ECLI:NL:RBROT:2025:7917

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
10/398034-24 - 10/088259-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Diefstallen met braak, in vereniging gepleegd. Jeugddetentie en verlenging proeftijd.

Op 24 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2007, die samen met anderen betrokken was bij diefstallen met braak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 december 2024 in Ridderkerk en Veenendaal in vereniging met anderen goederen heeft weggenomen, waarbij gebruik is gemaakt van braak. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 46 dagen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar is en legde de jeugddetentie op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling en werk. Daarnaast werd de proeftijd van een eerder vonnis verlengd met één jaar, met inachtneming van bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en begeleiding door een jongerencoach. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak van een passende reactie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/398034-24
Parketnummer vordering TUL VV:10/088259-24
Datum uitspraak: 24 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsman mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 10 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 46 dagen, met aftrek

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering (feit 3)
4.1.1.
Standpunt verdediging
De advocaat stelt zich op het standpunt dat de verdachte van de diefstal met braak en/of verbreking, in vereniging gepleegd, in Veenendaal moet worden vrijgesproken. De camerabeelden zijn van onvoldoende kwaliteit zodat de verdachte hierop niet herkend kan worden. Gezien het tijdsverloop van één uur tussen de gepleegde diefstal in Veenendaal en die in Ridderkerk, is het niet vanzelfsprekend dat het om dezelfde verdachten gaat. Er is onvoldoende bewijs dat de verdachte betrokken is bij deze diefstal.
4.1.2.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat bij zowel de (poging tot) diefstal uit de (zee)container in Veenendaal als bij de diefstal uit een container in Ridderkerk, die in één nacht kort na elkaar hebben plaatsgevonden, dezelfde grijze Volvo stationwagen V60 met kenteken [kenteken] is gebruikt. De kleding die de verdachte ten tijde van zijn aanhouding in Ridderkerk aanhad, komt overeen met de kleding van de persoon die op de camerabeelden van de diefstal in Veenendaal te zien is; namelijk een grijs trainingspak met een zwarte bodywarmer er overheen. Ook het signalement van de medeverdachte komt op beide plekken overeen. Op zichzelf zijn deze feiten in onderling samenhang bezien voldoende voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Daarbij komt dat de verdachte geen enkele verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid midden in de nacht op een terrein in Ridderkerk waarop (zee)containers staan en de reden dat hij en zijn mededaders spullen uit de betreffende container hebben gehaald.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu er door de verdediging geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij
op 14 december 2024 te Ridderkerk
tezamen en in vereniging met anderen
een doos met motoronderdelen, die aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededaders toebehoorden heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn
mededaders die weg te nemen doos met motoronderdelen onder hun bereik
hebben gebracht door middel van braak ;
2
hij
op 14 december 2024 te Ridderkerk
tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen
misdrijf om de lading van (zee)containers die aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden weg te nemen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en die weg te nemen goederen onder
hun bereik te brengen door middel van braak,
meerdere (zee)containers heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij
op 14 december 2024 te Veenendaal
tezamen en in vereniging met anderen een doos die aan [bedrijf 2]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders
toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen doos onder hun bereik hebben gebracht door middel van
braak ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft op zeventienjarige leeftijd samen met twee medeverdachten in Veenendaal en in Ridderkerk afgesloten (zee)containers opengebroken en daaruit goederen weggenomen dan wel geprobeerd om hieruit goederen weg te nemen. De getroffen ondernemers hebben als gevolg van de inbraak te kampen gehad met schade, de afwikkeling daarvan en een verstoring van de normale bedrijfsvoering. De verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen. Hij was bij het plegen van de inbraken enkel uit op zijn eigen financieel gewin en heeft zich in het geheel niet bekommerd om de financiële schade en overlast die hij en zijn mededaders hebben veroorzaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgesteld, gedateerd 5 juni 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De Raad heeft een leerstraf overwogen, echter komt uit het onderzoek naar voren dat de verdachte eerder heeft geweigerd om mee te werken aan een leerstraf en hij zou hier nog steeds niet voor openstaan. Om tot een wezenlijke gedragsverandering te komen en daarmee de kans op herhaling van delict gedrag te verkleinen, is het van belang dat de verdachte zelf open staat voor een leerstraf. Aangezien dit niet aan de orde is, zal een leerstraf geen meerwaarde hebben. De Raad is van mening dat een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf het meest passend is. Als bijzondere voorwaarden adviseert de Raad jeugdreclasseringstoezicht en meewerken aan de inzet van een jongerencoach van E25.
De Raad vindt dat een tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie geen pedagogische meerwaarde heeft. Een jeugddetentie zou er op dit moment voor zorgen dat de verdachte niet verder kan met zijn leven, zeker ook gelet op de nieuwe baan die hij heeft. Het hebben van werk kan ervoor zorgen dat de kans op recidive wordt verminderd.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR)heeft een gezinsplan met betrekking tot de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 april 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft een minder goede periode achter de rug: er is sprake van recidive, de taakstraf is geretourneerd en verdachte heeft zijn enkelband doorgeknipt. Nadat de verdachte uiteindelijk zonder enkelband toch in schorsing mocht blijven, heeft hij in positieve zin actie ondernomen. Hij werkt inmiddels vijf dagen in de week en hij wil hier in september 2025 scholing aan koppelen. Ook wil hij zich aanmelden bij de WMO om begeleid te kunnen gaan wonen. De verdachte werkt goed mee met de begeleiding door zijn coach. Dit zijn allemaal beschermende factoren. Risico’s worden nog gezien in de relaties die de verdachte aan kan gaan. Wanneer hij niet goed in zijn vel zit kan hij hierin verkeerde keuzes maken. Daarnaast is het belangrijk dat de verdachte op tijd hulp weet te vragen voordat hij in een negatieve flow terecht komt.
JBRR adviseert aan de verdachte een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest en een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met een proeftijd van 1 jaar en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal houden aan de meldplicht en de afspraken met de jeugdreclassering en zal meewerken met de inzet van een coach van E25.
[naam], werkzaam als jeugdreclasseerder bij JBRR, heeft op de terechtzitting het advies van JBRR en de achtergrond en situatie van verdachte nader toegelicht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Alles afwegend acht de rechtbank de straf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden. De verdachte heeft het aantal op te leggen dagen jeugddetentie reeds in voorarrest doorgebracht. De rechtbank ziet dat de verdachte een positieve wending aan zijn leven aan het geven is en acht het van belang dat hij dit vast houdt en daarmee door gaat. De bijzondere voorwaarden, zoals door de Raad en de jeugdreclassering geadviseerd, kunnen hem daarin ondersteunen, maar zijn al eerder opgelegd bij het voorwaardelijk strafdeel in het hierna te bespreken vonnis van 18 juni 2004 (parketnummer 10/088259-24).

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 18 juni 2024 van de meervoudige kamer van deze rechtbank (parketnummer 10/088259-24) is de verdachte ter zake van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 225 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 3 juli 2024.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de proeftijd met een jaar dient te worden verlengd.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om de proeftijd te verlengen met een jaar en de aan de voorwaardelijke jeugddetentie verbonden bijzondere voorwaarden te wijzigen, in die zin dat enkel de door de deskundigen in onderhavige strafzaak geadviseerde bijzondere voorwaarden in stand blijven, te weten de voorwaarden dat de verdachte zich zal houden aan de meldplicht en de afspraken met de jeugdreclassering en zal meewerken aan de inzet van een jongerencoach van E25.
8.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals hiervoor vermeld, zal de rechtbank die last niet geven. In plaats daarvan wordt de proeftijd verlengd met één jaar. De aan het vonnis verbonden bijzondere voorwaarden worden vervallen verklaard,
met uitzondering van de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal houden aan de meldplicht en de afspraken met de jeugdreclassering en dat hij zal meewerken aan de inzet van een jongerencoach van E25.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 77a, 77g, 77i, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur 46 (zesenveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 18 juni 2024 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie met
1 (één) jaar;
wijzigt de bij voormeld vonnis opgelegde bijzondere voorwaarden, zodat deze als volgt komen te luiden:
de veroordeelde zal zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
de veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering;
de veroordeelde zal meewerken aan de inzet van een jongerencoach van E25;
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.S. van den Berge en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. R. Spaans en P.A. van der Schee, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 juni 2025.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op of omstreeks 14 december 2024 te Ridderkerk
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een doos met motoronderdelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft
en/of die weg te nemen doos met motoronderdelen onder zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2
hij
op of omstreeks 14 december 2024 te Ridderkerk
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om de lading van (zee)containers, in elk geval enig goed, dat/die geheel of
ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
een of meerdere (zee)containers heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij
op of omstreeks 14 december 2024 te Veenendaal
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een doos met Tena Lady, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen doos met
Tena Lady onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking.