ECLI:NL:RBROT:2025:7631

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
10/012401-25 en 10/322380-24 en 10/096050-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing en diefstal met bedreiging met geweld, en voorhanden hebben van een alarm-/startpistool

Op 11 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en diefstal met bedreiging met geweld. De verdachte, geboren in 1998, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 september 2024 in Rotterdam een winkel heeft overvallen, waarbij hij een alarm-/startpistool gebruikte om de winkelmedewerker te bedreigen en geld te eisen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij het geld zelf uit de kassalade heeft gepakt, maar de rechtbank heeft dit als ongeloofwaardig verworpen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. Daarnaast is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde gevangenisstraf toegewezen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de risico's op recidive. De verdachte heeft een verleden van soortgelijke strafbare feiten en er zijn zorgen over zijn middelengebruik en sociale omgeving. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn verslavingsproblematiek.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/012401-25 en 10/322380-24 (gev. ttz)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/096050-24
Datum uitspraak: 11 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] , te [detentieplaats] ,
raadsvrouw mr. F. el Makhtari, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2025.

2.Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: de reclassering) in het over de verdachte opgestelde reclasseringsrapport van 21 mei 2025;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/096050-24, te weten een gevangenisstraf voor de duur van één maand.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring diefstal met bedreiging met geweld (parketnummer 10/012401-25 (feit 2)) en voorhanden hebben alarm-/startpistool (parketnummer 10/322380-24) zonder nadere motivering
De in de zaak met parketnummer 10/012401-25 onder 2 ten laste gelegde diefstal met bedreiging met geweld en het in de zaak met parketnummer 10/322380-24 ten laste gelegde voorhanden hebben van het alarm-/startpistool is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering afpersing (parketnummer 10/012401-25 (feit 1))
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde afpersing. Er is onvoldoende wettig bewijs dat de verdachte door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (hierna: [voornaam slachtoffer] ) heeft gedwongen tot de afgifte van geld. De verdachte heeft uitgebreid op de zitting verklaard dat hij het geld uit de kassalade zelf heeft gepakt en dat hij geen geld overhandigd heeft gekregen van de winkelmedewerker, [voornaam slachtoffer] . Getuige [getuige] heeft weliswaar verklaard dat hij zag dat [voornaam slachtoffer] geld aan de verdachte gaf, maar [voornaam slachtoffer] heeft daar niets over verklaard. Er is daarom onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van afpersing te kunnen komen.
4.2.2.
Beoordeling
Het verweer van de verdediging dat er onvoldoende wettig bewijs aanwezig is dat de verdachte [voornaam slachtoffer] door bedreiging met geweld zou hebben gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen, die in bijlage II is opgenomen. De politie heeft diverse camerabeelden bekeken en daarover gerelateerd in een proces-verbaal van bevindingen. Op de beelden met bestandsnaam [bestandsnaam] is te zien dat de verdachte om 20:53:09 uur zijn wapen in zijn rechterhand gericht op de baliemedewerker houdt. De baliemedewerker opent de kassa en haalt daaruit verschillende biljetten, die hij aan de verdachte overhandigt. De verdachte pakt de briefjes aan met zijn linkerhand en stopt ze vervolgens in zijn linker jaszak. Om 20:53:25 uur is vervolgens te zien dat de verdachte zelf in de kassa grijpt en het geld in zijn linker jaszak stopt. De bevindingen van de politie worden ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige] . Deze getuige heeft verklaard dat hij zag dat er een gewapende man achter de toonbank kwam staan. Hij hoorde dat de man eiste dat de inhoud van de kassa werd afgegeven en dat de man zei dat hij dakloos was en niks te verliezen had. Vervolgens zag de getuige dat [voornaam slachtoffer] briefje voor briefje het geld aan die man gaf. Daarna heeft hij gezien dat de man zelf geld uit de kassalade pakte. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij de [naam winkel] is binnengegaan met een alarm-/startpistool in zijn hand en het wapen vervolgens heeft gericht op het hoofd van de winkelmedewerker. Daarbij heeft hij de woorden geuit “Kassa leeg” en “Ik ben dakloos, ik heb niets te verliezen”. Naar het oordeel van de rechtbank wijzen de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen erop dat de verdachte door bedreiging met geweld [voornaam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (en pas daarna zelf geld heeft weggenomen). Daarmee acht de rechtbank de afpersing wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van de verdachte dat hij geen geld overhandigd heeft gekregen van [voornaam slachtoffer] wordt als ongeloofwaardig ter zijde geschoven. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/012401-25 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/322380-24 heeft begaan, zoals hierna opgenomen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/012401-25 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/012401-25 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/322380-24 heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/012401-25
1.
hij op 19 september 2024 te Rotterdam in een winkel, gevestigd aan de [straatnaam] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, die aan [slachtoffer 2] toebehoorde, door
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en voor te houden aan en te richten op die [slachtoffer 1] en
- het toevoegen aan die [slachtoffer 1] van de woorden "Kassa leeg" en "Ik ben dakloos, ik heb niets te verliezen";
2.
hij op 19 september 2024 te Rotterdam in een winkel, gevestigd aan de [straatnaam] , een hoeveelheid geld, die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en voor te houden aan en te richten op die [slachtoffer 1] en
- het toevoegen aan die [slachtoffer 1] van de woorden "Kassa leeg" en "Ik ben dakloos, ik heb niets te verliezen";
Parketnummer 10/322380-24
hij op 8 oktober 2024 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een, alarm- c.q. startpistool voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/012401-25
de voortgezette handeling van
feit 1 en feit 2:
afpersing;
en
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Parketnummer 10/322380-24
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich op 19 september 2024 schuldig gemaakt aan een overval op de [naam winkel] . Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Met dat wapen is gedreigd in de richting van de winkelmedewerker. De verdachte heeft geld gekregen van de winkelmedewerker en ook zelf geld gepakt uit de kassalade. Verdachte heeft het slachtoffer en de klanten die op dat moment in de winkel aanwezig waren angst aangejaagd met deze intimiderende overval. Daarbij is de winkel is een behoorlijke hoeveelheid geld afhandig gemaakt. Verdachte heeft met zijn handelen laten zien geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen en evenmin voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van anderen. Hij heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en geen rekening gehouden met de enorme impact van zijn handelen op het slachtoffer. Dat rekent de rechtbank verdachte aan.
Slechts enkele weken later, op 8 oktober 2024, is de verdachte – na een melding over een vechtpartij waarbij een vuurwapen werd gezien – aangehouden in een casino in Rotterdam en is bij hem een alarm-/startpistool aangetroffen. Hierdoor heeft hij zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder – te weten in 2020 – is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
De reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 mei 2025. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
De verdachte is eerder veroordeeld voor het plegen van een gewapende overval en komt geregeld voor feiten met een financieel component in aanraking met politie en justitie. Ten tijde van onderhavige verdenkingen had de verdachte als gevolg van een lopende proeftijd een reclasseringstoezicht. Binnen dit toezicht woonde de verdachte begeleid bij Mutatiozorg, die op dit moment de zorg heeft beëindigd. Hierdoor heeft de verdachte (nog) geen concreet zicht op huisvesting na detentie. De verdachte heeft geen dagbesteding en komt rond van een bijstandsuitkering. Hij staat onder bewindvoering en wil dit voortzetten. De reclassering uit haar zorgen omtrent negatieve invloeden vanuit het sociale netwerk van verdachte en zij acht ook de situatie met zijn familie op dit moment niet beschermend. De partnerrelaties van verdachte betreffen tevens geen stabiele relaties. Er is sprake van middelenproblematiek bij verdachte. De verdachte heeft bij de reclassering gemeld dat hij een alcohol- en een recent ontwikkelde crackverslaving heeft. Eerder zou er ook sprake zijn geweest van problemen met andere middelen. De verdachte ontving binnen zijn reclasseringstoezicht behandeling. Daarbij heeft hij geen volledige openheid omtrent zijn middelengebruik gegeven. De behandeling was voornamelijk gericht op de psychosociale problemen van verdachte. De religieuze overtuiging van verdachte lijkt een belangrijke rol te spelen in zijn leven, maar de reclassering merkt op dat daaruit geen dan wel een beperkte beschermende werking lijkt te komen. De reclassering ziet vanwege de waargenomen instabiliteit en risicofactoren indicaties om verdachte verder te begeleiden en te controleren middels een reclasseringstoezicht. Het risico op recidive en letsel wordt ingeschat als hoog. Bij een veroordeling wordt door de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole. Daarbij wordt reclasseringstoezicht geadviseerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportage en heeft deze ook ter zitting met de verdachte besproken. De verdachte heeft toegezegd zich aan alle genoemde voorwaarden (met inbegrip van de eventuele inname van medicijnen) te zullen houden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Op grond daarvan komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
De verdachte heeft binnen één week na het ingaan van een proeftijd voor een eerdere veroordeling de gewapende overval gepleegd. Daarbij komt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Tijdens de zitting heeft de verdachte nauwelijks verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan. Hij heeft daarmee laten zien dat hij onvoldoende inzicht heeft in de ernst van de gedragingen en de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank houdt met dit alles in strafverzwarende zin rekening.
De rechtbank ziet – met de reclassering, de officier van justitie en de verdediging – wel het belang van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met oplegging van de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 29 augustus 2024 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van een gewoonte maken van online handelsfraude en twee bedreigingen veroordeeld – voor zover hier van belang – tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan een gedeelte groot één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 13 september 2024.
8.2.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van genoemd vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, verwijtbaar niet nageleefd. De rechtbank ziet aanleiding om de vordering toe te wijzen.
De rechtbank gelast derhalve de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, opgelegd bij voormeld vonnis.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 56, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de in parketnummer 10/012401-25 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en het in parketnummer 10/322380-24 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
1 (één) jaarniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich binnen 3 (drie) dagen na het ingaan van de toezichtstermijn en verder gedurende de proeftijd melden bij Reclassering Leger des Heils op het adres [adres 2] te [plaats] , zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dat noodzakelijk vindt;
2. e veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra de proeftijd begint en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Indien er sprake is van een terugval in middelengebruik of een zodanige verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld van de veroordeelde dat een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek noodzakelijk is, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een dergelijke kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
3. de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra de proeftijd begint of zoveel later wanneer er plek is voor de veroordeelde en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van een dagbesteding met een vaste structuur;
5. de veroordeelde zal gedurende de proeftijd meewerken aan urineonderzoek en ademonderzoek naar het gebruik van middelen, zo vaak als de reclassering dat nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
1 (één) maand, van de bij vonnis van 29 augustus 2024 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde
gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.P.J. Schoonen, voorzitter,
en mrs. A.P. Hameete en R.E. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. de Ruiter-van der Vleuten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/012401-25
1.
hij op of omstreeks 19 september 2024 te Rotterdam in of uit een winkel, gevestigd aan de [straatnaam] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 2.000 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of een derde toebehoorde(n), door
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te tonen en/of voor te houden aan en/of te richten op die [slachtoffer 1] en/of
- het toevoegen aan die [slachtoffer 1] van de woorden "Kassa leeg" en/of "Ik ben dakloos, ik heb niets te verliezen", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 19 september 2024 te Rotterdam in of uit een winkel, gevestigd aan de [straatnaam] , ongeveer 2.000 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te tonen en/of voor te houden aan en/of te richten op die [slachtoffer 1] en/of
- het toevoegen aan die [slachtoffer 1] van de woorden "Kassa leeg" en/of "Ik ben dakloos, ik heb niets te verliezen", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
Parketnummer 10/322380-24
hij op of omstreeks 8 oktober 2024 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een, alarm- c.q. startpistool voorhanden heeft gehad.