en denkt de reclassering dat het goed is als hij hulp van de reclassering daarvoor krijgt. Door het bieden van ambulante begeleiding aan de verdachte kan hij niet alleen op praktisch vlak geholpen worden. De begeleiding kan ook als klankbord voor zaken als sociale contacten dienen. Het risico op recidive en het risico op letsel wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag.
De reclassering adviseert om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen, te weten een meldplicht bij de reclassering, het volgen van ambulante begeleiding en het meewerken aan schuldhulpverlening.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Blijkens de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geldt als vertrekpunt voor het voorhanden hebben van een pistool in een woning een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. De rechtbank zal voor de medeplichtigheid aan het treffen van voorbereidingen voor vervaardiging van synthetische drugs uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de proceshouding van de verdachte, die niet bepaald heeft laten blijken dat hij het verwijtbare van zijn handelen inziet. De verdachte heeft immers zowel in het voorbereidend onderzoek als ter terechtzitting zijn betrokkenheid bij het onder 1 bewezenverklaarde stellig ontkend en de schuld (grotendeels) bij een ander neergelegd, terwijl zijn rol van essentieel belang is geweest.
Met de reclassering is de rechtbank van oordeel dat begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk zijn. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte de mogelijkheid te bieden om met hulp en begeleiding van de reclassering het opnieuw begaan van strafbare feiten in de toekomst te voorkomen.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en de omstandigheid dat de verdachte voor het medeplegen van het treffen van voorbereidingen voor vervaardiging van synthetische drugs (het onder 1 primair ten laste gelegde feit) wordt vrijgesproken, zal aan de verdachte een lagere dan de door de officier van justitie gevorderde straf worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 46, 48, 49 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 1, 2, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich volgens afspraak bij Reclassering Nederland, locatie Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zolang en frequent als de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde laat zich, indien de toezichthouder van de reclassering dit noodzakelijk vindt, begeleiden door Jan Arends of een door de reclassering te bepalen soortgelijke zorgverlener. De begeleiding start als hier door de reclassering aanleiding voor wordt gezien en duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
3. de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Hameete, voorzitter,
en mrs. M.I. Blagrove en J.W. Tegenbosch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker en R.A. Caupain, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 5 januari 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een of meer (grote) hoeveelheden MDMB-4en-PINACA, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de
Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad, te weten
- een of meerdere jerrycans en/of,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende kaliumcarbonaat,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende 5-broom-1-penteen,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende NN-Dimethylformamide,
waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(een) ander(en) op of omstreeks 5 januari 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een of meer (grote) hoeveelheden MDMB-4en-PINACA, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft/hebben gehad, te weten
- een of meerdere jerrycans en/of,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende kaliumcarbonaat,,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende 5-broom-1-penteen,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende NN-Dimethylformamide,
waarvan die ander(en) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 5 januari 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn kelderbox ter beschikking te stellen;
2.
hij op of omstreeks 5 januari 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Sarsilmaz/SAR9 SC, kaliber 9mm en/of (een) (daarbij behorend(e)) patroonmagazijn en/of kogelpatronen, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.