3.1.Op basis van deze bevindingen heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen en het café met spoed voor de duur van twee weken gesloten. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat het café weer open gaat.
4. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. Daarom dient de voorzieningenrechter eerst te kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
5. Verzoeker heeft aangevoerd dat sprake is van een spoedeisend belang, omdat hij door het bestreden besluit het café, dat normaliter zeven dagen per week geopend is, niet meer kan exploiteren. Op zitting heeft verzoeker verklaard dat hij door de sluiting geen inkomsten heeft uit het café, terwijl zijn vaste lasten van het café, zijn vaste privélasten en de kosten om in zijn levensonderhoud te voorzien doorlopen. De sluiting kost hem bij elkaar tussen de € 6.000,- en € 9.000,- per week.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker zijn (pas ter zitting enigszins geconcretiseerde) inkomsten en uitgaven niet met stukken heeft onderbouwd en niet heeft onderbouwd dat door de sluiting, die van relatief beperkte duur is, sprake is van een (financiële) noodsituatie. De voorzieningenrechter twijfelt daarom aan het spoedeisend belang om een voorlopige voorziening te treffen. Ook als de voorzieningenrechter aanneemt dat er wel sprake is van spoedeisend belang, wordt het verzoek niet toegewezen, gelet op wat hierna wordt overwogen.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat de burgemeester bevoegd was tot sluiten over te gaan. Wat partijen verdeeld houdt, is het antwoord op de vraag of de sluiting noodzakelijk en evenwichtig is.
8. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester de sluiting van het café noodzakelijk kon achten. Op basis van de spoedrapportage van 21 juni 2025 heeft de burgemeester kunnen concluderen dat in het café van verzoeker een ernstig geweldsincident heeft plaatsgevonden, waardoor de openbare orde op een ernstige wijze is verstoord en de leefbaarheid in de omgeving is aangetast. Het gaat hier immers om een schietpartij in een druk café dat in een Veiligheidsrisicogebied ligt, waarbij twee onschuldige cafébezoekers zijn geraakt door kogels en naar het ziekenhuis moesten worden overgebracht voor verdere behandeling. De burgemeester heeft de sluiting van het café dan ook noodzakelijk kunnen achten om de openbare orde en het woon- en leefklimaat onmiddellijk te herstellen en te beschermen. Daar komt bij dat de politie nog onderzoek doet naar de toedracht van het geweldsincident. Verzoeker heeft aangevoerd dat de vechtpartij die aan het schietincident voorafging buiten zijn café plaatsvond en niet te relateren is aan het café. En ter zitting heeft verzoeker nog aangevoerd dat hij een korte sluiting direct na het incident met het oog op de openbare orde nog wel te begrijpen vindt, maar dat een verdere sluiting voor het herstel van de openbare orde en voor het politieonderzoek niet nodig is. De voorzieningenrechter overweegt dat de verklaring van verzoeker over de locatie van de vechtpartij niet overeenkomt met de verklaring van één van de getuigen uit de bestuurlijke rapportage van 21 juni 2025 en de politie nu juist nog verder onderzoek doet naar de gebeurtenissen en de eventuele rol van het café hierin. Dat de aanleiding voor de schietpartij buiten het café zou zijn gelegen, neemt bovendien niet weg dat het schietincident feitelijk in het café heeft plaatsgevonden. Gelet op dit alles mocht de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat het noodzakelijk was het café (gelet op de Horecanota) voor een korte periode van twee weken te sluiten om de openbare orde en veiligheid te herstellen en is de noodzaak tot sluiting thans nog niet vervallen.
9. Voor wat betreft de evenwichtigheid van de sluiting stelt de voorzieningenrechter vast dat de sluiting van in totaal twee weken in overeenstemming is met de Horecanota en op zichzelf niet onevenredig lang is. Verzoeker stelt dat hem geen verwijt kan worden gemaakt van het geweldsincident, dat de sluiting financiële gevolgen voor hem heeft en dat de goede naam van zijn café erdoor wordt aangetast. De voorzieningenrechter overweegt dat in de politierapportage staat dat verzoeker zeer goed medewerking heeft verleend aan het politieonderzoek. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mocht de burgemeester desondanks een zwaarder gewicht toekennen aan het algemeen belang van de openbare orde en het belang van de omwonenden bij een veilig woon- en leefklimaat dan aan de (financiële) belangen van verzoeker bij het openhouden van het café. De voorzieningenrechter wijst in dit verband op wat hiervoor in rechtsoverweging 8 is overwogen over de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een spoedsluiting noodzakelijk mocht vinden en nog mag vinden. Dat de spoedsluiting verschillende nadelige gevolgen heeft voor verzoeker, maakt de spoedsluiting nog niet onevenwichtig. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het gaat om een sluiting van beperkte duur en dat verzoeker niet met stukken heeft onderbouwd dat zijn financiële situatie zodanig is dat hij door de sluiting in een noodsituatie zal terechtkomen.