ECLI:NL:RBROT:2025:7845

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
C/10/696156 / JE RK 25-545 en C/10/697683 / JE RK 25-723
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met vervangende toestemming voor reisdocument

Op 29 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken met de zaaknummers C/10/696156 / JE RK 25-545 en C/10/697683 / JE RK 25-723. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige, geboren in 2021, verlengd tot 14 mei 2026, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg. De kinderrechter heeft ook vervangende toestemming verleend voor het aanvragen van een Nederlands reisdocument voor de minderjarige, omdat de moeder geen toestemming gaf voor de reis naar Italië met de pleegouders. De kinderrechter oordeelde dat het in het belang van de minderjarige is om met de pleegouders op vakantie te kunnen gaan. De moeder heeft aangegeven dat zij bezorgd is over de reis en de betrouwbaarheid van de pleegouders, maar de kinderrechter achtte het noodzakelijk om de minderjarige de kans te geven om op vakantie te gaan. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/696156 / JE RK 25-545 en C/10/697683 / JE RK 25-723
Datum uitspraak: 29 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling, verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en vervangende toestemming reisdocument
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Dordrecht,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2021 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. D.G.A. Rossi, kantoorhoudende te Kerkrade,
[naam grootvader] en [naam grootmoeder],
de grootouders moederszijde, hierna te noemen: de pleegouders, wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 13 maart 2025, ontvangen op 17 maart 2025, ingeschreven onder het zaaknummer C/10/696156 / JE RK 25-545;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 10 april 2025, ontvangen op diezelfde datum, ingeschreven onder het zaaknummer C/10/697683 / JE RK 25-723;
  • het bericht met bijlagen van mr. D.G.A. Rossi van 17 april 2025, ontvangen op 28 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat (via een videoverbinding);
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam] ;
- de pleegouders.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen ingestemd met behandeling van de verzoeken van de GI bij de rechtbank Rotterdam.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de pleegouders.
2.3.
Bij beschikking van 14 mei 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 14 mei 2025. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten bij de grootmoeder moederszijde, verleend tot 14 februari 2025.
2.4.
Bij beschikking van 3 februari 2025 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten bij de grootmoeder moederszijde, verlengd tot 14 mei 2025.

3.De verzoeken

Het verzoek met zaaknummer C/10/696156 / JE RK 25-545
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt tevens de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar.
Het verzoek met zaaknummer C/10/697683 / JE RK 25-723
3.2.
De GI verzoekt vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument voor [minderjarige] .
3.3.
De GI handhaaft de verzoeken tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. De moeder heeft inmiddels een eigen woning. Ook is voor haar ambulante hulpverlening betrokken. Daarbij is de GI recent gestart met het herstellen van het contact tussen de moeder en [minderjarige] . Inmiddels hebben er een tweetal begeleide contactmomenten plaatsgevonden. Hoewel [minderjarige] tijdens het tweede contactmoment zelfbepalend gedrag vertoonde, verliepen de contactmomenten overwegend positief. De GI begrijpt dat de moeder graag ziet dat de contactmomenten sneller en met grotere stappen worden uitgebreid, maar het tempo van [minderjarige] blijft hierin leidend. Op 7 mei 2025 staat een evaluatiemoment gepland, waarbij zal worden bekeken hoe het contact tussen de moeder en [minderjarige] zowel in duur als in frequentie kan worden uitgebreid. Ook zal het perspectief van [minderjarige] de aankomende periode verder worden onderzocht. Zo zal het NIKA-traject worden ingezet, om zicht te krijgen op de hechtingsrelatie tussen de moeder en [minderjarige] en te onderzoeken in hoeverre de moeder leerbaar is. Hierbij kan de contactopbouw tussen hen ook worden meegenomen. Het NIKA-traject zal zestien weken duren en kan helaas niet
– zoals door de moeder wordt verzocht – in het weekend plaatsvinden. Na een positieve afronding van het NIKA-traject kunnen de moeder en [minderjarige] eventueel deelnemen aan een gezinsopname, om zicht te krijgen op de opvoedvaardigheden van de moeder. Om te zorgen dat het contact tussen de moeder en [minderjarige] voldoende is uitgebreid en de GI meer zicht heeft op de hechtingsrelatie en de opvoedvaardigheden van de moeder, is voldoende tijd nodig. In de tussentijd is het van belang dat de GI betrokken blijft en het verblijf van [minderjarige] bij de pleegouders wordt gecontinueerd.
Wanneer de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] wordt verlengd, is ook vervangende toestemming nodig voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument (te weten een identiteitskaart) voor [minderjarige] , zodat zij deze zomer met de pleegouders op vakantie kan naar Italië. De moeder geeft geen toestemming voor het aanvragen van de identiteitskaart, omdat zij niet wil dat [minderjarige] met de pleegouders naar Italië op vakantie gaat. De moeder vindt dit te ver weg, omdat zij niet zomaar naar [minderjarige] toe kan als dit nodig is. Daarbij is zij bang dat de pleegouders niet op de afgesproken tijd met [minderjarige] zullen terugkeren. De GI begrijpt de zorgen van de moeder, maar acht de pleegouders betrouwbaar en zal er in noodgevallen voor zorgen dat de moeder naar [minderjarige] toe kan. Ook zal de GI ervoor zorgen dat het contact tussen de moeder en [minderjarige] door de vakantie in Italië niet wordt belemmerd.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] niet te verlengen, dan wel te verlengen voor de duur van zes maanden. Tussen de moeder en [minderjarige] heeft een lange periode geen contact plaatsgevonden, eerst omdat vanuit Veilig Thuis werd aangegeven dat dit niet mocht. De moeder heeft vervolgens een periode geen vaste verblijfplaats gehad, waardoor het lastiger was om weer contact op te nemen. Inmiddels is de situatie van de moeder verbeterd. Zij doet er alles aan om een veilige en stabiele opvoedomgeving voor [minderjarige] te creëren. Zo heeft zij inmiddels een eigen woning met een kinderkamer voor [minderjarige] . Ook heeft zij in de omgeving gezocht naar passende scholen en sportclubs. Daarbij is ambulante hulpverlening vanuit Link Parkstad, alsook een bewindvoerder bij de moeder betrokken en staat zij op de wachtlijst voor een ADHD-onderzoek. Verder heeft de moeder gesprekken met de praktijkondersteuner van de huisarts en staat zij open voor de inzet van extra hulpverlening als de GI dit nodig acht. Inmiddels wordt het contact tussen de moeder en [minderjarige] weer, in kleine stappen, hersteld. Het is van belang dat deze contactmomenten in frequentie sneller worden uitgebreid, zodat de hechtingsrelatie tussen de moeder en [minderjarige] sneller kan worden hersteld en kan worden toegewerkt naar een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. Het zou daarbij prettig zijn als de contactmomenten in het weekend kunnen plaatsvinden, zodat hiervoor meer tijd is.
Door en namens de moeder wordt vervolgens verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI om vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument voor [minderjarige] . De moeder gunt [minderjarige] een fijne vakantie, maar dan dichterbij Nederland, zoals in Duitsland, België of Frankrijk. Zij vindt het lastig om [minderjarige] met de pleegouders naar Italië te laten gaan, omdat zij daar niet zomaar naartoe kan gaan als dit nodig is en de contactmomenten tussen haar en [minderjarige] worden gepauzeerd. Ook is zij bang dat de pleegouders zich aldaar niet aan de gemaakte afspraken zullen houden, omdat zij het vertrouwen van de moeder al eerder hebben geschaad. Zo zou [minderjarige] initieel maar kort bij de pleegouders verblijven en verblijft zij hier nu nog steeds, terwijl het met de moeder beter gaat.
4.2.
De pleegouders stemmen tijdens de mondelinge behandeling in met de verzoeken van de GI. [minderjarige] woont al drie jaar bij de pleegouders. Zij heeft een hechte band met hen opgebouwd, maar ook met andere mensen om haar heen. [minderjarige] gaat inmiddels naar de basisschool, zit op gym en voetbal en zal binnenkort starten met zwemles. Doordat het contact tussen de moeder en [minderjarige] in het verleden is gestagneerd, is op dit moment geen sprake van een hechtingsrelatie tussen hen. Het is daarom in het belang van [minderjarige] dat de contactmomenten op een passend tempo worden opgebouwd. Tegelijkertijd is het van belang dat wordt onderzocht in hoeverre de moeder in staat is om de verzorging en opvoeding van [minderjarige] in de toekomst weer volledig op zich te nemen en haar de nodige veiligheid te bieden. De pleegouders vermoeden dat bij de moeder sprake is van een verstandelijke beperking. Zij hopen dat de moeder mee zal werken aan een diagnostisch onderzoek en dat zij in dit kader passende hulpverlening zal aanvaarden, zodat zij de moeder kan zijn die zij wil zijn en gebeurtenissen uit het verleden niet worden herhaald. Totdat de nodige stappen zijn gezet, is het van belang dat het verblijf van [minderjarige] bij de pleegouders wordt gecontinueerd. Daarbij zou het prettig zijn als de pleegouders met hun kinderen en [minderjarige] - voor het eerst in jaren - twee weken op vakantie kunnen naar Italië. [minderjarige] heeft hiervoor, maar ook voor een vakantie naar andere landen, een identiteitskaart nodig.

5.De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/696156 / JE RK 25-545
5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [minderjarige] al lange tijd bij de pleegouders verblijft en dat er een lange periode geen contact tussen de moeder en [minderjarige] heeft plaatsgevonden. Het is positief dat de moeder inmiddels een eigen woning heeft gevonden en dat voor haar ambulante hulpverlening en bewindvoering is betrokken. Ook is het positief dat inmiddels tweemaal contact tussen de moeder en [minderjarige] heeft plaatsgevonden en dat dit overwegend positief verloopt. Voordat een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder echter aan de orde is, dient het contact tussen de moeder en [minderjarige] – op een voor [minderjarige] passend tempo - verder te zijn opgebouwd en dient er meer zicht te zijn op hun hechtingsrelatie. Ook dient er meer zicht te zijn op de persoonlijke problematiek van de moeder, haar leerbaarheid en de veiligheid in haar thuissituatie. De GI is voornemens om hiertoe eerst het NIKA-traject in te zetten, welke zestien weken zal duren. Wanneer dit traject is afgerond, kunnen de moeder en [minderjarige] eventueel deelnemen aan een gezinsopname. De kinderrechter voorziet dat voornoemde stappen niet binnen zes maanden zijn afgerond. [minderjarige] ontwikkelt zich gelukkig goed bij de pleegouders. De betrokkenheid van de GI en het verblijf van [minderjarige] bij de pleegouders dient daarom het aankomende jaar te worden gecontinueerd, om de benodigde hulpverlening voor de moeder en [minderjarige] in te zetten en de ontwikkeling van [minderjarige] te volgen.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [1] De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] daarom verlengen voor de duur van een jaar. [2]
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/697683 / JE RK 25-723
5.3.
Ingevolge artikel 36, eerste lid van de Paspoortwet kan bij de aanvraag van een reisdocument ten behoeve van een minderjarige die onder toezicht is gesteld en jonger is dan zestien jaar, indien één of beide personen die het gezag over de minderjarige uitoefenen, weigeren een verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34, eerste lid van de Paspoortwet af te geven, in plaats van die verklaring een verklaring van toestemming van de bevoegde rechter worden overgelegd. Blijkens het tweede lid van eerstgenoemd artikel kan een verklaring van toestemming worden afgegeven op verzoek van een GI, als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet. De kinderrechter geeft een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.4.
De GI heeft verzoekt vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een reisdocument (te weten een identiteitskaart) voor [minderjarige] , omdat de moeder hiertoe geen toestemming geeft. Ter zitting heeft de moeder herhaald dat zij niet instemt met het aanvragen daarvan, omdat zij niet wil dat de pleegouders met [minderjarige] naar Italië op vakantie gaan. De kinderrechter is van oordeel dat het verlenen van de verzochte vervangende toestemming nodig is, nu een geldig legitimatiebewijs zoals een identiteitskaart voor [minderjarige] is vereist om in het buitenland op vakantie te kunnen. Daarbij acht de kinderrechter het in het belang van [minderjarige] dat zij met de pleegouders op vakantie kan naar Italië. De GI heeft bovendien ter zitting naar voren gebracht dat rekening zal worden gehouden met de belangen van de moeder als het gaat om de omgang met [minderjarige] .
5.5.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 36, eerste lid, van de Paspoortwet. De kinderrechter zal het verzoek tot vervangende toestemming voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument voor [minderjarige] daarom verlenen.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/696156 / JE RK 25-545
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 14 mei 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten bij de grootmoeder moederszijde, tot 14 mei 2026;
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/697683 / JE RK 25-723
6.3.
verleent de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland, gevestigd te Dordrecht, vervangende toestemming voor het aanvragen van een Nederlands reisdocument voor [minderjarige] ;
6.4.
bepaalt dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de moeder;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025 door mr. S. Riege, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier, en op schrift gesteld op 26 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.
2.Artikel 1:260, eerste lid, BW.