ECLI:NL:RBROT:2025:7552

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
10/063432-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 na ernstig verkeersongeval

Op 18 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 juli 2023 een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een vrachtwagen, reed op de A15 bij Gorinchem met een snelheid tussen de 75 en 81 km/u, terwijl de geldende maximumsnelheid 50 km/u was vanwege een file. De verdachte heeft de file niet tijdig opgemerkt en botste tegen een stilstaande personenauto, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gebroken dijbeen en een gescheurde milt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 120 uren met aftrek en een voorwaardelijke rijontzegging van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijt en de psychische gevolgen van het ongeval. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, waarbij de officier van justitie een taakstraf had geëist en de verdediging vrijspraak had bepleit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/063432-24
Datum uitspraak: 18 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1964,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [plaats] ,
raadsman mr. R.A. Kaarls, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, te weten het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW);
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 120 uren met aftrek van voorarrest, alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde, omdat er geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte van begin af aan heeft verklaard dat hij zich wel bewust was van de drukte, maar dat de file plotseling is ontstaan. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte afgeleid was. Er was dus alleen een kort moment van onoplettendheid. Daarnaast kan niet met zekerheid worden vastgesteld of de matrixborden waren geactiveerd voorafgaand aan het ongeval. Nu het ging om één verkeersfout is dit onvoldoende voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW.
4.1.2.
Beoordeling
Op 11 juli 2023 heeft op de A15 bij knooppunt Gorinchem een verkeersongeval plaatsgevonden. De verdachte reed in een vrachtwagen met oplegger en is ter hoogte van hectometerpaal 96.2 tegen een Skoda Citigo gebotst. De Citigo is hierdoor beklemd geraakt tussen de vrachtwagen van de verdachte en de vrachtwagen met oplegger die voor haar stilstond. Als gevolg hiervan heeft [slachtoffer] (hierna: slachtoffer) haar linker dijbeen gebroken en haar milt gescheurd.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit te komen, is nodig dat de verdachte schuld heeft in de zin van artikel 6 WVW. Of dat het geval is, hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Dat sprake is van schuld kan niet zonder meer uit de ernst van de gevolgen van een ongeval worden afgeleid. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (tenminste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
De rechtbank volgt de verdediging niet in het standpunt dat er slechts sprake was van een kort moment van onoplettendheid.
Boven de rijstroken van de A15 zijn er elektronische signaleringsborden (matrixborden), waarmee bestuurders worden gewaarschuwd voor filevorming en waarop de op dat moment geldende maximumsnelheid wordt weergegeven. In de bewaarde gegevens betreffende de matrixborden is achterhaald welke informatie de matrixborden gaven rond het tijdstip van het ongeval.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de gegevens die in de verkeersongevallenanalyse staan. De uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant waaraan de raadsman van de verdachte heeft gerefereerd, gaat over een andere situatie dan in de onderhavige zaak. In die zaak kon het exacte tijdstip van het ongeval niet worden vastgesteld, zodat ook niet kon worden geconcludeerd of de matrixborden kort voor het ongeval in het gezichtsveld van de verdachte waren geactiveerd. In het onderhavige geval kan dat wel worden vastgesteld.
Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat het ongeval tussen 15:28:13 en 15:28:19 uur heeft plaatsgevonden. Zo’n 650 meter voor de plek van het ongeval waren de matrixborden vanaf 15:22:22 uur geactiveerd en gold een maximale toegestane snelheid van 50 kilometer per uur voor rijstrook 1 en 2. Op zo’n 190 meter voor de plek van het ongeval waren de matrixborden ook om 15:22:22 uur geactiveerd op 50 kilometer per uur, ondersteund door de waarschuwingslampen. Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt verder dat de eerst volgende wijziging van de betreffende matrixborden om 15:35:52 uur heeft plaatsgevonden, te weten na het ongeval.
Voor de bestuurders op de A15 en dus ook voor de verdachte, was het dan ook zonder meer kenbaar dat de verkeersituatie op dat moment gewijzigd was, waardoor snelheid moest worden geminderd. Vast staat dat de verdachte kort voor het ongeval met een veel hogere snelheid reed dan op dat moment volgens de matrixborden was toegestaan.
Ondanks de waarschuwingen via meerdere matrixborden heeft de verdachte, die op de 2e rijstrook reed, zijn snelheid gedurende langere tijd, maar ten minste over een afstand van 650 meter (de afstand vanaf het eerste geactiveerde matrixbord tot het ongeval), niet aangepast aan de op dat moment geldende maximumsnelheid van 50 km/uur. Daarnaast heeft hij ook zijn snelheid niet zodanig aangepast dat hij zijn voertuig op tijd tot stilstand heeft kunnen brengen en niet (tijdig) opgemerkt dat het verkeer voor hem stilstond, terwijl hij met een (te) hoge snelheid op het stilstaand verkeer afreed. Er was dus geen sprake van een kort moment van onoplettendheid. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW waardoor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan bij het slachtoffer.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 juli 2023 te Gorinchem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen met aanhanger), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de Rijksweg A15,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-op signaleringsborden boven het wegdek van die Rijksweg A15 aangepaste maximumsnelheden werden aangegeven in verband met een file van langzaamrijdend en/of stilstaand verkeer en
-een maximumsnelheid gold van 50 km/u op de rijstrook die door verdachte werd gebruikt en
-hij, verdachte, inmiddels over een afstand van minimaal 650 meter had gereden op het traject waar die snelheidsbeperking van 50 km/u gold,
-met een snelheid gelegen tussen 75 en 81 km/u die (inmiddels ongeveer 19 seconden) stilstaande file heeft genaderd en
-zijn snelheid bij het naderen van die file niet zodanig heeft aangepast dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
-niet (tijdig) heeft opgemerkt dat het verkeer vóór hem stilstond en
-vervolgensachterop een vóór hem stilstaande personenauto is gebotst , welke personenauto werd bestuurd door [slachtoffer] ,
als gevolg waarvan die personenauto tegen en onder een daarvóór stilstaande vrachtwagen werd geduwd,
waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken dijbeen en een gescheurde milt), werd toegebracht, .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 11 juli 2023 als bestuurder van een vrachtwagen een ernstig verkeerongeval veroorzaakt. Terwijl hij met zijn vrachtwagen over de A15 reed, heeft de verdachte gedurende een afstand van minimaal 650 meter de op dat moment geldende maximumsnelheid – ingevoerd via signaleringsborden in verband met een file – fors overschreden. Ondanks dat er een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur gold, reed de verdachte met snelheden variërend tussen de 75 en 81 kilometer per uur. Door zo te rijden heeft de verdachte zijn snelheid bij het naderen van de file niet tijdig aangepast, waardoor hij met zijn vrachtwagen op een stilstaande personenauto is gebotst. In deze auto bevond zich het slachtoffer. Door de aanrijding werd het voertuig van het slachtoffer tegen en onder een andere stilstaande vrachtwagen gedrukt. Het slachtoffer heeft ten gevolge van het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft verklaard spijt te hebben van zijn verkeersgedrag en nog steeds last te hebben van de (psychische) gevolgen van het ongeval; zijn huisarts heeft hem vanwege PTSS doorverwezen naar een psycholoog. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat hij zijn rijbewijs nodig heeft, omdat hij werkt als vrachtwagenchauffeur en zonder zijn rijbewijs mogelijk zal worden ontslagen. Verder acht de rechtbank van belang dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Bij de bepaling van de straffen heeft de rechtbank ook gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Hierin is voor een overtreding van artikel 6 WVW waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer, een taakstraf van 120 uren en een rijontzegging voor de duur van zes maanden als uitgangspunt genomen.
Gelet op de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal de rechtbank de duur van de rijontzegging matigen en deze geheel voorwaardelijk opleggen.
De rechtbank acht, alles afwegende, de door de officier van justitie geëiste taakstraf van 120 uren met aftrek en voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
112 (honderdtwaalf) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
56 (zesenvijftig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit
schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 juli 2023 te Gorinchem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen met aanhanger), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de Rijksweg A15,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-op signaleringsborden boven het wegdek van die Rijksweg A15 aangepaste maximumsnelheden werden aangegeven in verband met een file van langzaamrijdend en/of stilstaand verkeer en/of
-een maximumsnelheid gold van 50 km/u op de rijstrook die door verdachte werd gebruikt en/of
-hij, verdachte, inmiddels over een afstand van minimaal 650 meter had gereden op het traject waar die snelheidsbeperking van 50 km/u gold,
-met een snelheid gelegen tussen 75 en 81 km/u die (inmiddels ongeveer 19 seconden) stilstaande file heeft genaderd en/of
-zijn snelheid bij het naderen van die file niet zodanig heeft aangepast dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-niet (tijdig) heeft opgemerkt dat het verkeer vóór hem stilstond en/of langzaam reed en/of
-(vervolgens) achterop een vóór hem stilstaande personenauto is gebotst of gereden, welke personenauto werd bestuurd door [slachtoffer] ,
als gevolg waarvan die personenauto tegen en/of onder een daarvóór stilstaande vrachtwagen werd geduwd,
waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken dijbeen en een gescheurde milt), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juli 2023 te Gorinchem als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto met aanhanger), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A15, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd; welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-op signaleringsborden boven het wegdek van die Rijksweg A15 aangepaste maximumsnelheden werden aangegeven in verband met een file van langzaamrijdend en/of stilstaand verkeer en/of
-een maximumsnelheid gold van 50 km/u op de rijstrook die door verdachte werd gebruikt en/of
-hij, verdachte, inmiddels over een afstand van minimaal 650 meter had gereden op het traject waar die snelheidsbeperking van 50 km/u gold,
-met een snelheid gelegen tussen 75 en 81 km/u die (inmiddels ongeveer 19 seconden) stilstaande file heeft genaderd en/of
-zijn snelheid bij het naderen van die file niet zodanig heeft aangepast dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-niet (tijdig) heeft opgemerkt dat het verkeer vóór hem stilstond en/of langzaam reed en/of
-(vervolgens) achterop een vóór hem stilstaande personenauto is gebotst of gereden, welke personenauto werd bestuurd door [slachtoffer] ,
als gevolg waarvan die personenauto tegen en/of onder een daarvóór stilstaande vrachtwagen werd geduwd.