ECLI:NL:RBROT:2025:7664

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
C/10/700663 / KG ZA 25-518
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitsluiting van gedaagde uit de gezamenlijke huurwoning in kort geding na huiselijk geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juni 2025 een kort geding uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen die een affectieve relatie hebben gehad en samen een huurwoning bewonen. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.C.M. van Lieshout, vordert dat de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Koçak, de woning niet mag betreden. De achtergrond van de zaak is dat de relatie tussen partijen op 5 februari 2025 is geëindigd, na een incident van huiselijk geweld. De eiseres heeft sindsdien de woning verlaten met haar kinderen, maar is op een later moment weer in de woning gaan wonen. De gedaagde heeft een contact- en gebiedsverbod opgelegd gekregen, waardoor hij de woning niet mag betreden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eiseres spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, gezien de onhoudbare situatie en de veiligheid van de kinderen. De rechter heeft bepaald dat de gedaagde de woning niet mag betreden, behoudens met toestemming van de eiseres, in afwachting van de uitkomst van de procedures voor de politierechter en de familierechter. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/700663 / KG ZA 25-518
Vonnis in kort geding van 26 juni 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.C.M. van Lieshout te Capelle aan den IJssel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. S. Koçak te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 juni 2025 met 5 producties
  • aanvullende ongenummerde producties van [eiseres]
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met 2 producties
  • de mondelinge behandeling gehouden op 23 juni 2025.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. De relatie is op 5 februari 2025 geëindigd.
2.2.
Uit de relatie van partijen zijn twee nog minderjarige kinderen geboren, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [eiseres] heeft het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
[eiseres] heeft nog een zoon van twaalf uit een eerdere relatie, [minderjarige 3] . [eiseres] is de hoofdverzorger van [minderjarige 3] .
2.4.
Partijen huren sinds 18 november 2021 op beider naam de sociale huurwoning aan [adres] te [postcode] [plaats] .
2.5.
[eiseres] heeft met de drie kinderen op 5 februari 2025 de woning verlaten. Zij verbleven na hun vertrek onder andere bij de moeder van [eiseres] in een seniorenwoning.
2.6.
[eiseres] heeft op 21 maart 2025 aangifte gedaan van in de periode van 31 december 2020 en 4 februari 2025 plaatsgevonden eenvoudige mishandeling door [gedaagde] .
2.7.
Het Openbaar Ministerie heeft [gedaagde] een contact- en gebiedsverbod opgelegd. Op grond hiervan is het [gedaagde] niet toegestaan om contact te hebben met [eiseres] , zich in de omgeving van de woning op te houden en de woning te betreden en daarin te verblijven. De looptijd van de opgelegde verboden is van 2 april tot 30 juni 2025.
2.8.
[gedaagde] heeft op 1 april 2025 de woning verlaten. Op enig moment daarna hebben [eiseres] en de drie kinderen weer hun intrek in de woning genomen.
2.9.
[gedaagde] is gedagvaard om 7 juli 2025 voor de politierechter te verschijnen naar aanleiding van de aangifte van [eiseres] . Op 8 juli 2025 vindt bij de familierechter in kort geding behandeling plaats van een door [gedaagde] ingestelde vordering tot omgang met de kinderen, met wie hij op dit moment geen contact heeft.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres] vordert, na vermindering van eis ter zitting, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
te bepalen dat [eiseres] met ingang van drie dagen na betekening van dit vonnis met uitsluiting van [gedaagde] gerechtigd is tot het gebruik van de woning en de zich daarin bevindende inboedel;
[gedaagde] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de woning te verlaten en niet meer te betreden zonder uitdrukkelijke toestemming van [eiseres] , als ook alle sleutels aan [eiseres] af te geven, een en ander voor de duur van de bodemprocedure;
de proceskosten tussen partijen te compenseren.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkheid, althans tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , primair met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding en subsidiair met compensatie van proceskosten.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
te bepalen dat [gedaagde] de huur van de woning zal voortzetten bij uitsluiting van [eiseres] dan wel dat [
, de voorzieningenrechter begrijpt en leest dit als:] [gedaagde] met ingang van de datum van het ten deze te wijzen vonnis huurder van de woning zal zijn bij uitsluiting van [eiseres] en te bepalen dat [eiseres] de huur met ingang van de datum van het ten deze te wijzen vonnis, althans met ingang van een door U E.A. [
kantonrechter, de voorzieningenrechter begrijpt dit en leest dit hier en hierna als:] voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen datum, niet langer zal voortzetten;
te bepalen dat [eiseres] binnen veertien dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, althans met ingang van een door U E.A. voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, de woning dient te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algemene beschikking van [gedaagde] te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm;
subsidiair
3. zodanige beslissingen te nemen zoals de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren met inachtneming van de vorderingen van [gedaagde] en hetgeen [gedaagde] daartoe in het lichaam van de conclusie heeft gesteld en betoogd;
primair en subsidiair
4. [eiseres] primair te veroordelen in de kosten van het geding en subsidiair de proceskosten tussen partijen te compenseren.
4.2.
[eiseres] voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] met compensatie van de proceskosten.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
[gedaagde] heeft betoogd dat [eiseres] in conventie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Er zijn echter geen gronden voor dat verweer genoemd, reden waarom dat verweer wordt verworpen.
5.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop:
  • dat [eiseres] haar vordering in conventie onder 1 en [gedaagde] zijn vorderingen in reconventie onder primair 1 en 2 niet hebben ingesteld bij wijze van voorlopige voorziening, maar dat zij hebben gevraagd ‘
  • dat de door [gedaagde] in reconventie onder primair 2 gevorderde ontruiming het geheel leegtrekken van de woning impliceert, wat niet rijmt met de vordering tot het tijdelijk uitsluitend gebruik van de woning. Bovendien is de vordering die ertoe strekt om de ontruiming zo nodig door de deurwaarder te bewerkstelligen onnodig. De wet geeft immers aan de deurwaarder de bevoegdheid om een gedwongen ontruiming uit te voeren (artikel 556 lid 1 en artikel 557 juncto artikel 444 Rv). Daarbij kan de deurwaarder de hulp van politie en justitie inroepen.
  • dat de door [eiseres] gevorderde uitvoerbaarverklaring op de minuut niet kan worden toegewezen. Dit staat sinds 2002 niet meer in de wet.
5.3.
Beide partijen vorderen het uitsluitend gebruik van de woning. Partijen zijn begin februari 2025 uit elkaar gegaan. [eiseres] heeft toen, na een incident van huiselijk geweld, de woning met de kinderen verlaten. Zij heeft elders tijdelijk onderdak gevonden, terwijl [gedaagde] alleen in de woning verbleef. Nadat aan [gedaagde] op 2 april 2025 mede vanwege bedoeld geweldsincident een contact- en gebiedsverbod is opgelegd, als gevolg waarvan hij de woning niet meer mocht betreden, heeft [eiseres] , op enig moment samen met de kinderen weer haar intrek in de woning genomen.
[eiseres] stelt in conventie dat sprake is van een onhoudbare situatie tussen partijen die in elk geval voor de kinderen erg schadelijk is. [eiseres] en de kinderen voelen zich onveilig door toedoen van [gedaagde] . [gedaagde] ontkent dit en stelt daartegenover dat hij het zich kan voorstellen dat hij weer bij [eiseres] en de kinderen in de woning gaat wonen of dat partijen gaan ‘birdnesten’. Hij voert verweer tegen de spoedeisendheid van de vorderingen van [eiseres] . Dit is opmerkelijk omdat hij in reconventie spiegelbeeldige vorderingen heeft ingesteld. Hoe dan ook, gelet op de gestelde – en deels aannemelijk gemaakte – voorgeschiedenis van huiselijk geweld lijkt het erop dat [gedaagde] geen reëel beeld heeft van de situatie tussen partijen en dat hij zijn mogelijke aandeel daarin wegpoetst.
Gelet op dit alles en omdat het aan [gedaagde] opgelegde contact- en gebiedsverbod (in beginsel) op 30 juni 2025 afloopt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiseres] spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen die zien op het uitsluitend gebruik van de woning.
5.4.
Partijen zijn beiden medehuurder van de woning, zodat zij in principe beiden gerechtigd zijn tot het gebruik daarvan. Omdat partijen niet met elkaar gehuwd zijn en ook geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, kunnen zij geen voorlopige voorziening bij de familierechter vragen. Een bodemprocedure over de vraag aan wie het huurrecht van de woning moet worden toegedeeld, duurt naar verwachting lang. Van [eiseres] kan, gegeven de geconstateerde spoedeisendheid aan haar zijde, niet worden verwacht dat zij die procedure afwacht. De voorzieningenrechter acht het aangewezen – maar ook redelijk en billijk – om in deze procedure eenzelfde belangenafweging te maken als de familierechter zou maken.
5.5.
Uitgangspunt in die, ook bij artikel 3 IVRK passende, belangenafweging is dat minderjarige kinderen in ieder geval voorlopig in de woning blijven, samen met de ouder die het grootste deel van de dagelijkse zorg voor de kinderen heeft. Niet in geschil is dat [eiseres] die ouder is. Op grond van artikel 1:12 lid 1 BW volgen minderjarigen de woonplaats van degene die het gezag over hen uitoefent. Dat betekent dat uitgangspunt is dat de kinderen, waarover [eiseres] het eenhoofdig gezag uitoefent, bij haar verblijven en dat is op dit moment in de woning. Bovendien is aannemelijk dat [eiseres] niet over passende alternatieve woonruime voor haar en de kinderen beschikt (passende woonruimte is in elk geval niet de seniorenwoning van haar moeder, de éénkamerwoning van haar vader of de seniorenwoning van haar grootouders) en dat de kinderen in de woning allemaal een eigen kamer hebben. [gedaagde] weerspreekt onvoldoende dat hij al dan niet tijdelijk bij familie (zijn broers) kan verblijven. Gelet op dit alles is het belang van [eiseres] bij het uitsluitend gebruik van de woning op dit moment groter dan dat van [gedaagde] en moet de status quo waarin [eiseres] met de kinderen in de woning verblijft, gehandhaafd blijven.
5.6.
De uitkomst van de procedures voor de politierechter en de familierechter in kort geding is op dit moment ongewis, maar wel van belang voor de definitieve toekenning van het huurrecht van de woning in de nog aanhangig te maken bodemprocedure en daarmee ook voor het uitsluitend gebruik van de woning tijdens die procedure. De voorzieningenrechter acht het daarom aangewezen in conventie een tijdelijke maatregel te treffen die in lijn is met de hiervoor gemaakte belangenafweging.
Dit betekent dat een beslissing wordt genomen die erop neerkomt dat [eiseres] voorlopig het uitsluitend gebruik van de woning behoudt, totdat de uitkomst van de procedures voor de politierechter en de familierechter in kort geding bekend is. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat een van partijen zo spoedig mogelijk een bodemprocedure aanhangig maakt om definitief het huurrecht van de woning te verkrijgen. Dit betekent dat [gedaagde] , ook als het contact- en gebiedsverbod op 30 juni 2025 afloopt, de woning niet mag betreden, anders dan met uitdrukkelijke toestemming van [eiseres] . Omdat de sloten van de woning door de verhuurder zijn veranderd en [gedaagde] niet over de nieuwe sleutels beschikt wordt hij niet veroordeeld tot afgifte van de sleutels. Evenmin bevat de veroordeling het bevel om de woning te verlaten omdat [gedaagde] zich daar al niet meer bevindt en zich, vooralsnog, ook niet mag bevinden.
5.7.
[eiseres] krijgt de gelegenheid om te zijner tijd (indien partijen niet in staat zijn om in onderling overleg tot een oplossing te komen, wat in hun belang en dat van de kinderen zou zijn) bij akte van maximaal 2 A4 de voorzieningenrechter te informeren over de afloop van de procedures voor de politierechter en de familierechter in kort geding, eventueel relevante stukken aan te leveren en toe te lichten wat een en ander moet betekenen voor de vorderingen over en weer. [gedaagde] mag daar vervolgens op dezelfde wijze bij akte op reageren.
5.8.
Iedere verdere beslissing in conventie en in reconventie wordt aangehouden.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
verbiedt [gedaagde] om de woning [adres] te [plaats] te betreden, behoudens met voorafgaande toestemming van [eiseres] , in afwachting van de uitkomst van de procedures voor de politierechter en de familierechter in kort geding,
6.2.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
6.3.
bepaalt dat [eiseres] , zodra in de procedures bij de politierechter en de familierechter in kort geding uitspraak is gedaan, een akte kan nemen, een en ander zoals hiervoor in 5.6 is overwogen,
6.4.
bepaalt dat [gedaagde] daar vervolgens bij akte op kan reageren, een en ander zoals hiervoor in 5.6 is overwogen,
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2025.1734/2009