ECLI:NL:RBROT:2025:7584
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake ambtshalve inschrijving en opgelegde boete
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die in bezwaar was gegaan tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders, had verzocht om een voorlopige voorziening in verband met een ambtshalve inschrijving en een opgelegde boete van € 325,-. Het college had verzoekster per 23 oktober 2024 ingeschreven op een ander adres, omdat uit onderzoek was gebleken dat zij feitelijk niet woonachtig was op het adres waar zij volgens de basisregistratie stond ingeschreven. Verzoekster betwistte dit en stelde dat zij op het oorspronkelijke adres woonde, maar regelmatig op het nieuwe adres verbleef vanwege haar kinderen en haar rol als mantelzorger.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. Verzoekster vreesde voor ontslag als gevolg van een integriteitsmelding die was gedaan, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het verband tussen de ambtshalve inschrijving en de integriteitsmelding onvoldoende aannemelijk was. Ook was er geen sprake van een evidente onrechtmatigheid van het besluit van het college. De voorzieningenrechter concludeerde dat het college op basis van de geldende wet- en regelgeving en het uitgevoerde onderzoek de ambtshalve inschrijving had kunnen effectueren. De uitspraak houdt in dat de ambtshalve inschrijving en de opgelegde boete vooralsnog rechtmatig zijn.