ECLI:NL:RBROT:2025:7369

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
FT RK 25/5
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gedwongen schuldregeling in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoek ingediend om een gedwongen schuldregeling te bevelen voor een schuldeiser die weigerde in te stemmen met de aangeboden regeling. De schuldeiser heeft vorderingen uit hoofde van partner- en kinderalimentatie en heeft aangegeven dat de behoeften van de kinderen voorop staan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling, die gebaseerd is op een nulaanbod, niet het maximaal haalbare is en dat verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat is om een betaalde dienstbetrekking te vinden. De rechtbank concludeert dat de belangen van de weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoeker en de overige schuldeisers. Het verzoek om de schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling is afgewezen. De rechtbank zal in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [rekestnummer]
uitspraakdatum: 2 april 2025
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [plaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 3 januari 2025, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om één schuldeiser met twee vorderingen, te weten:
- [schuldeiser] ,
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling. [schuldeiser] heeft een vordering uit hoofde van partneralimentatie (in behandeling bij Landheer Gerechtsdeurwaarders) en kinderalimentatie (in behandeling bij het LBIO).
Ter zitting van 26 maart 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer R.P. Fiege en mevrouw D. Kaya, beiden werkzaam bij Geldplein Rotterdam (hierna te noemen: schuldhulpverlening);
  • [schuldeiser] , weigerende schuldeiser (hierna te noemen: [schuldeiser] ).
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijf concurrente schuldeisers met zes vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 18.672,93 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 3 september 2024 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 0% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn PW-uitkering. Verzoeker heeft een moeilijke periode meegemaakt waarbij hij behandelingen heeft gehad voor traumaverwerking. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij actief bezig is met het vinden van een betaalde dienstbetrekking. Hij wil zijn schulden op orde brengen voor zijn kinderen en hen een stabiele situatie bieden. Ten aanzien van de schuldenlast heeft schuldhulpverlening meegedeeld dat de schuldenlast is toegenomen. In tegenstelling tot in het verzoekschrift is opgenomen, bedraagt de schuld van de belastingdienst geen € 213,-- maar € 2.634,--. Aan de schuldeisers is een nulaanbod gedaan, hetgeen betekent dat er geen afloscapaciteit is en er geen uitdeling aan de crediteuren zal plaatsvinden. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat is gekozen voor een nulaanbod omdat ten tijde van het opstellen van de rapportage niet voor de hand lag dat verzoeker een baan zou krijgen en schuldhulpverlening er van uitging dat de situatie niet zou wijzigen.
Ten aanzien van het hierna te bespreken verweer van [schuldeiser] heeft verzoeker verklaard dat hij wel degelijk geld overmaakt maar dat de communicatie met [schuldeiser] moeizaam verloopt. De hoogte van de alimentatie is destijds door de rechtbank vastgesteld. Verzoeker heeft aangegeven dat de alimentatie te hoog was, omdat hij ook een huur had van € 1.100,--. Verzoeker heeft een betalingsvoorstel gedaan van € 50,-- per maand. Hiermee is [schuldeiser] niet akkoord gegaan.
Vijf schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van heeft een vordering van € 2.945,07, respectievelijk € 10.855,11 op verzoeker.

3.Het verweer

[schuldeiser] stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. Verzoeker heeft verplichtingen jegens zijn kinderen. [schuldeiser] is afhankelijk van de financiële steun. Het is van belang dat de behoeften van de kinderen voorop staat. De rechtbank heeft in 2021 de alimentatie vastgesteld. Verzoeker lijkt zijn verantwoordelijkheid te ontlopen. Verzoeker heeft bewust niet meegewerkt. Verzoeker heeft nooit gereageerd op brieven van de deurwaarder en het LBIO. Verzoeker heeft mogelijkheden om zijn situatie te verbeteren en dient zo spoedig mogelijk een betaalde dienstbetrekking te vinden, zodat hij zijn verplichtingen kan nakomen.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de vordering van [schuldeiser] een aanzienlijk aandeel vormt in de totale schuldenlast (te weten 15,77% respectievelijk 58,13% daarvan). Gelet daarop zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat [schuldeiser] in redelijkheid niet kon weigeren om met de schuldregeling in te stemmen.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Het aanbod is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van de Participatiewet-uitkering van verzoeker. Het aanbod betreft een nulaanbod, hetgeen inhoudt dat er geen sprake is van aflossingscapaciteit en er geen uitkering aan de crediteuren zal plaatsvinden. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij druk doende is met het vinden van een betaalde dienstbetrekking om een oplossing voor zijn schulden te vinden en stabiliteit aan zijn kinderen te bieden. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is niet duidelijk geworden dat verzoeker niet in staat zou zijn om (minimaal) 36 uur per week te werken. Verzoeker heeft geen medische stukken overgelegd, waar blijkt dat hij arbeidsongeschikt is. De rechtbank kan dus niet zonder meer vaststellen dat de huidige afloscapaciteit van verzoeker blijvend is.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van [schuldeiser] als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025.