Op 17 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken met betrekking tot de minderjarige [minderjarige], geboren in 2014. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 21 april 2026 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening eveneens verlengd tot 21 april 2026. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat de inzet van hulpverlening noodzakelijk is. De moeder, die het ouderlijk gezag over de minderjarige heeft, heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De vader heeft ook ingestemd, maar heeft verweer gevoerd tegen de wijziging van de omgangsregeling. De kinderrechter heeft besloten dat de omgang tussen de vader en de minderjarige één keer in de twee weken begeleid zal plaatsvinden, met de regie over de verdere uitbreiding van de omgangsregeling bij de gecertificeerde instelling (GI). De kinderrechter heeft benadrukt dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat de omgangsregeling voorzichtig moet worden uitgebreid, rekening houdend met de onrustige periode die de minderjarige heeft doorgemaakt.