In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 mei 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen [persoon A] en [persoon B]. [persoon A] vordert betaling van een huurachterstand van € 1.391,01 van [persoon B], die sinds 1 oktober 2014 een woning huurt van [persoon A]. [persoon A] stelt dat [persoon B] een huurachterstand heeft laten ontstaan en eist ook vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en rente. [persoon B] betwist de huurachterstand en stelt dat zij zelfs recht heeft op een huurvoorstand van € 674,81. Daarnaast eist zij schadevergoeding en excuses van [persoon A].
De kantonrechter oordeelt dat [persoon B] inderdaad een huurachterstand heeft van € 1.391,01, maar wijst de vorderingen van [persoon A] voor incassokosten en rente af, omdat de betreffende bepalingen in de algemene huurvoorwaarden als oneerlijk worden beschouwd. De kantonrechter wijst ook de vorderingen van [persoon B] af, omdat er geen bewijs is dat [persoon A] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst of onrechtmatig heeft gehandeld.
De proceskosten worden voor rekening van [persoon B] gesteld, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [persoon A] het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als [persoon B] in hoger beroep gaat.