Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest;
- oplegging aan de verdachte van de maatregel ter beschikkingstelling met de voorwaarden die zijn voorgesteld door de reclassering in haar rapport van 20 mei 2025, met toevoeging van een locatieverbod voor de gemeente Nieuwegein en met de bepaling dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
- oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr);
- tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 13-098314-22.
4.Waardering van het bewijs
gedwongenvoelde om met de verdachte mee te gaan; zij was bang. Zij wilde niet gaan, maar wilde de boel niet laten escaleren en had voor haar gevoel geen keus. Zij was immers al eerder herhaaldelijk door verdachte mishandeld en eenmaal in de auto is zij opnieuw meermalen mishandeld. Er was sprake van
dreigingdoor een (fysiek) sterk ongelijkwaardige verhouding tussen de verdachte en aangeefster. Een toevallige voorbijganger heeft bij de politie melding gemaakt van een vrouw (aangeefster) die in een auto zat en angstig uit haar ogen keek. Toen de man (de verdachte) niet keek, zag zij dat aangeefster met haar handen zwaaiende bewegingen maakte. Daaruit maakte de getuige op dat het niet goed ging met aangeefster, en dat zij hulp behoefde. Aangeefster heeft dat zelf ook verklaard. Haar verklaring wordt nog eens bevestigd door de verklaring van de verbalisanten die de verdachte en aangeefster aantroffen, en relateren dat aangeefster met trillende stem de verdachte napraatte door te zeggen dat er niets aan de hand was. Naar het oordeel van de rechtbank kon aangeefster in de gegeven omstandigheden geen weerstand bieden aan de door de verdachte uitgeoefende dwang. Voor zover zij zich aan de situatie had kunnen onttrekken, mocht dat onder de gegeven omstandigheden niet van haar mogen gevergd. De rechtbank acht de wederrechtelijke vrijheidsberoving wettig en overtuigend bewezen.
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf en maatregelen
8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel
9.Vordering tenuitvoerlegging
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij als voorwaarden:
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
€ 6.794,43 (zegge: zesduizend zevenhonderd vierennegentig euro en drieënveertig cent), bestaande uit € 794,43 aan materiële schade en € 6.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 6.794,43(hoofdsom,
zegge: zesduizend zevenhonderd vierennegentig euro en drieënveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 6.794,43 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
68 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
3 (drie) maandengevangenisstraf, van de bij vonnis van 30 september 2022 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.