ECLI:NL:RBROT:2025:7238

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
FT RK 24/1639
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot gedwongen schuldregeling in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot gedwongen schuldregeling van een alleenstaande vrouw van 25 jaar, die in financiële problemen verkeert. Verzoekster heeft op 19 november 2024 een verzoek ingediend om een viertal schuldeisers, waaronder ING Bank N.V. en de Gemeente Rotterdam, te dwingen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Deze regeling hield in dat verzoekster 1,4% aan de preferente schuldeisers en 0,7% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster momenteel een driejarige opleiding tot schoonheidsspecialiste volgt en daardoor niet in staat is om volledig deel te nemen aan het arbeidsproces. Tijdens de zitting op 10 maart 2025 hebben de schuldeisers, ondanks behoorlijke oproeping, niet deelgenomen aan de zitting. De rechtbank heeft de belangen van de schuldeisers, die gezamenlijk 51,40% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, zwaarder gewogen dan die van verzoekster. De rechtbank concludeert dat het aanbod van verzoekster niet het maximaal haalbare is en dat zij niet voldoet aan de inspanningsverplichting om minimaal 36 uur per week te werken. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [rekestnummer]
uitspraakdatum: 24 maart 2025
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [plaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 19 november 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om een viertal schuldeisers, te weten:
  • ING Bank N.V., in behandeling bij Vesting Finance, hierna te noemen: ING;
  • Gemeente Rotterdam, in behandeling bij LAVG Gerechtsdeurwaarders, hierna te noemen: Gemeente Rotterdam;
  • Sint Franciscus Gasthuis, in behandeling bij Van Houwelingen en Partners, hierna te noemen: st. Franciscus Gasthuis;
  • CE Credit Management Invest Fund 1 B.V., rechtsopvolger onder bijzondere titel van T-Mobile The Netherlands B.V., in behandeling bij LAVG Gerechtsdeurwaarders, hierna te noemen: T-Mobile,
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
ING heeft voorafgaand aan de zitting op 10 maart 2025 een verweerschrift ingediend. In dit verweerschrift is aangegeven dat ING om proceseconomische redenen alleen schriftelijk verweer voert.
Gemeente Rotterdam en T-Mobile hebben gezamenlijk voorafgaand aan de zitting op
5 maart 2025 een verweerschrift ingediend.
Ter zitting van 10 maart 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer M. van Enkhuizen, werkzaam bij Geldplein (hierna te noemen: schuldhulpverlening);
  • de heer [persoon A] en mevrouw [persoon B] , beiden werkzaam bij Centrum voor Dienstverlening (hierna te noemen: begeleiding).
De schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift één preferente schuldeiser en negentien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van
€ 45.974,93 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 27 juni 2024 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 1,4 % aan de preferente schuldeisers en 0,7 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van een aanvullende Participatiewet-uitkering. Ter zitting is gebleken dat verzoekster acht uur per week werkt en dat de aanvullende Participatiewet-uitkering is komen te vervallen. De overige inkomsten van verzoekster bestaan uit studiefinanciering. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij in februari 2025 begonnen is met een driejarige opleiding tot schoonheidsspecialiste. Hiervoor heeft zij ook een opleiding gevolgd die zij in september 2024 na haar zwangerschapsverlof weer zou oppakken. Omdat zij geen opvang had voor haar zoon, moest zij de opleiding staken. Om de studiefinanciering te kunnen behouden is zij overgestapt naar de opleiding voor schoonheidsspecialiste. Voorts heeft verzoekster verklaard dat zij met haar parttime werkzaamheden moet stoppen, omdat zij in het kader van haar opleiding stage moet lopen. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard niet op de hoogte te zijn dat verzoekster werkt. Voorts heeft schuldhulpverlening verklaard dat verzoekster haar afspraken nakomt. Zij is bezig om haar situatie te verbeteren. Daarnaast heeft de zij de zorg voor een klein kind. Verzoekster zal zonder hulp niet uit haar huidige situatie komen. De begeleiding heeft ter zitting meegedeeld dat de situatie van verzoekster, sinds zij bij schuldhulpverlening is aangemeld, stabieler is. De begeleiding loopt goed. Verzoekster neemt tijdig contact op wanneer zij tegen problemen aanloopt.
Ten aanzien van het hierna te bespreken verweer van ING heeft verzoekster ter zitting verklaard dat de fraudevordering niet door haar is ontstaan. Er is misbruik van haar gemaakt door een derde.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Zestien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. ING, Gemeente Rotterdam, Sint Franciscus en T-Mobile stemmen hier niet mee in. ING heeft een vordering van € 5.800,-- op verzoekster. Gemeente Rotterdam heeft een vordering van € 3.094,34 op verzoekster. Sint Franciscus Gasthuis heeft een vordering van € 12.202,12 op verzoekster. T-Mobile heeft een vordering van € 2.465,08 op verzoekster.

3.Het verweer

Verweer ING
ING stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. ING stelt dat het aanbod dat verzoekster heeft gedaan, niet het maximaal haalbare is. Verzoekster is een alleenstaande vrouw van 25 jaar. Zij ontvangt thans inkomsten uit studiefinanciering. Wanneer verzoekster gaat werken, kan zij een hoger inkomen genereren. Bovendien is de schuld aan de ING ontstaan door een frauduleuze handeling. ING is nog steeds bereid om een betalingsregeling te treffen op basis van de geldende aflossingscapaciteit. Als de inkomenssituatie van verzoekster meer stabiel is, kan alsnog een voorstel tegen finale kwijting worden gedaan. Ten slotte geeft ING de voorkeur aan een WSNP-traject omdat de belangen van de schuldeisers beter worden behartigd en verzoekster een zo groot mogelijke inspanningsverplichting moet leveren om zoveel mogelijk inkomsten te genereren.
Verweer Gemeente Rotterdam en T-Mobile
Gemeente Rotterdam en T-Mobiel stellen zich op het standpunt dat het voorstel dat verzoekster heeft gedaan niet het maximaal haalbare is. Bij een saneringskrediet wordt met de toekomstperspectieven geen rekening gehouden. Verzoekster is niet arbeidsongeschikt verklaard, noch heeft zij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Verzoekster werkt niet fulltime. Verzoekster heeft nu inkomsten uit studiefinanciering. De ontvangen studiefinanciering bestaat feitelijk uit een lening die maandelijks oploopt. Verzoekster laat dus elke maand een nieuwe schuld ontstaan. Van verzoekster mag worden verwacht dat zij zich maximaal inspant om een zo hoog mogelijk inkomen voor haar schuldeisers te genereren. Bovendien wordt op de naleving van de sollicitatieverplichting in de wettelijke schuldsaneringsregeling beter toezicht gehouden. In een minnelijke regeling wordt slechts eenmaal een hercontrole uitgevoerd. Gemeente Rotterdam en T-Mobile stellen zich dan ook op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen.
Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben de weigerende schuldeisers geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van ING, Gemeente Rotterdam, Sint Franciscus Gasthuis en T-Mobile bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of ING, Gemeente Rotterdam, Sint Franciscus Gasthuis en T-Mobile in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de vordering van ING, gemeente Rotterdam, Sint Franciscus Gasthuis en T-Mobile een aanzienlijk aandeel vormt in de totale schuldenlast (te weten 51,40 % daarvan). Gelet daarop zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat ING, gemeente Rotterdam, Sint Franciscus Gasthuis en T-Mobile in redelijkheid niet konden weigeren om met de schuldregeling in te stemmen.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Verzoekster is in februari 2025 aan driejarige opleiding tot schoonheidsspecialiste begonnen. Zij kan hierdoor niet deelnemen aan het arbeidsproces. Verzoekster werkt acht uur per week. Zij heeft aangegeven dat zij hiermee moet stoppen omdat zij voor haar huidige opleiding stage moet lopen. Verzoekster voldoet hiermee niet aan de eis om minimaal 36 uur per week te werken en komt daarmee de inspanningsverplichting niet voldoende na.
Het aanbod betreft een saneringskrediet gebaseerd op de inkomsten uit hoofde van een PW-uitkering. Ter zitting is gebleken dat verzoekster acht uur per week werkt. Schuldhulpverlening was hiervan niet op de hoogte. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is onvoldoende duidelijk geworden dat verzoekster niet in staat zou zijn om (minimaal) 36 uur per week te werken. Verzoekster heeft geen medische stukken overgelegd, waar blijkt dat zij arbeidsongeschikt is. De rechtbank kan dus niet zonder meer vaststellen dat de huidige afloscapaciteit van verzoekster blijvend is.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van ING, gemeente Rotterdam, Sint Franciscus Gasthuis en T-Mobile als weigerende schuldeisers zwaarder wegen dan die van verzoekster of de overige schuldeisers. Het verzoek om ING, gemeente Rotterdam, Sint Franciscus Gasthuis en T-Mobile te bevelen in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2025. [1]