In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door een verzoeker die kampt met financiële problemen. De verzoeker heeft op 27 februari 2025 een verzoek ingediend om een drietal schuldeisers, waaronder Centraal Beheer en Ziggo, te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. De schuldeisers hebben echter geweigerd om in te stemmen met deze regeling, ondanks dat de meerderheid van de andere schuldeisers wel akkoord ging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling het uiterste is wat de verzoeker kan bieden, gezien zijn financiële situatie en het feit dat hij afhankelijk is van een Wajonguitkering. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de schuldeisers, Otto en Ziggo, niet zijn verschenen ter zitting om hun standpunten toe te lichten. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de belangen van de verzoeker, die een stabiele oplossing voor zijn schuldenproblematiek zoekt, zwaarder wegen dan de belangen van de weigerende schuldeisers. Daarom heeft de rechtbank het verzoek toegewezen en Otto en Ziggo bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn zij veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoeker niet door een advocaat is bijgestaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen.