In deze zaak heeft de kantonrechter op 24 juni 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van [verzoekster] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster]. [verweerster] was sinds 16 januari 2020 in dienst bij [verzoekster] en bekleedde de functie van [functie 1]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, wat een redelijke grond voor ontbinding vormt. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 augustus 2025, waarbij [verzoekster] verplicht is om aan [verweerster] een transitievergoeding van € 8.178,13 bruto te betalen. De kantonrechter heeft echter geen billijke vergoeding toegekend, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoekster]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet verband hield met de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] en dat het verzoek om ontbinding losstond van haar lidmaatschap van de ondernemingsraad. De partijen zijn verantwoordelijk voor hun eigen proceskosten en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.