In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Finat Invest B.V. en een gedaagde huurder. De huurder, die sinds 1 april 2024 een woning huurt van Finat, heeft de Huurcommissie verzocht om de aanvangshuurprijs van € 1.225,- per maand te beoordelen. De Huurcommissie heeft op 1 november 2024 geoordeeld dat de huurprijs niet redelijk is en heeft een maximale huurprijs van € 840,60 vastgesteld op basis van 141 woningwaarderingspunten. Finat is het niet eens met deze uitspraak en vordert in deze procedure dat de kantonrechter de huurprijs vaststelt op € 1.225,- per maand, onder andere omdat de woning een gemeentelijk monument is en onder beschermd stadsgezicht valt, wat volgens Finat een toeslag van 15% rechtvaardigt.
De gedaagde huurder betwist de vordering van Finat en stelt dat de Huurcommissie de woning terecht op 141 punten heeft gewaardeerd. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de uitspraak van de Huurcommissie niet meer geldt, omdat Finat de dagvaarding binnen acht weken na de uitspraak heeft ingediend. De kantonrechter heeft vervolgens de huurprijs opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de kale huurprijs per aanvang van de huurovereenkomst op € 981,10 per maand moet worden vastgesteld. De gevorderde verklaring voor recht van Finat is afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van geliberaliseerde huur, gezien het puntenaantal van 143 dat onder de liberalisatiegrens ligt. De proceskosten worden door beide partijen gedragen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.