Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 41 dagen met aftrek van voorarrest en oplegging van een taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
4.Waardering van het bewijs
5.Strafbaarheid feiten
1. gegevens ontvangen en voorhanden hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een misdrijf omschreven in artikel 326 voor zover het feit betrekking heeft op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument
2. niet-openbare gegevens voorhanden hebben, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf zijn verkregen
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Bijlagen
10.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 41 (eenenveertig) dagen;
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
groot 20 (twintig) urenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
30 dagen;