Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[persoon A] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 februari 2025, met bijlagen;
- het antwoord met een incidentele conclusie tot onbevoegdheid, met bijlagen;
- het antwoord in het bevoegdheidsincident.
2.De eis in de hoofdzaak
3.De beoordeling van het bevoegdheidsincident
rechtsvordering. Bovendien moet de relatieve bevoegdheid van de rechter in zaken als de onderhavige – die betrekking hebben op de huur van woonruimte – altijd ambtshalve beoordeeld worden (artikel 110 lid 1 tweede zin Rv). Ook indien Huurgarant geen beroep had gedaan op de relatieve onbevoegdheid van de rechter, had de kantonrechter dit dus ambtshalve moeten constateren. Daarbij kan ook niet gezegd worden dat Huurgarant als professionele partij geen beroep op artikel 103 Rv toekomt. Anders dan [persoon A] en [persoon B] stellen, is de gedachte achter de regeling van artikel 103 Rv niet enkel dat de ‘zwakkere’ partij (veelal de huurder) bescherming moet worden geboden, maar ook dat in zaken die betrekking hebben op woonruimte de plaatselijke omstandigheden voor een goed oordeel van de zaak een belangrijke rol kunnen spelen. De kantonrechter merkt tot slot nog op dat [persoon A] en [persoon B] de onderhavige zaak zelf bij de verkeerde rechtbank hebben aangebracht en derhalve een hand hebben gehad in het ontstaan van de vertraging die de verwijzing naar een andere rechtbank oplevert.