In deze zaak verzoekt [verzoeker] inzage in zijn volledige gezinsdossier bij [verweerster], waarbij [verweerster] delen van het dossier heeft zwartgelakt. Deze zwartgelakte delen bevatten informatie over derden, en [verweerster] beroept zich op haar (afgeleide) verschoningsrecht. De rechtbank heeft in een tussenbeschikking van 14 april 2025 [verweerster] opgedragen om het ongelakte dossier alleen aan de rechtbank over te leggen, zodat de rechtbank kan beoordelen of de zwartgelakte delen terecht zijn zwartgelakt. [Verweerster] weigert dit, wat de rechtbank niet gerechtvaardigd acht. De rechtbank wijst het verzoek van [verzoeker] toe, maar verklaart de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad, zodat [verweerster] de mogelijkheid heeft om in hoger beroep te gaan zonder dat zij de ongelakte stukken al hoeft over te leggen aan [verzoeker]. De rechtbank oordeelt dat de vertrouwelijke behandeling van de ongelakte stukken gewaarborgd is door de geheimhoudingsplicht van de rechtbank. De rechtbank concludeert dat de zwartgelakte passages ten onrechte zijn zwartgelakt en dat [verweerster] het ongelakte dossier aan [verzoeker] moet verstrekken. Tevens wordt [verweerster] veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker].