ECLI:NL:RBROT:2025:7449

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
10/276840-2 / TUL VV: 15/291759-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongecontroleerd bezit van vuurwapen en beschadiging van personenauto

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 20 oktober 2023 op straat een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden had. De verdachte heeft het vuurwapen op ongecontroleerde wijze weggegooid, wat leidde tot schade aan een geparkeerde personenauto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ongecontroleerd bezit van een vuurwapen en het opzettelijk beschadigen van een auto. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij het vuurwapen had gevonden en het naar het politiebureau wilde brengen, maar deze verklaring werd door de rechtbank niet geloofwaardig geacht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 53 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 180 uren. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelast, die omgezet is in een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling na de schorsing van de voorlopige hechtenis.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/276840-2
Parketnummer vordering TUL VV: 15/291759-22
Datum uitspraak: 25 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. Z. Nahar, advocaat te Hilversum.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Bosmans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 53 dagen met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 180 uur;
  • tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 15/291759-22 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in de vorm van een taakstraf van 180 uren.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feit 1
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2
Feit 2
Standpunt van de verdediging
De verdachte ontkent dat hij opzettelijk schade heeft veroorzaakt aan de personenauto van de aangeefster en dient daarom te worden vrijgesproken.
Beoordeling
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. De verdachte wordt op 20 oktober 2023 in Rotterdam bij een tramhalte staande gehouden, omdat hij niet beschikt over een geldig vervoersbewijs. Hij negeert het stopteken van de opsporingsambtenaar en probeert weg te komen. De opsporingsambtenaar zet hierop de achtervolging in. Hij ziet vervolgens dat de verdachte met zijn linkerhand uit zijn broeksband een vuurwapen tevoorschijn haalt en dit met een zwaaiende beweging over de trambaan gooit. Direct daarna hoort hij een metaalachtig geluid. Zijn collega verklaart dat het vuurwapen op circa 15 centimeter afstand van de beschadigde voorbumper van de auto is aangetroffen. Volgens de aangeefster was de bumper niet kapot toen zij de auto enkele uren daarvoor parkeerde. Na het incident zag zij een gat en een deuk in de bumper. De rechtbank stelt vast dat deze schade is veroorzaakt door het vuurwapen nadat dit door de verdachte werd weggegooid.
De rechtbank is – anders dan de verdediging – van oordeel dat de verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de geparkeerde auto beschadigd kon raken; daarmee is sprake van voorwaardelijk opzet. Het vuurwapen is een zwaar, metalen voorwerp en is door de verdachte al rennend met een zwaaiende beweging weggegooid. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de auto opzettelijk en wederrechtelijk heeft beschadigd.
Conclusie
Het pleidooi tot vrijspraak wordt verworpen.
4.3
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 20 oktober 2023 te Rotterdam,
(een) wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º van die wet in
de vorm van een pistool van het merk FN, type HP/GP35, kaliber 9 mm,
en
(bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en
munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie
III, te weten elf kogelpatronen van het kaliber 9 mm,
voorhanden heeft gehad;
2
hij op 20 oktober 2023 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (kenteken: [kentekennummer] ), die aan [slachtoffer] ,
toebehoorde heeft, beschadigd;

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.de eendaadse samenloop van:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1
Standpunt verdediging ten aanzien van feit 1
De verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij niet strafbaar gehandeld heeft. De verdachte had het vuurwapen kort voor zijn aanhouding gevonden bij een tramhalte en wilde het inleveren op een politiebureau, omdat hij had gehoord dat dit mogelijk was tegen een financiële vergoeding. Uit nieuwsbronnen van het OM en de gemeente volgt dat inderdaad een regeling bestond waarbij vuurwapens tegen een vergoeding konden worden ingeleverd.
6.2
Beoordeling
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij het vuurwapen op straat gevonden heeft en naar het politiebureau wilde brengen niet aannemelijk, gelet om de hiervoor geschetste omstandigheden rondom zijn aanhouding en omdat deze verklaring verder niet wordt ondersteund door andere bevindingen bij het opsporingsonderzoek. Daargelaten de vraag of de door de verdachte bedoelde regeling ten tijde van het bewezen feit daadwerkelijk bestond – wat volgens de verklaring van de officier van justitie ter zitting niet het geval was – wordt het verweer daarom verworpen.
6.3
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is voor beide bewezen feiten dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft op straat een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Hij heeft het wapen weggegooid tijdens een achtervolging door de politie. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie leidt niet zelden tot het plegen van ernstige geweldsdelicten. Dit geldt des te meer wanneer iemand een vuurwapen bij zich heeft op de openbare weg. Mensen gaan zich onveilig voelen op straat door de wetenschap dat anderen een vuurwapen bij zich kunnen hebben. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan beschadiging van een personenauto door het vuurwapen op ongecontroleerde wijze weg te gooien op de openbare weg. Door aldus te handelen, heeft de verdachte het eigendomsrecht van de aangeefster geschaad.
7.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor onder andere wapenbezit. De rechtbank houdt hiermee in strafverzwarende zin rekening. Daarnaast liep de verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen feiten in een proeftijd bij een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, waarvan thans tenuitvoerlegging wordt gevorderd.
Omstandigheden rondom de aanhouding van de verdachte
De verdediging stelt zich op het standpunt dat sprake is van een tweetal vormverzuimen in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Ten eerste is volgens de verdediging sprake geweest van een onnodig hardhandige aanhouding, waardoor de verdachte pijn en letsel heeft opgelopen. Ten tweede is tijdens de aanhouding de telefoon van de verdachte verdwenen. Om deze redenen dient volgens de verdediging strafvermindering te volgen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit het dossier volgen geen feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat bij de aanhouding sprake is geweest van onrechtmatigheden. De verdachte sloeg op de vlucht nadat hij op de openbare weg geen gehoor gaf aan een stopteken van de politie en bleek een vuurwapen bij zich te hebben. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het door de opsporingsambtenaren toegepaste geweld bij aanhouding van de verdachte niet disproportioneel. Van een vormverzuim is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Ook de omstandigheid dat de telefoon van de verdachte mogelijk bij zijn aanhouding is zoekgeraakt, levert geen vormverzuim op in de zin van artikel 359a Sv. De rechtbank verwerpt het verweer en ziet in de door de verdediging geschetste omstandigheden geen reden voor strafvermindering.
Rapportages
De persoonlijk begeleidster van de verdachte, mevrouw [persoon A] , werkzaam bij HVO-Querido de Vaart, heeft een schriftelijk verslag opgemaakt van het lopende begeleidingstraject, gedateerd 2 juni 2025. Sinds 2024 verbleef de verdachte in een begeleide woonvoorziening van HVO-Querido en werd hij verder begeleid richting zelfstandig wonen. Zijn zelfredzaamheid is de afgelopen periode duidelijk verbeterd. Hij is op eigen initiatief een leerwerktraject bij Leadstone BV begonnen, is bezig met het behalen van zijn rijbewijs en heeft via de gemeente Amsterdam een opleidingsbudget gekregen. Deze positieve ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat de verdachte in april 2025 een eigen woning toegewezen heeft gekregen. Het hebben van een eigen woning is voor de verdachte van groot belang om zijn kinderen te kunnen ontvangen. Zijn gemotiveerde houding biedt vertrouwen in zijn verdere ontwikkeling en vermindert de kans op recidive.
De heer [persoon B] , werkzaam als begeleider bij de gemeente Amsterdam, schrijft in een brief van 21 januari 2025 dat de verdachte zeer gemotiveerd aan zijn re-integratietraject werkt en zijn afspraken altijd nakomt. De verdachte zal binnenkort een opleiding installatietechniek gaan volgen, zodat hij op termijn zonder uitkering in zijn levensonderhoud kan voorzien.
De heer [persoon C] , werkzaam als schuldhulpverlener bij Buurtteam Amsterdam /Schuldhulpverlening, schrijft in een brief van 11 juni 2025 dat hij samen met de verdachte zijn inkomsten en uitgaven op orde heeft gebracht. De verdachte is zeer gemotiveerd en houdt zich goed aan afspraken. Een gevangenisstraf zou betekenen dat de aanvraag voor een saneringskrediet wordt afgewezen, met alle gevolgen van dien.
7.4
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank ziet echter af van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de periode die hij in voorarrest heet doorgebracht, omdat de verdachte zijn leven inmiddels goed op orde heeft. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft hij zich goed ingezet om zijn leven op orde te brengen en de ingezette positieve ontwikkeling vast te houden. De rechtbank deelt tegen deze achtergrond het standpunt van de officier van justitie en de verdediging dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan het voorarrest, de verdachte maatschappelijk ernstig zou duperen. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf opleggen gelijk aan het voorarrest en zal, conform de vordering van de officier van justitie, daarnaast een forse taakstraf opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 16 maart 2023 van de politierechter van rechtbank Noord-Holland is de verdachte ter zake van een woninginbraak veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 30 maart 2023.
8.2
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van deze feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf worden gelast. De rechtbank zal de vordering toewijzen, met dien verstande dat zij in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf voor de duur van 180 uren zal opleggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 55 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 53 dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
het op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren,
waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden
de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht
vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 16 maart 2023 van de rechtbank Noord-
Holland (parketnummer 15/2917590-22) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij deze gevangenisstraf wordt omgezet in
een taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren; daarbij dient Reclassering Nederland te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en L.W.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Yenice, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 20 oktober 2023 te Rotterdam, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk FN, type HP/GP35, kaliber 9 mm,
en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten elf, althans een of meerdere, kogelpatronen van het kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 20 oktober 2023 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (kenteken: [kentekennummer] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.