Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 september 2024, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen;
- de brief van 25 november 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de e-mail van [gedaagde] van 26 mei 2025, met bijlagen.
2.De beoordeling
maximaal40% van de huurprijs. Uitgangspunt is dat een huurder in geval van vermindering van huurgenot ten gevolge van een gebrek een daaraan evenredige vermindering van de huurprijs kan vorderen. De kantonrechter acht het voldoende aannemelijk dat de aanwezigheid van vochtdoorslag/vochtplekken op verschillende plekken voor het nodige ongemak en overlast zorgt. Naast het feit dat deze vochtproblemen kunnen leiden tot schimmelvorming en een vochtig binnenklimaat vormt dit gebrek ook een risico voor de gezondheid van [gedaagde] en zijn huisgenoten. Gelet daarop is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een zekere vermindering van het huurgenot van [gedaagde], maar niet in die mate dat dit de in het gebrekenboek opgenomen maximale verlaging tot 40% van de geldende huurprijs rechtvaardigt. Er is immers niet gesteld of gebleken dat er niet of nauwelijks in de woning te leven is. Sterker nog, ondanks dat de vochtproblemen zich al sinds januari 2023 voordoen, heeft [gedaagde] sindsdien – weliswaar met de nodige frustratie vanwege het langdurige hersteltraject – onafgebroken in de woning verbleven. Rekening houdend met alle omstandigheden acht de kantonrechter een huurprijsvermindering tot 80% van de geldende huurprijs in dit geval redelijk en passend.
1 april 2023 tot en met 15 juli 2023(de datum waarop de werkzaamheden – zonder de vertraging – afgerond hadden kunnen zijn). Over de periode van de hiervoor genoemde vertraging van de aanvang en uitvoering van de werkzaamheden van één maand kan [gedaagde] in redelijkheid geen aanspraak maken op huurprijsvermindering. Het is immers aan zijn verzoek tot uitstel te wijten dat de werkzaamheden niet volgens planning al op 15 juli 2023 afgerond konden worden. Dat betekent dat [gedaagde] over de periode van 16 juli 2023 tot en met 15 augustus 2023 geen recht heeft op huurprijsvermindering.
tijdensde op 16 oktober 2023 aangevangen werkzaamheden voor vertraging heeft gezorgd. Hoewel [gedaagde] in zijn e-mail van 20 oktober 2023 aan de aannemer en Havensteder heeft medegedeeld dat de in de woning geplaatste bouwdroger aanzienlijke geluidsoverlast veroorzaakt, heeft [gedaagde] onweersproken gesteld dat de bouwdroger – anders dan de aannemer in reactie op de e-mail van [gedaagde] heeft aangekondigd – niet is uitgezet of uit de woning is verwijderd. Dat hierdoor enige vertraging in de werkzaamheden is ontstaan is dan ook niet gebleken. Daarnaast heeft Havensteder een e-mail van [gedaagde] van 3 november 2023 overgelegd, waarin [gedaagde] aan de aannemer vraagt voor het herstel van de woonkamermuren dezelfde verf te gebruiken die ook voor de overige muren in de woonkamer is gebruikt. Naast het feit dat dit een niet onredelijk verzoek van [gedaagde] is – het is immers goed voorstelbaar dat [gedaagde] kleurverschil tussen de diverse muren in de woonkamer wil voorkomen –, heeft Havensteder op geen enkele wijze onderbouwd dat dit verzoek tot een (onacceptabele) vertraging heeft geleid.
16 augustus 2023 tot en met 30 november 2023recht heeft op huurprijsvermindering.
15 mei 2024 tot het moment waarop de gebreken zijn hersteld.