ECLI:NL:RBROT:2025:7848

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
C/10/696097 / JE RK 25-537
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 29 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2015, in de zaak van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De ouders van de minderjarige, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag en de minderjarige woont bij de moeder. De kinderrechter heeft de procedure opgestart na een verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde datum waren beide ouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig. De GI heeft aanvankelijk verzocht om een verlenging van een jaar, maar heeft dit verzoek tijdens de zitting gewijzigd naar een verlenging van negen maanden. De ouders hebben positieve stappen gezet in hun communicatie en samenwerking, maar er blijven zorgen over de draagkracht van de ouders en het welzijn van de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling zijn voldaan en heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 6 februari 2026. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/696097 / JE RK 25-537
Datum uitspraak: 29 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2015 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [plaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 14 maart 2025, ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de vader;
  • een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] .

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
Bij beschikking van 14 oktober 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 6 mei 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar.
3.2.
De GI wijzigt het verzoek tijdens de mondelinge behandeling, in die zin dat wordt verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van negen maanden en het overig verzochte aan te houden. De afgelopen periode is onderzocht of het mogelijk was om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] af te sluiten. Hoewel het de ouders inmiddels lukt om beter met elkaar te communiceren en afspraken te maken over de verdeling van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] , blijven er ook zorgen bestaan. Er bestaan nog zorgen om de draagkracht van de ouders in relatie tot het gedrag en de problematiek van [minderjarige] . Daarnaast lukt het de ouders niet altijd om op een positieve wijze met elkaar te communiceren, waardoor recentelijk nog een incident heeft plaatsgevonden. Ook bestaan er nog zorgen om het welzijn en de ontwikkeling van [minderjarige] . Zij heeft nog steeds moeite met de relatiebreuk tussen de ouders. Daarnaast is zij door haar uithuisplaatsing in het verleden nog steeds bang dat zij bij de moeder wordt weggehaald. Voor [minderjarige] wordt vanuit Forta speltherapie ingezet. Inmiddels is voor de ouders ook hulpverlening vanuit Forta betrokken, gericht op ouderbegeleiding. Het is van belang dat de GI de aankomende periode nog betrokken blijft, om te monitoren of de ouders de reeds ingezette hulpverlening blijven aanvaarden. Daarnaast is de GI voornemens om met Forta in gesprek te gaan over de mogelijke inzet van andere hulpverlening voor [minderjarige] , zoals Psychomotorische Therapie (hierna: PMT). Vervolgens kan met de ouders worden toegewerkt naar een afsluiting van de ondertoezichtstelling. De reeds ingezette hulpverlening kan dan binnen het vrijwillig kader worden voortgezet.

4.De standpunten

4.1.
De moeder brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. De ouders hebben de afgelopen periode positieve stappen gezet. Het lukt hen inmiddels beter om met elkaar te communiceren. Ook lukt het hen beter om onderling afspraken te maken over de verdeling van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Zo is [minderjarige] wat vaker bij de vader, om de moeder te ontlasten. Daarbij voert de moeder inmiddels gesprekken met de Praktijkondersteuner Huisartsenzorg (hierna: de POH), om te kijken welke verdere hulpverlening voor haar passend is. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de ouders de verzorging en opvoeding van [minderjarige] weer zelfstandig op zich nemen. Het verlengen van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar is in dit kader te lang. Het gewijzigde verzoek van de GI, te weten dat wordt verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van negen maanden en het overig verzochte aan te houden, is beter. Wel maakt de moeder zich nog zorgen om de speltherapie van [minderjarige] , omdat dit voor haar onvoldoende lijkt te werken. De moeder zou liever zien dat andere hulpverlening voor [minderjarige] wordt ingezet. Zij is hier zelf ook naar op zoek.
4.2.
De vader stemt tijdens de mondelinge behandeling in met het (gewijzigde) verzoek van de GI. De ouders hebben de afgelopen periode positieve stappen gezet. Het lukt hen steeds beter om op een positieve manier met elkaar te communiceren en afspraken te maken over de verdeling van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Voor de ouders is recentelijk ouderbegeleiding vanuit Forta gestart en de vader staat op de wachtlijst voor de inzet van hulpverlening vanuit de Vierspring. Ondanks de positieve stappen die zijn gezet, is de vader nog niet gerust op een beëindiging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . De ouders vinden het nog lastig om met het gedrag en de problematiek van [minderjarige] om te gaan. Met de inzet van speltherapie lijkt [minderjarige] kleine stappen te zetten, maar het lukt niet om bij haar tot de kern te komen. De zorgen om [minderjarige] hebben ook invloed op de relatie tussen de vader en zijn partner. De vader vraagt zich af of de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te lang voortduurt. Tegelijkertijd is hij van mening dat de betrokkenheid van de GI helpend kan zijn, met name omdat zij sneller toegang heeft tot de inzet van nodige hulpverlening.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat de ouders de afgelopen periode positieve stappen hebben gezet, in het belang van [minderjarige] . Zij hebben hard gewerkt om de onderlinge communicatie te verbeteren en afspraken te maken over de verzorging en de opvoeding van [minderjarige] . Ondanks de positieve stappen die zijn gezet, bestaan er nog zorgen om de draagkracht van de ouders in relatie tot het gedrag en de problematiek van [minderjarige] . Daarbij is nog onduidelijk of het de ouders lukt om de onderlinge positieve communicatie vast te houden. Inmiddels is ouderbegeleiding vanuit Forta betrokken, maar dit is nog pril. Ook bestaan er nog zorgen om het welzijn en de ontwikkeling van [minderjarige] , met name nu onduidelijk is in hoeverre de inzet van speltherapie voldoende is. De betrokkenheid van de GI is de aankomende periode nog nodig, om de ouders te ondersteunen bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige] en erop toe te zien dat de reeds ingezette ouderbegeleiding beklijft. Daarnaast moet worden bekeken in hoeverre de inzet van speltherapie voor [minderjarige] helpend is en welke verdere hulpverlening, bijvoorbeeld PMT, kan worden ingezet.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] daarom verlengen voor de duur van negen maanden. [1] De kinderrechter ziet geen aanleiding om het resterende deel van het verzoek aan te houden, zoals verzocht door de GI. Mogelijk kan de komende periode naar een afronding van de ondertoezichtstelling worden toegewerkt.
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 6 februari 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025 door mr. S. Riege, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier, en op schrift gesteld op 26 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.