In deze zaak heeft eiser, handelend onder de naam [bedrijf 1], een vordering ingesteld tegen gedaagde, die handelt onder de namen [bedrijf 2] en [bedrijf 3], voor het betalen van een openstaand bedrag van € 1.342,- uit een factuur van € 3.142,- voor schoonmaakwerkzaamheden. Eiser heeft de werkzaamheden uitgevoerd in opdracht van gedaagde in een pand van Stichting Duwo in Den Haag. Gedaagde heeft een deel van de factuur betaald, maar betwist de resterende betaling op basis van de stelling dat de schoonmaakwerkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd. Tijdens de zitting op 14 januari 2025 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser voldoende bewijs heeft geleverd van de uitgevoerde werkzaamheden en dat gedaagde niet voldoende heeft onderbouwd dat er sprake was van gebrekkige uitvoering. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde in verzuim is geraakt door niet tijdig te betalen en heeft hem veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van gedaagde gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.