ECLI:NL:RBROT:2025:7914

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
25/4372 en 25/4375
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep en verzoek om een voorlopige voorziening inzake urgentieverklaring op medische gronden voor woningtoewijzing

In deze zaak heeft eiser een urgentieverklaring gekregen op medische gronden en verzoekt hij om uitbreiding van zijn zoekprofiel voor woningtoewijzing, zodat hij ook kan reageren op benedenwoningen. De arts heeft echter geconcludeerd dat een benedenwoning niet noodzakelijk is. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft het verzoek van eiser afgewezen, wat heeft geleid tot een beroep en een verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 3 juli 2025 uitspraak gedaan, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college mocht afgaan op het advies van de arts, die heeft gesteld dat de toekomstige woning van eiser bereikbaar moet zijn met de lift en dat er geen treden zijn toegestaan. Eiser heeft tijdens de zitting aangevoerd dat de arts hem tijdens het spreekuur heeft gezegd dat hij in aanmerking komt voor een benedenwoning, maar de voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het schriftelijke advies van de arts niet in overeenstemming is met deze bewering. De voorzieningenrechter concludeert dat het college het zoekprofiel niet hoeft te wijzigen en dat er geen aanleiding is voor een voorlopige voorziening. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 25/4372 en ROT 25/4375
uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 juli 2025 op het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G.A.S. Maduro),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

(gemachtigde: mr. A. Hielkema).

Samenvatting

Eiser heeft een urgentieverklaring gekregen op medische gronden. Hij wil dat het zoekprofiel wordt uitgebreid, zodat hij ook kan reageren op benedenwoningen. De arts heeft echter een benedenwoning niet noodzakelijk geacht. Het college mocht hiervan uitgaan. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Procesverloop

1. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 12 februari 2025 toegewezen. Omdat eiser het niet eens was met het zoekprofiel, heeft hij hiertegen bezwaar gemaakt. Het college heeft het bezwaar van eiser met het bestreden besluit van 19 mei 2025 gedeeltelijk gegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit (ROT 25/4372) en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening (ROT 25/4375).
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en [persoon A] (aan de kant van eiser), en de gemachtigde van het college.
3. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening aangehouden tot en met 27 juni 2025, onder meer om het college in de gelegenheid te stellen een schriftelijke verklaring van een arts in te dienen. Het college heeft deze verklaring op 26 januari 2025 ingediend. Eiser heeft op 27 juni 2025 aangegeven geen verdere opmerkingen meer te hebben. Het onderzoek is vervolgens gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat het in deze zaak om?
4. Eiser woont in een flatwoning op de derde verdieping zonder lift. Hij heeft om medische redenen een urgentieverklaring gekregen, waarmee hij (kort gezegd) kan reageren op gelijkvloerse flatwoningen op maximaal de tweede verdieping, met lift. Dit is het zoekprofiel. Eiser wil echter ook kunnen reageren op woningen op de begane grond.
Ook een uitspraak op het beroep
5. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, beslist hij ook op het beroep. [1]
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
6. De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Omdat de voorzieningenrechter uitspraak doet op het beroep, wijst hij het verzoek om een voorlopige voorziening af.
7. Het college heeft het zoekprofiel gebaseerd op een advies van een arts van het Team Sociaal Medische Advisering (SMA) van 12 februari 2025. In dit advies staat dat de toekomstige woning van eiser bereikbaar moet zijn met de lift, dat er geen treden zijn toegestaan en dat de woning maximaal op de tweede verdieping moet liggen. Een benedenwoning is volgens het advies niet noodzakelijk.
8.1.
Eiser voert aan dat de arts tijdens het spreekuur heeft gezegd dat hij in aanmerking komt voor een benedenwoning. Om sneller in aanmerking te komen voor een andere woning, zou de arts volgens eiser in zijn advies ook een flatwoning op maximaal de tweede verdieping toevoegen aan het zoekprofiel. Als de lift het niet zou doen, dan zou eiser eventueel nog de trap kunnen nemen. Volgens eiser heeft de arts gezegd dat hij niet in aanmerking komt voor een eengezinswoning, omdat daar een trap in zit en hij geen trappen mocht lopen.
8.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het advies niet overeenkomt met wat eiser tijdens het spreekuur van de arts te horen zou hebben gekregen. Wat er precies tegen eiser op het spreekuur is gezegd, kan de voorzieningenrechter niet vaststellen. Wat echter vooral van belang is, is welke conclusie de arts heeft getrokken. In het schriftelijke advies van de arts staat vermeld dat een benedenwoning voor eiser niet noodzakelijk is. Dat de arts blijft bij dit advies, heeft de arts nogmaals bevestigd in een e-mail van 18 juni 2025 aan het college.
9.1.
Eiser voert verder aan dat het advies tegenstrijdig is. De arts adviseert namelijk een woning zonder trappen, maar gaat er ook van uit dat eiser de trap neemt als de lift het niet doet.
9.2.
De voorzieningenrechter vindt het advies niet tegenstrijdig. In het advies staat dat eiser
beperktkan lopen, traplopen, etc. Daarom is volgens de arts een gelijkvloerse woning aangewezen. Daarnaast dient er een lift in het flatgebouw aanwezig te zijn, zodat eiser in principe geen trappen hoeft te lopen om de woning te bereiken. In het advies staat ook dat mankementen, zoals liftstoringen, niet worden meegenomen in het advies. Voor zover eiser aanvoert dat liftstoringen regelmatig voorkomen – wat daar ook van zij – is dit dus niet iets wat van invloed is op het zoekprofiel. Kennelijk heeft de arts het (toch) noodzakelijk geacht om het zoekprofiel te beperken tot maximaal de tweede verdieping. Dit maakt echter niet dat het advies tegenstrijdig is.
10. De voorzieningenrechter vindt dat het college in dit geval van het advies van de arts mocht uitgaan.
11. De voorzieningenrechter begrijpt dat eiser vanwege zijn beperkte mobiliteit graag in een benedenwoning zou willen wonen. Benedenwoningen zijn echter zeer schaars en vallen normaal gesproken dan ook buiten het bereik van een urgentieverklaring. [2] Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt een benedenwoning in het zoekprofiel opgenomen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de noodzaak van een tuin als ‘uitraasruimte’ voor een kind met gedragsproblemen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college het zoekprofiel niet hoeft te wijzigen. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Zie artikel 3.3, vierde lid, van de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2024.