Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- mevrouw D. Kaya, werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening);
- [naam], werkzaam bij Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: verweerster);
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 20 mei 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 16 juni 2025 bepaald. Tijdens de zitting is gebleken dat verzoekster, die een WIA-uitkering ontvangt van ongeveer € 2.000 per maand, in staat is om de lopende huurtermijnen van € 716,48 te voldoen. De schuldhulpverlening is op korte termijn opgestart, wat de rechtbank als positief heeft beoordeeld. Verweerster, die de huurwoning verhuurt, heeft bevestigd dat de huurtermijnen over de maanden maart tot en met juni 2025 zijn voldaan en heeft aangegeven bereid te zijn om samen met verzoekster naar een constructieve oplossing te zoeken voor haar schulden.
De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoekster een vonnis van 9 april 2025 heeft overgelegd waarin ontruiming van haar woning is bevolen, heeft de rechtbank geoordeeld dat er inderdaad sprake is van een bedreigende situatie. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven wonen en het minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, zwaarder laten wegen dan de belangen van verweerster, die het vonnis van 9 april 2025 ten uitvoer wil leggen. De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.