ECLI:NL:RBROT:2025:7696

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
C/10/700393 / FA RK 25-4089
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wijziging zorgmachtiging wegens onvoldoende bewijs van noodsituatie

Op 3 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. Het verzoek was gebaseerd op de stelling dat er sprake was van een (dreigende) noodsituatie met acuut gevaar voor de betrokkene, die op dat moment in een instelling verbleef. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor deze noodsituatie. De betrokkene, geboren in 1980, had eerder in 2024 geen medicatie gekregen bij haar ontslag uit de kliniek en was sindsdien bezig met haar leven weer op de rit te krijgen. Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde zij dat zij bereid was om in contact te treden met behandelaren en dat zij niet tegen medicatie was, maar meer informatie wilde verkrijgen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgen van de behandelaren over de betrokkene gerechtvaardigd zijn, maar dat er geen acute gevaren zijn aangetoond die een opname rechtvaardigen. De verwijzing naar een aangifte van stalking en een contactverbod was niet voldoende onderbouwd met stukken die het acuut ernstig nadeel voor derden konden aantonen. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging afgewezen. De beslissing is op 3 juni 2025 mondeling gegeven door rechter S.J. Huizenga en op 16 juni 2025 schriftelijk uitgewerkt en getekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/700393 / FA RK 25-4089
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 3 juni 2025 betreffende een wijziging van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1980, [geboorteplaats] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats] ,
op dit moment verblijvende in [naam instelling] te [plaatsnaam] ,
advocaat mr. K. Lammers-Roselaar te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 28 mei 2025.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring van 27 mei 2025;
  • het zorgplan van 27 mei 2025;
  • de aanvraag van de zorgverantwoordelijke van 27 mei 2025;
  • het advies van de geneesheer-directeur van 27 mei 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden
op 3 juni 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam] , arts, verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat de officier een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van betrokkene is op 14 oktober 2025 een zorgmachtiging afgegeven. Daarbij is bepaald dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, inhoudende het accepteren en nakomen van ambulante behandelafspraken.
2.2.
Uit de aanvraag van de zorgverantwoordelijke, die door de geneesheer-directeur is ingediend vergezeld van zijn advies hierover, blijkt dat de in deze zorgmachtiging genoemde vormen van verplichte zorg niet (langer) volstaan, waardoor er volgens Antes sprake is van een (dreigende) noodsituatie als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz.
De arts heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat betrokkene in de thuissituatie de ambulante afspraken niet nakwam of afzegde. Daarnaast weigerde betrokkene medicatie te nemen. Bij betrokkene is sprake van een langer bestaande waan, waarbij betrokkene van mening is dat zij wordt tegengewerkt door mede-onderzoekers en diverse instanties. Vanuit deze waan zoekt betrokkene contact met oud-collega’s. Dit is dusdanig dat er aangifte is gedaan van stalking, een contactverbod is opgelegd en betrokkene afspraken moet nakomen met de reclassering.
2.3.
Betrokkene verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat er sprake is van een misverstand. Betrokkene was wel degelijk bereid om in contact te treden met de behandelaren. Betrokkene verklaart zelfs een afspraak te hebben gemaakt met een psycholoog. Betrokkene verklaart daarnaast niet tegen de medicatie te zijn, zij wilde alleen het één en ander uitzoeken over de medicatie. Betrokkene had toen zij met ontslag ging uit de kliniek in 2024 geen medicatie.
2.4.
Namens betrokkene is bepleit voor afwijzing van het verzoek tot wijziging van de huidige zorgmachtiging. De advocaat van betrokkene stelt dat er geen sprake is van een (dreigende) noodsituatie zoals de wet deze vereist. Sinds het ontslag uit de kliniek in oktober 2024 heeft betrokkene progressie gemaakt op maatschappelijk gebied. Betrokkene heeft geen financiële problemen meer en heeft ook verder haar leven weer relatief goed op de rit. Betrokkene had geen medicatie toen zij met ontslag ging en het is niet onredelijk dat zij hier meer informatie over wilde verkrijgen. Daarnaast wilde betrokkene wel graag praten met iemand en heeft zij hier zelf initiatief toe genomen. Er wordt verwezen naar een aangifte van stalking en een contactverbod, maar hierover zijn geen stukken overgelegd. Ook tijdens de mondelinge behandeling is onvoldoende duidelijk gemaakt of de stalking van betrokkene leidt of heeft geleid tot acuut ernstig nadeel voor derden. Omdat dat niet kan worden vastgesteld, moet het verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging worden afgewezen.
2.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is van belang dat betrokkene meewerkt aan de geldende zorgvormen in de zorgmachtiging. De rechtbank deelt namelijk wel de zorgen van de behandelaren. Het is noodzakelijk dat betrokkene meewerkt aan gebruik van medicatie en de ambulante afspraken nakomt. Dat de behandelaren hierover zorgen hebben, is evident. Voor de rechtbank is echter onvoldoende gebleken dat er sprake is van een (dreigende) noodsituatie met acuut gevaar die een opname kan rechtvaardigen. Uit de stukken kan de rechtbank niet opmaken welke acute gevaren zich op dit moment voordoen. Ook tijdens de mondelinge behandeling is hier onvoldoende opheldering over gekomen. De verwijzing naar een aangifte van stalking en daaropvolgend contactverbod zijn op zichzelf niet voldoende. Wanneer dergelijke omstandigheden worden aangevoerd om een opname te rechtvaardigen, is belangrijk dat die omstandigheden met stukken worden onderbouwd om het mogelijk acuut ernstig nadeel voor derden te kunnen beoordelen.
2.6.
Gelet op het voorgaande is met de voorgestelde wijziging niet voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

3.Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 3 juni 2025 mondeling gegeven door mr. S.J. Huizenga, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Z.P. van der Knaap, griffier, en op 16 juni 2025 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.