ECLI:NL:RBROT:2025:7565
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een handhavingsverzoek door de AFM met betrekking tot de toegang tot een aandeelhoudersvergadering
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2025, wordt het beroep van eiser, ingediend op 13 november 2024, behandeld. Eiser stelt dat hij niet tijdig toegang heeft gekregen tot de algemene vergadering van aandeelhouders van ING Groep N.V. op 22 april 2024, als gevolg van protesten van klimaatactivisten. Hij heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) verzocht om handhaving, omdat hij meent dat ING Groep N.V. onvoldoende maatregelen heeft genomen om alle aandeelhouders toegang te verschaffen. De AFM heeft het verzoek echter niet in behandeling genomen, omdat eiser volgens hen geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de rechtbank zonder zitting uitspraak doet, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Awb. De rechtbank stelt vast dat de AFM al op het verzoek had beslist voordat eiser beroep heeft ingesteld. Eiser heeft geen belang meer bij de rechtbank om te bepalen dat de AFM op het verzoek beslist, omdat de AFM niet bevoegd is om handhavend op te treden in deze situatie.
De rechtbank concludeert dat er geen publiekrechtelijke norm is geschonden door ING Groep N.V. die de grondslag kan vormen voor handhavend optreden door de AFM. Aangezien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, kan er ook geen dwangsom worden opgelegd. De rechtbank verklaart het beroep dan ook niet-ontvankelijk.