ECLI:NL:RBROT:2025:7954

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
C/10/673215 / HA ZA 24-123
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vervoerder voor manco's bij transporten en rectificatie van gedaagde partij

In deze zaak vordert de besloten vennootschap Swartberg Levensmiddelen Fabrieken B.V. schadevergoeding van P. van der Nat B.V. wegens manco's bij transporten. Swartberg stelt dat P. van der Nat stelselmatig meer goederen heeft opgehaald dan afgeleverd, wat resulteert in een schadebedrag van € 229.448,42. De rechtbank oordeelt dat P. van der Nat aansprakelijk is voor een deel van de manco's, maar dat zij een beroep kan doen op de CMR- en AVC-limieten. Swartberg wordt opgedragen om het exacte schadebedrag te specificeren. De rechtbank accepteert ook de rectificatie van de gedaagde partij, aangezien Swartberg de verkeerde vennootschap had gedagvaard. De procedure omvat een aantal incidenten en een gedetailleerde beoordeling van de bewijsvoering van beide partijen, waarbij de rechtbank concludeert dat de vrachtbrieven in sommige gevallen geen bewijs leveren van de inontvangstneming van de goederen. De zaak wordt aangehouden voor verdere specificatie van de schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/673215 / HA ZA 24-123
Vonnis van 2 juli 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SWARTBERG LEVENSMIDDELEN FABRIEKEN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
gedaagde in het incident,
advocaten mrs. J.G.M. Roijers en R.P. Gasseling te Rotterdam,
aanvankelijk tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DER NAT B.V.,
gevestigd te Giessen,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J. Mulder te Hoogeveen,
en na wijziging van de gedaagde partij (zie 5.3 van dit vonnis) tegen
P. VAN DER NAT B.V.,
gevestigd te Giessen,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. J. Mulder te Hoogeveen.
Partijen worden hierna aangeduid met Swartberg, Van der Nat en P. van der Nat.

1.Korte samenvatting van de zaak

P. van der Nat heeft in opdracht van Swartberg verschillende transporten via de weg uitgevoerd, waarbij P. van der Nat volgens Swartberg stelselmatig meer goederen bij Swartberg heeft opgehaald dan dat zij heeft afgeleverd bij de klanten van Swartberg (zogeheten manco’s). Swartberg vordert een schadevergoeding voor de ontbrekende goederen. De rechtbank oordeelt ten aanzien van een deel van de transporten dat P. van der Nat aansprakelijk is voor de door Swartberg als manco aangeduide goederen maar dat P. van der Nat daarbij een beroep toekomt op de CMR- en AVC-limieten. Swartberg wordt opgedragen om het gewicht, alsmede het bedrag aan schadevergoeding op basis van de CMR- en AVC-limiet te specificeren. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure in de hoofdzaak en in het incident blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 december 2023;
  • de akte houdende overlegging producties tevens houdende vermindering van eis van Swartberg van 7 februari 2024, met producties 1 tot en met 8;
  • de incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid van 15 mei 2024, met producties 1 tot en met 7;
  • de conclusie van antwoord in het incident van Swartberg van 29 mei 2024, met producties 9 tot en met 13;
  • het vonnis in incident van 3 juli 2024;
  • de conclusie van antwoord van 17 juli 2024, met producties 1 tot en met 13, waarvan 7 reeds bij de incidentele conclusie waren gevoegd;
  • de brief van de rechtbank van 1 augustus 2024 met daarin een oproep voor de mondelinge behandeling van 26 november 2024;
  • de brief van de rechtbank van 30 oktober 2024 met een zittingsagenda;
  • de e-mail namens Swartberg van 15 november 2024 met producties 14 tot en met 19;
  • de e-mail namens Van der Nat van 15 november 2024 met producties 20 tot en met 23;
  • de mondelinge behandeling van 26 november 2024 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde spreekaantekeningen van Swartberg en Van der Nat.
2.2.
Na de mondelinge behandeling is de procedure aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen tot een regeling te komen. Swartberg heeft per B7-formulier van 24 februari 2025 aan de rechtbank laten weten dat partijen geen regeling hebben bereikt en heeft daarbij verzocht om een akte te mogen nemen om aanvullende stukken over te leggen en een toelichting te geven. Van der Nat heeft per B16-formulier van 25 februari 2025 bezwaar gemaakt tegen het verzoek van Swartberg om een akte te nemen en heeft de rechtbank om vonnis gevraagd. De rechtbank heeft het verzoek van Swartberg per e-mail van 4 maart 2025 afgewezen en vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Swartberg is een producent van onder meer pindakaas. Zij levert haar producten aan grote supermarktketens in zowel Nederland als België.
3.2.
P. Van der Nat B.V. (hierna: P. van der Nat) is een transportbedrijf en heeft vanaf 2013/2014 vervoerswerkzaamheden voor Swartberg vanaf Rotterdam verricht.
3.3.
Op de binnenlandse vervoerswerkzaamheden zijn de AVC 2002 van toepassing.
3.4.
Op 15 maart 2023 stuurt P. van der Nat per e-mail het volgende bericht aan Swartberg:
“We hebben deze week helaas nog geen contact gehad maar er gaan zeker een aantal zaken niet goed. Een paar voorbeelden om aan te geven wat er zoal niet goed gaat :
Wij moesten vandaag in opdracht van Swartberg laden in Soest voor Lidl Oosterhout, aansluitend lossen. Dit betrof 25 pallets.
Nu komt onze chauffeur daar aan en is die vracht net door een andere transporteur geladen. Vervolgens krijgen wij een vracht mee met 8 pallets die niet naar Oosterhout moet maar naar Swartberg in Rotterdam
Wij hebben hier contact over gehad met [persoon A] en die gaf aan dat die andere auto waarschijnlijk de verkeerde vracht aan het laden was.
Echter heeft onze chauffeur met die andere chauffeur (een Fransman) contact gehad en die liet zijn telefoon zien waarop een duidelijke opdracht van 25 pallets laden stond.
Gisteren hebben we vrachten ontvangen zonder adres labels op de pallets en er waren geen vrachtbrieven gereed op het moment van laden.
Deze zijn later via de mail nagestuurd zodat we deze hier konden printen. Ik heb over de adres labels contact gehad met [persoon A] .
Vandaag heeft een auto van 10:22 — 13:09 gestaan om distributie pallets te laden. Deze is nog onderweg naar Giessen dus het is mij nog niet bekend of deze de juiste vrachtbrieven bij zich heeft
Op dit moment staat een tweede auto inmiddels ook al 2 uur en 6 minuten te wachten op pallets die morgen geleverd moeten worden.
Chauffeur krijgen te horen dat vrachten nog niet klaar staan voor verladen.
Zoals we eerder hebben aangegeven willen we graag meedenken / helpen om de processen weer op orde te krijgen.”
Swartberg stuurt op 16 maart 2023 in reactie hierop aan P. van der Nat het volgende bericht:
“Vriendelijk dank voor het informeren, en inderdaad zag ik jullie eerder gestuurde mails ook al hierover.
Dat er zaken niet goed gaan is bekend bij ons. Wij zijn in een overgang naar een nieuw ERP systeem, die maakt juist dat wij dergelijke zaken gaan herkennen en daarmee voorkomen.
Nu helaas hebben wij in deze fase te maken met het vertrek van 2 collega's welke de invulling gaven op onze transport planning en de fysieke verlading van deze.
Wij weten wat te doen, excuses dat jullie tussentijds hier hinder van ondervinden.
Op een later moment komen wij bij jullie terug voor de nodige 'fine tuning'”
3.5.
Op 24 maart 2023 stuurt P. van der Nat onder meer het volgende bericht per e-mail, met onderwerp “ [opdrachtnummer 1] ”, aan Swartberg:
“Het is allemaal behoorlijk vaag bij Jumbo Nieuwegein.
De chauffeur klaagt er al over dat daar alles via een lopende band automatisch gescand wordt.
En vervolgens komt er iemand die geen Nederlands spreekt Die van alles op de vrachtbrief doorstreept en tekent
Volgens de vrachtbrief zijn er 8 pallets geleverd.
Deze opdracht is gezamenlijk met opdracht [opdrachtnummer 2] geleverd, en dat waren 6 pallets.
De chauffeur zegt echter dat het 16 pallets in totaal zijn waren.”
3.6.
Op 14 juni 2023 stuurt P. van der Nat het volgende bericht aan Swartberg per e-mail:
“Auto staat bij jullie om te laden voor Lidl – Etten-Leur.
Hij heeft nu 11 pallets. Er zouden nog meer pallets bij moeten, maar die zijn er nog.
We moeten voor 12 uur in Etten-leur zijn!”
3.7.
Per e-mail van 29 juli 2023 schrijft P. van der Nat aan Swartberg onder meer het volgende:
“Van opdr. [opdrachtnummer 3] waren 2 pallets manco art. 46020
Op de vrachtbrief staat 2 pallets 297 colli, dat correspondeert niet met elkaar.
De chauffeur geeft aan dat hij 24 pallets gelost heeft.
Er wordt in Nieuwegein van alles op de vrachtbrief gezet wat onbegrijpelijk of onleesbaar is
Er waren met beide vrachten [opdrachtnummer 3] en [opdrachtnummer 4] veel problemen omdat er allemaal verkeerde stickers op zaten.
Dit heeft onze planning ook gecommuniceerd naar jullie op 20-7.
Daardoor raken ze in Nieuwegein ook in de war en snappen ze soms niet wat er nu wel en niet geleverd wordt.”
3.8.
In augustus 2023 heeft Swartberg de samenwerking met P. van der Nat opgezegd.
3.9.
Op 1 september 2023 stuurt Swartberg onder meer aan [persoon B] , [naam functie] van P. van der Nat, een e-mail naar aanleiding van door Swartberg geconstateerde verschillen in beladingen en leveringen aan de klanten. Het bericht vermeldt onder meer het volgende:
“Nogmaals willen wij jullie bedanken voor de goede service geboden door van der Nat.
Als al aangegeven dienen wij te gaan naar een vaste pendel, waarmee wij altijd auto's vanaf 07.00 uur hebben zonder wachttijden en tegen een lager tarief.
Wij hebben een overzicht gemaakt van orders waarop wij een afwijkende cmr op hebben mogen ontvangen.
Dat wil zeggen dat wij een afwijking hebben op het aantal geladen pallets product en vervolgens het aantal ontvangen pallets product door de klant.
Het rode exemplaar CMR waarvoor is getekend voor ontvangst door van der Nat houden wij als leidend.”
In het overzicht waar naar wordt verwezen staan verschillende transporten uit de periode van 12 januari 2023 tot en met 29 augustus 2023 onder vermelding van onder meer het ordernummer, een omschrijving, het verschil in eenheden, de leveringsdatum, de klant en een totaal bedrag van € 215.587,29 voor het verschil tussen belading en levering.
3.10.
In een verklaring per e-mail van 18 september 2023 heeft [persoon B] de samenwerking met Swartberg toegelicht. Hierin verklaart zij onder meer het volgende:
“De verantwoordelijke in 2020 voor het logistieke proces had voor ogen om zoveel mogelijk extern op te slaan (bij ons) zodat hij inzichtelijk had (via ons systeem). Deze medewerker van Swartberg is na 1 a 1,5 jaar weer vertrokken bij Swartberg. Daarna was duidelijk dat de directie van Swartberg de keuze had gemaakt om alles weer intern op te
slaan, er was intussen bijgebouwd. Tijdens de bouw waren er veel wachttijden bij Swartberg voor onze vrachtwagens. Goederen stonden vaak niet klaar, er waren erg veel problemen met personeelstekort en personeelswisselingen. Ons motto was steeds, laten we Swartberg helpen hier doorheen te komen. Er waren ook plannen voor een registratiesysteem voor de goederen. Onze contacten en overleggen verliepen goed en in goede harmonie.
(…) Wat wij als PvdNat beter hadden kunnen doen, is dat onze chauffeurs niet weggereden zouden zijn, zonder de juiste papieren. Maar tegelijkertijd is dit een situatie die door de jaren en chaos bij Swartberg is ontstaan. Wij hebben ook bij bv de wachturen, de chauffeurs regelmag toegesproken om begrip te hebben voor de situatie van Swartberg.
Bij een van de laatste bezoeken (directie PvdNat, 3 augustus 2023) kregen we een rondleiding, ook door hun magazijn. Het werd pijnlijk duidelijk hoe moeilijk het voor Swartberg was om de juiste pallets tijdig te laden en chaos in het warehouse. Het warehouse zat overvol. Wanneer er ’s nachts geproduceerd wordt dan worden deze pallets in de gangpaden in het warehouse geplaatst, omdat er in de stellingen geen plaats meer is. Al deze pallets worden niet geregistreerd qua locatie, niet door een systeem, niet handmatig. Medewerkers moeten letterlijk zoeken naar een pallet die geladen moet worden. Wanneer ze de pallet dan gevonden denken te hebben, dan staat regelmatig het gangpad vol, zodat men niet bij deze pallet kan komen. Er zijn een drietal laaddocks. Deze zijn op hoogte. Dat betekent dat er achter het dock een plateau is waar de pallets eerst op gezet moeten worden met een heftruck. Op deze plateaus is onvoldoende plaats voor een hele vracht.”
3.11.
Op 2 oktober 2023 stuurt Swartberg aan onder meer [persoon B] het volgende bericht per e-mail:
“Op onderstaande mail hebben wij tot op vandaag niets mogen vernemen.
Wij hebben daarmee een maand geboden om de afwijking, in de verkregen goederen en de daarop afgeleverde goederen, te verklaren.
Door het uitblijven van uw antwoord zijn wij genoodzaakt om met dit schrijven u, de fa. P. van de Nat BV, [vestigingsadres] , [postcode] [vestigingsplaats] , aansprakelijk te stellen voor de geleden schade.
Het schadebedrag is op 1 september gesteld op Euro 198.550,31 aangevuld met gevonden afwijkingen in de periode aansluitend tot nu: Euro 215.587,29
Vandaag hebben wij een schrijven mogen ontvangen van Bierens incasso advocaten op uw uitstaande nota's. Waarmee u kennelijk heeft besloten om geen reactie te geven op openstaande afwijkingen.
Waardoor wij nu dus per direct overgaan van innen van de schuld en dat wij bij deze de factuur bijvoegen.
Wij eisen betaling van deze binnen 8 dagen, indien u onverhoopt hier niet aan voldoet zijn wij genoodzaakt om per direct juridische stappen te ondernemen.”
Bij de e-mail heeft Swartberg een factuur op naam van P. van der Nat gevoegd voor “Claim afwijkende goederen” voor een bedrag van € 234.990,15 (inclusief BTW).
3.12.
Een door P. van der Nat aangestelde expert van TT Experts heeft een rapport van 4 november 2024 opgesteld waarin de individuele zendingen worden besproken. De expert concludeert het volgende:

Conclusie
Uit het bovenstaande kan worden opgemaakt dat de organisatie voor wat betreft het aanleveren van de goederen niet erg nauwgezet was bij Swartberg.
In dit verband verwijzen wij naar bijgevoegde correspondentie tussen Swartberg en Van der Nat over de problemen die ontstonden bij het laden etc.”
3.13.
Door één van de chauffeurs van P. van der Nat (hierna: [persoon D] ) is onder meer het volgende per e-mail van 13 november 2024 verklaard:
“Nadat [persoon C] weg was van de afdeling expeditie begonnen de problemen (Rechtbank: bij Swartberg). Er ontstond een groot verloop van personeel. Plaatsvervangend personeel wist niet hoe stickers/labels geprint moesten worden. En als er dan na lange wachttijden wel stickers waren, werden deze vaak ook nog eens verkeerd geplakt. Denk daarbij aan een stickers van cashewnoten, gezouten pinda’s en potjes pindakaas die onderling verwisseld werden. Dit leidde tot lange wachttijden bij klanten omdat alles eerst uitgezocht moest worden voordat het product door de klant geaccepteerd kon worden. (…) De vracht zou geladen worden door personeel van Swartberg. Vanaf het begin bleek dat het daarvoor aangenomen personeel niet capabel was om die taak uit te voeren. Chauffeurs zijn daarna zelf gaan laden. En dat is maar goed ook anders zouden sommige fouten pas aan het licht gekomen zijn als de chauffeur al bij de klant zou staan. Als voorbeeld wil ik benoemen een vracht die ik zelf geladen heb voor Jumbo Nieuwegein. Ik zou 23 pallets hebben moeten laden maar dat waren er maar 22. Nadat ik dit gemeld had werd dit gecontroleerd en bevestigd. Er werd een nieuwe vrachtbrief gemaakt ipv de oude aan te passen. Wat er met de oude vrachtbrief gebeurd is weet ik niet maar ik kan me zo voorstellen dat die ook gewoon in de administratie is opgenomen omdat het personeel niet capabel genoeg was.”
3.14.
De door Swartberg aangestelde expert van Hamer van Hussen Groenendijk heeft op 14 november 2024 een expertiserapport opgemaakt. Hierin wordt onder meer het volgende vermeld:

Omschrijving van de schade
De schade bestaat uit tekort uitgeleverde goederen
Dit tekort is gebaseerd op het verschil tussen het aantal geladen colli, conform de rode exemplaren van de vrachtbrieven bestemd voor Swartberg, en het geleverde aantal colli, conform de bemerkingen op de groene exemplaren van de vrachtbrieven bestemd voor van der Nat.
Deze groene exemplaren werden door van der Nat geretourneerd aan Swartberg.
Een volledig overzicht van de tekorten, incl. de rode en groene exemplaren van de
vrachtbrieven, is in het bezit van Swartberg.
(…)
Oorzaak
De exacte oorzaak van de tekorten is onbekend
Vast staat dat goederen conform en zonder bemerkingen in Rotterdam in ontvangst
werden genomen door van der Nat, en met een tekort op de diverse bestemming
werden afgeleverd.
Zendingen werden nimmer gesplitst.
Grotere zendingen werden veelal direct geleverd op bestemming, en kleinere
zendingen werden in Giessen overgeladen, onder beheer en verantwoording van
Van der Nat.”

4.Het geschil

in de hoofdzaak

4.1.
Swartberg vordert, na vermindering van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Van der Nat, althans P. van der Nat (na de verzochte rectificatie van de naam van de gedaagde partij), veroordeelt om aan Swartberg te voldoen een bedrag van € 229.448,42 (inclusief BTW), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2023, dan wel vanaf de datum van deze dagvaarding, met veroordeling van gedaagde in de (na)kosten van deze procedure.
4.2.
Van der Nat, althans P. van der Nat , voert verweer en concludeert tot het niet-ontvankelijk verklaren van Swartberg in haar vordering, deze aan haar te ontzeggen, althans deze te matigen, met haar veroordeling, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de (na)kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente hierover.
in het incident
4.3.
Van der Nat vordert, dat de rechtbank bij vonnis Swartberg niet-ontvankelijk verklaart in haar vordering met haar veroordeling, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de (na)kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente hierover.
4.4.
Swartberg voert verweer en concludeert tot afwijzing van het incidentele verzoek, met veroordeling van Van der Nat in de kosten van het incident.
4.5.
Op de stellingen van partijen in zowel het incident als in de hoofdzaak wordt hierna, voor zover van belang, in gegaan.

5.De beoordeling

in het incident

5.1.
Van der Nat concludeert dat Swartberg de verkeerde vennootschap heeft gedagvaard. Swartberg heeft immers met P. van der Nat B.V. een overeenkomst gesloten, maar heeft Van der Nat gedagvaard. Aangezien de juiste entiteit eenvoudig te achterhalen was voor Swartberg, dient zij niet-ontvankelijk verklaard te worden, althans dienen haar vorderingen tegen Van der Nat afgewezen te worden. Dit heeft tot gevolg dat de vordering tegen P. van der Nat (deels) is verjaard, aangezien Swartberg haar pas op 17 mei 2024 heeft gedagvaard.
5.2.
Swartberg heeft aangevoerd dat zij heeft bedoeld een vordering in te stellen tegen P. van der Nat . Er is sprake van een verschrijving. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Swartberg toegelicht dat zij de onjuiste partij-aanduiding wenst te rectificeren. Daarnaast is volgens Swartberg van verjaring van de vordering tegen P. van der Nat geen sprake, omdat zij P. van der Nat per e-mail van 2 oktober 2023 aansprakelijk heeft gesteld voor het bedrag van € 215.587,29.
5.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat Swartberg met P. van der Nat een contractuele relatie had en dat Swartberg dus de verkeerde partij heeft gedagvaard. Het is echter mogelijk om de gedaagde partij te rectificeren. Rectificatie van een aanvankelijk onjuiste partij-aanduiding kan een aanvaardbaar middel zijn indien het voor de wederpartij kenbaar was dat sprake is van een vergissing, de wederpartij door de vergissing en rectificatie niet is benadeeld of in haar verdediging is geschaad en de rectificatie tijdig heeft plaatsgevonden. [1]
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze vereisten voldaan. Dat sprake is geweest van een vergissing is evident en moet ook voor Van der Nat duidelijk zijn geweest. Zoals ook door Van der Nat is aangevoerd, zijn alle aan dit geschil ten grondslag liggende werkzaamheden voor Swartberg namelijk altijd uitgevoerd door P. van der Nat, staat niet Van der Nat, maar P. van der Nat als vervoerder geregistreerd bij de Kamer van Koophandel en beschikt niet Van der Nat, maar P. van der Nat over een vergunning die haar toestaat om beroepsgoederenvervoer over de weg te verzorgen. Er kon dan ook geen twijfel over bestaan dat Swartberg bedoeld heeft om P. van der Nat in rechte te betrekken. Bovendien stelt Swartberg in haar e-mail van 2 oktober 2023 uitdrukkelijk P. van der Nat aansprakelijk en stond de verzamel- en creditfactuur van Swartberg op naam van P. van der Nat. Naar het oordeel van de rechtbank wordt P. van der Nat in geval van rectificatie niet benadeeld in haar verdediging. Dat de vordering van Swartberg tegen P. van der Nat grotendeels zou zijn verjaard is, gelet op de aansprakelijkstelling van 2 oktober 2023 (zie onder 3.11) en de datum van dagvaarding van 17 mei 2024, niet aan de orde. Daarnaast heeft de raadsman van Van der Nat in de conclusie van antwoord en tijdens de mondelinge behandeling ook steeds namens P. van der Nat verweer gevoerd en heeft het inhoudelijke partijdebat tussen Swartberg en P. van der Nat in deze procedure plaats kunnen vinden. Het is tot slot de vraag of rectificatie tijdig heeft plaatsgevonden, aangezien Swartberg pas tijdens de mondelinge behandeling uitdrukkelijk een beroep heeft gedaan op rectificatie. Dat dit tijdig haar bedoeling was volgt naar het oordeel van de rechtbank echter reeds uit de conclusie van antwoord in het incident – waarin zij schrijft dat het uiteraard haar bedoeling was P. van der Nat te dagvaarden - en uit het gegeven dat zij P. van der Nat twee dagen na de incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid
zekerheidshalvealsnog heeft gedagvaard. De slotsom is dat de rechtbank de rectificatie accepteert. Aangezien de juiste partij, P. van der Nat, reeds in de procedure is verschenen, volstaat de rectificatie van de partijnaam. [2] De dagvaarding wordt daarom geacht te zijn uitgebracht aan P. van der Nat.
5.5.
Van der Nat zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit incident worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 921,00 (1,5 punt x tarief II: € 614,00) aan advocaatkosten en € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing) aan nakosten.
in de hoofdzaak
Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.6.
Bij een aantal van de onderhavige transporten is sprake van internationaal wegtransport van Nederland naar België. Het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (het CMR) is dwingendrechtelijk van toepassing op iedere overeenkomst voor – kort gezegd – het grensoverschrijdend vervoer van goederen over de weg (artikel 1 CMR). Tussen partijen is niet in geschil dat in dit geval aan de vereisten van artikel 1 CMR is voldaan en dat het CMR van toepassing is.
De rechtbank verklaart zich bevoegd op grond van artikel 31 CMR om van deze vorderingen kennis te nemen, nu de plaats van inontvangstneming van de goederen is gelegen in Rotterdam.
Stellingen en verweren van partijen
5.7.
Swartberg legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. P. van der Nat heeft in de periode van 12 januari 2023 tot en met 29 augustus 2023 bij de uitvoering van meerdere transporten stelselmatig meer goederen bij Swartberg opgehaald dan dat zij heeft afgeleverd bij de klanten van Swartberg (zogeheten manco’s). In totaal gaat het om een verschil ter waarde van € 210.503,13 (€ 229.448,42 incl. BTW) zoals volgt uit een overzicht dat Swartberg als productie 5 heeft overgelegd en gecorrigeerd in de akte vermindering van eis. Volgens Swartberg staat op grond van de vrachtbrieven vast dat P. van der Nat de in de vrachtbrieven genoemde goederen daadwerkelijk in ontvangst heeft genomen (artikel 6 lid 2 AVC 2002). Ten aanzien van de werkwijze voor het laden van de goederen heeft Swartberg tijdens de mondelinge behandeling het volgende toegelicht. Voor aanvang van ieder transport diende het loodspersoneel van Swartberg de goederen aan de hand van picklijsten klaar te zetten op pallets. Het laden van de pallets in de vrachtwagen werd door de chauffeur van P. van der Nat gedaan. De chauffeur hield bij hoeveel pallets in de vrachtwagen werden geladen en vervolgens werd op basis daarvan de vrachtbrief uitgedraaid en door de chauffeur ondertekend. Swartberg ontkent niet dat het meegegeven aantal goederen/pallets in sommige gevallen niet strookte met de eerder aan P. van der Nat verstrekte laadlijsten. Zo lukte het soms door drukte niet om 10 pallets te laden, waardoor slechts 9 pallets werden geladen. Op de vrachtbrieven werden echter alleen de goederen vermeld die daadwerkelijk door P. van der Nat waren geladen.
Gelet op de manco’s is P. van der Nat haar verplichting om als vervoerder de in ontvangst genomen goederen ter bestemming af te leveren (artikel 9 AVC 2002) niet nagekomen, aldus Swartberg. Zij is daarom aansprakelijk voor de schade die bestaat uit de als manco aangeduide goederen. Swartberg verwijst ter onderbouwing van haar vordering naar de door haar (in reactie op de conclusie van antwoord) overgelegde orders van haar klanten, laadlijsten en facturen aan de klant, alsmede naar de reeds eerder overgelegde vrachtbrieven en het expertiserapport van haar expert van 14 november 2024.
Er komt volgens Swartberg aan P. van der Nat geen beroep toe op de beperking van de aansprakelijkheid conform artikel 13 AVC 2002, omdat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid in de zin van artikel 14 AVC 2002 nu de goederen door (medewerkers van) P. van der Nat achtergehouden zijn.
5.8.
P. van der Nat betwist dat de vrachtbrieven het bewijs leveren van het aantal door P. van der Nat in ontvangst genomen goederen. Zij voert aan dat zij voldoende tegenbewijs in de zin van artikel 6 lid 2 AVC 2002 heeft geleverd op grond waarvan als vaststaand dient te worden aangenomen dat de als manco aangeduide goederen niet ten vervoer zijn meegegeven. De manco’s zijn volgens P. van der Nat namelijk te wijten aan de organisatorische problemen bij Swartberg als gevolg van onder meer het vertrek van personeel, wisselingen in de manier van opslag en een gebrek aan een registratiesysteem. Hierdoor gebeurde het regelmatig dat er lange wachttijden waren voor de chauffeurs ter plaatse, dat de verkeerde goederen of aantal pallets klaargezet werden of dat niet de juiste labels of vrachtbrieven aan de chauffeurs meegegeven werden. P. van der Nat verwijst in dat kader onder meer naar de e-mails tussen partijen (zie onder 3.4 tot en met 3.7), het expertiserapport van 8 november 2024 van TT experts en de verklaringen van chauffeur [persoon D] (zie onder 3.13) en [persoon B] (zie onder 3.10). De werkwijze, zoals ook door Swartberg omschreven, waarbij de chauffeurs van P. van der Nat tijdens het laden van de pallets in de vrachtwagen zelf moesten bijhouden hoeveel pallets precies geladen werden, en waarbij pas achteraf een (correcte) vrachtbrief werd opgemaakt, zorgde ervoor dat het aantal op de vrachtbrief vermelde goederen niet altijd juist is en dat dus niet van de juistheid hiervan uitgegaan kan worden, aldus P. van der Nat. De chauffeurs handelden onder tijdsdruk en regelmatig moesten in één vrachtwagen leveringen voor verschillende klanten, en onder verschillende vrachtbrieven, worden geladen. De aantallen zoals vermeld op de (eerder) door Swartberg opgemaakte laadlijsten of vrachtbrieven waren vaak niet juist, zoals ook door Swartberg is erkend, en de chauffeur moest dan onthouden voor welke klant en onder welke vrachtbrief te weinig/teveel was geladen. Het was niet mogelijk om de pallets die reeds in de vrachtwagen stonden achteraf, in geval van onduidelijkheid, nogmaals te tellen, gelet op het verschil in hoogte van de pallets met verschillende goederen (cashews, pindakaas etc.). P. van der Nat doet daarom ook een beroep op de bepaling uit artikel 6 lid 2 AVC 2002 waaruit volgt dat, indien de vervoerder geen redelijke middelen ter beschikking staan om de juistheid van onder meer de vermelding van het aantal zaken op de vrachtbrief te controleren, de vrachtbrief geen bewijs levert van die vermelding.
Tot slot betwist P. van der Nat dat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan haar zijde. Haar aansprakelijkheid is daarom beperkt tot € 3,40 per kg op grond van artikel 13 AVC 2002.
Het oordeel van de rechtbank
5.9.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is aan Swartberg om te stellen en bij betwisting te bewijzen dat de goederen (in goede en complete staat) voor vervoer in ontvangst zijn genomen en niet (in diezelfde staat) zijn afgeleverd. Swartberg beroept zich ter onderbouwing van haar stelling dat de goederen aan P. van der Nat zijn meegegeven op de vermelding van het aantal goederen op de vrachtbrieven (artikel 9 lid 1 CMR en artikel 6 lid 2 AVC 2002). Door P. van der Nat wordt betwist dat deze aantallen overeenkomen met wat er daadwerkelijk aan de chauffeur ten vervoer is meegegeven. Op P. van der Nat rust als vervoerder echter de verplichting om bij inontvangstneming van de zaken de juistheid van de vermelding van, onder meer, het aantal zaken op de vrachtbrief te controleren (artikel 8 lid 1 CMR en artikel 6 lid 1 AVC 2002) en bij afwijkingen hiervan een (in het geval van het CMR) met redenen omkleed voorbehoud of (in geval van de AVC 2002) aantekening te maken op de vrachtbrief. In beginsel levert de vrachtbrief dan ook bewijs op van inontvangstneming van het aantal zaken. Dit is anders indien P. van der Nat geen redelijke middelen ter beschikking stonden om de juistheid van de vermeldingen te controleren. Ook kan P. van der Nat door middel van het leveren van tegenbewijs aantonen dat de vermelding op de vrachtbrief niet juist is.
Redelijke middelen
5.10.
Tijdens de mondelinge behandeling is aan de orde gesteld wat de chauffeurs hadden moeten en kunnen controleren tijdens het laden. Partijen zijn het erover eens dat de chauffeurs niet het aantal colli’s, dozen of trays hoefden te controleren. Volgens P. van der Nat was ook het controleren van het aantal pallets teveel gevraagd voor haar chauffeurs. Naar het oordeel van de rechtbank is hetgeen door P. van der Nat is aangevoerd echter onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de door partijen omschreven werkwijze, waarbij de chauffeurs moesten bijhouden hoeveel pallets zij in de vrachtwagen laadden, in algemene zin niet de redelijke middelen bood om de juistheid van de vermelding van het aantal goederen te controleren en dat geen van alle vrachtbrieven bewijs levert van het aantal in ontvangst genomen goederen. P. van der Nat heeft gewezen op de transporten waarbij per vrachtwagen meerdere vrachtbrieven afgegeven werden en waarbij, in geval van afwijkingen, de chauffeur moest onthouden onder welke vrachtbrief te weinig of teveel was geladen. Er vanuit gaande dat, zoals door P. van der Nat aangevoerd, het niet mogelijk was om, in geval van een onjuist totaal aantal pallets, (na het laden) nogmaals te tellen, gelet op de hoogteverschillen van de pallets, en de chauffeur dus niet precies wist op
welkevrachtbrief een onjuist aantal vermeld stond, had naar het oordeel van de rechtbank in die gevallen van de chauffeur verwacht mogen worden dat hij op iedere vrachtbrief een voorbehoud of aantekening zou maken dat het op de vrachtbrief vermelde aantal mogelijk niet klopt. Zowel onder het CMR (artikel 9 lid 2) als de AVC 2002 (artikel 6 lid 1) geldt immers de verplichting voor de chauffeur om in geval van afwijkingen een gemotiveerd voorbehoud (in geval van het CMR) of aantekening (in geval van de AVC 2002) te maken op de vrachtbrief. Niet gesteld of gebleken is dat het vervoer daardoor aanmerkelijk zou zijn vertraagd (artikel 6 lid 1 AVC 2002). De chauffeurs van P. van der Nat hebben, op een enkele vrachtbrief na, op geen van de vrachtbrieven een voorbehoud of aantekening gemaakt. Dit geldt ook voor de gevallen waarbij, zoals door P. van der Nat aangevoerd, bij het loodspersoneel en de chauffeur bekend was dat er verkeerde stickers op de lading zaten en/of (nog) geen vrachtbrief kon worden meegegeven, maar door loodspersoneel werd gezegd “neem deze pallets maar mee”. De chauffeurs hadden in dat geval niet zomaar, zonder een voorbehoud of aantekening op de vrachtbrief te maken, weg moeten rijden. Door [persoon B] wordt ook aangegeven dat de chauffeurs niet zonder de juiste papieren hadden moeten wegrijden, maar zij deden dit omdat er bij P. van der Nat begrip was voor de chaotische situatie bij Swartberg (zie onder 3.10). Op zichzelf valt dit meedenken van de kant van P. van der Nat te prijzen maar de rechtbank ontkomt er niet aan in geval van een conflict het juridisch systeem van de CMR en de AVC te handhaven.
Zoals hiervoor vermeld, kan dus niet in algemene zin en ten aanzien van
alletransporten geoordeeld worden dat P. van der Nat niet over de redelijke middelen beschikte om de juistheid van de vermelding op de vrachtbrief te controleren. De rechtbank zal dat per transport beoordelen en zoals hierna zal blijken is dat bij een aantal transporten wel het geval.
5.11.
De controleplicht van de vervoerder inzake het aantal goederen was in dit geval dus beperkt tot het aantal pallets. Bij een deel van de transporten vermeldt de vrachtbrief echter geen aantal pallets. Het betreft de eerste 10 ordernummers uit het overzicht van productie 5 bij dagvaarding: [ordernummer 1] , [ordernummer 2] , [ordernummer 3] , [ordernummer 4] , [ordernummer 5] , [ordernummer 6] , [ordernummer 7] , [ordernummer 8] , [ordernummer 9] , [ordernummer 10] . Hetzelfde geldt voor de vrachtbrieven die voor een deel van de goederen geen aantal pallets vermelden. Het gaat daarbij om [ordernummer 11] en [ordernummer 12] . Bij transport [ordernummer 13] ontbraken 93 van de 240 trays (op de vrachtbrief staat dat 1,63 pallets zijn geladen). Naar het oordeel van de rechtbank is dit onvoldoende gekwantificeerd en voor de chauffeur niet te controleren. Ten aanzien van voornoemde transporten beschikten de chauffeurs naar het oordeel van de rechtbank niet over redelijke middelen om de juistheid van de vermelding van het aantal goederen op de vrachtbrief te controleren. De vrachtbrief levert dan ook geen bewijs dat deze goederen daadwerkelijk door P. van der Nat in ontvangst zijn genomen. Swartberg heeft naast de laadlijsten, die volgens haar niet altijd kloppen, de orders en de (korting) facturen voor de klanten verder geen stukken overgelegd die de inontvangstneming van de als manco aangeduide goederen kunnen aantonen. Uit voornoemde stukken kan dat in ieder geval niet worden afgeleid. Haar aanbod om de picklijsten, op basis waarvan de goederen door het loods personeel van Swartberg werden klaargezet voor belading, alsnog over te leggen is door de rechtbank afgewezen (zie onder 2.2), aangezien zij na het verweer van P. van der Nat in de conclusie van antwoord en de zittingsagenda van de rechtbank uitgebreid de gelegenheid heeft gehad, en genomen om haar standpunt te onderbouwen. Met betrekking tot de in deze overweging genoemde ordernummers is er daarom onvoldoende door Swartberg gesteld dat P. van der Nat de manco gevorderde goederen in ontvangst heeft genomen en dat zij haar verplichting om deze goederen ter bestemming af te leveren (artikel 9 AVC 2002) niet is nagekomen. P. van der Nat kan hiervoor dan ook niet aansprakelijk worden gehouden.
5.12.
Ten aanzien van ordernummer [ordernummer 14] is door Swartberg alleen een factuur overgelegd waarin zij een korting ter hoogte van € 4.341,33 aan haar klant doorberekent, maar geen onderliggende vrachtbrief, althans hier is onvoldoende door Swartberg naar verwezen. Dat deze als manco aangevoerde goederen aan P. van der Nat zijn meegegeven voor vervoer kan dan ook niet worden vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat P. van der Nat hiervoor niet aansprakelijk is.
Tegenbewijs
5.13.
P. van der Nat heeft verder aangevoerd dat Swartberg organisatorische problemen ondervond ten tijde van hun samenwerking. Dit volgt onder meer ook uit de door haar overgelegde e-mails en verklaringen. In reactie op de e-mail van P. van der Nat van 15 maart 2023 waarin voorbeelden worden gegeven van zaken die bij Swartberg niet goed verlopen, heeft Swartberg bovendien aangegeven dat het bij haar bekend is dat zaken niet goed gaan en dat dit komt door een nieuw ERP systeem en door vertrek van twee collega’s bij de planning en fysieke verlading (zie onder 3.4). Ook tijdens de mondelinge behandeling is door Swartberg erkend dat het ERP-systeem, vanuit waar de picklijsten en vrachtbrieven worden opgemaakt, in de periode dat zij met P. van der Nat werkte voor verbetering vatbaar was. Ook hierbij geldt echter dat dat onvoldoende is om (in algemene zin) aan te nemen dat
allemanco gevorderde goederen een gevolg zijn van de organisatorische problemen bij Swartberg en dat geen van alle vrachtbrieven bewijs leveren van het aantal in ontvangst genomen goederen. De rechtbank zal daarom per transport beoordelen of er door P. van der Nat, in aanvulling op hetgeen zij ten aanzien van de organisatorische problemen heeft aangevoerd, concreet tegenbewijs is geleverd waardoor de vrachtbrief geen bewijs levert van de vermelding van het aantal goederen. Zoals hierna zal blijken is dat bij een deel van de transporten het geval.
5.14.
Bij enkele transporten zijn, zoals ook door de expert van P. van der Nat opgemerkt in zijn rapport, niet alleen te weinig goederen geleverd, maar ook teveel goederen. Het betreft ordernummers [ordernummer 15] , [ordernummer 16] , [ordernummer 17] en [ordernummer 18] . Naar het oordeel van de rechtbank toont dit aan dat de vermelding van het aantal goederen op de vrachtbrief niet klopt. Dat er teveel goederen zijn afgeleverd kan namelijk niet verklaard worden door de (kale) stelling van Swartberg dat de chauffeurs goederen zouden hebben achtergehouden, maar wel door de situatie waarin het aantal en/of de goederen zoals vermeld op de vrachtbrief niet juist is. Het is naar het oordeel van de rechtbank in deze gevallen aannemelijk dat aan de chauffeur de verkeerde lading is meegegeven. De vrachtbrief levert ten aanzien van deze transporten dan ook geen bewijs dat de manco gevorderde goederen daadwerkelijk door P. van der Nat in ontvangst zijn genomen. Zoals hiervoor overwogen volgt dit ook niet uit de andere stukken en daarom kan P. van der Nat in deze gevallen niet aansprakelijk worden gehouden.
5.15.
Voor het transport met ordernummer [opdrachtnummer 1] heeft P. van der Nat verwezen naar haar e-mail aan Swartberg van 24 maart 2023 (zie onder 3.5) waarin zij enkele dagen na het transport aangeeft dat de aantekening van de geadresseerde op de vrachtbrief niet klopt. Uit de mail volgt dat het transport samen met een ander ordernummer [opdrachtnummer 2] zou zijn geleverd, waarbij in totaal 16 pallets moesten worden geladen. Ordernummer [opdrachtnummer 2] betrof 6 pallets, dus ordernummer [opdrachtnummer 1] zou volgens P. van der Nat (kennelijk) moeten bestaan uit 10 pallets. Dat komt niet overeen met de genoemde aantallen op de vrachtbrief en ook niet met de aantekening van de geadresseerde.
Hetzelfde geldt voor het transport met ordernummer [opdrachtnummer 3] . P. van der Nat heeft hiervoor verwezen naar een e-mail van haar aan Swartberg van 29 juli 2023 (zie onder 3.7) waarin zij enkele dagen na het transport aangeeft dat de aantekening van de geadresseerde “2 pallets 297 colli” op de vrachtbrief niet klopt. Dit volgt volgens haar niet alleen uit het gegeven dat twee pallets met 297 colli niet correspondeert met het totaal van 8 pallets met 792 colli (de rechtbank begrijpt dat er dan dus 198 colli op twee pallets moeten staan), maar ook uit de verklaring van de chauffeur. Volgens P. van der Nat geeft de chauffeur aan dat hij 24 pallets heeft gelost, wat overeenkomt met de vermelding op de vrachtbrief (rekening houdend met de aantekening van de chauffeur bij in ontvangstneming).
Swartberg was, gelet op deze e-mails, bekend met de onduidelijkheden rondom deze vrachtbrieven, maar is daar, voor zover bekend, niet op in gegaan. Het had op haar weg gelegen om de juistheid van de vermelding in deze vrachtbrieven nader te onderbouwen, wat zij niet heeft gedaan. De rechtbank oordeelt daarom dat P. van der Nat voor de als manco aangeduide goederen inzake [opdrachtnummer 1] en [opdrachtnummer 3] niet aansprakelijk is.
5.16.
Volgens de expert van P. van der Nat heeft de door P. van der Nat ingeschakelde charter op de vrachtbrief van ordernummer [ordernummer 19] (geadresseerd aan Jumbo in Nieuwegein) vermeld dat er 20 volle pallets waren verladen in plaats van het op de vrachtbrief vermelde aantal van 23 pallets. Dit is ook te zien in de overgelegde kopie van de vrachtbrief onder vak 18 “Voorbehoud en opmerkingen van de vervoerder”. Swartberg heeft hier niet op gereageerd en daarom neemt de rechtbank aan dat de chauffeur van P. van der Nat dit inderdaad op de vrachtbrief heeft bemerkt bij het verladen zodat sprake is van een aantekening in de zin van artikel 6 lid 1 AVC 2002. Naar het oordeel van de rechtbank levert de vrachtbrief dan ook geen bewijs op van de inontvangstneming van de als manco aangevoerde goederen. Zoals hiervoor overwogen volgt dit ook niet uit de andere stukken en is P. van der Nat niet aansprakelijk ten aanzien van [ordernummer 19] .
5.17.
Op de vrachtbrief voor ordernummer [ordernummer 20] is door de geadresseerde aangetekend dat 300 colli zijn geretourneerd omdat het de verkeerde dozen waren. De expert van P. van der Nat heeft in zijn rapport vermeld dat deze colli toen door P. van der Nat zijn meegenomen en na beëindiging van de werkrelatie met Swartberg door of namens Swartberg zijn opgehaald. Swartberg heeft hier niet op gereageerd, zodat de rechtbank van de juistheid van dit verweer uit gaat. Er is daarom geen sprake van een manco waar P. van der Nat aansprakelijk voor zou kunnen zijn.
5.18.
Op de vrachtbrief voor ordernummer 304982 is door de geadresseerde aangetekend dat 196 colli zijn geretourneerd omdat de dozen beschadigd zijn. Er is hierbij dus geen sprake van een manco. Door Swartberg is niks gesteld over deze beschadiging of door wie dit volgens haar is veroorzaakt. De rechtbank acht deze vordering daarom niet, althans onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. P. van der Nat is hiervoor niet aansprakelijk.
Eisvermindering
5.19.
Verder is uit het overzicht van Swartberg in productie 5 bij dagvaarding ordernummer [ordernummer 21] (vordering van € 84,38) ingetrokken. Dit volgt uit de akte vermindering van eis van Swartberg. De andere transporten die in deze akte zijn gewijzigd heeft de rechtbank hiervoor reeds besproken en daarbij geoordeeld dat P. van der Nat voor deze manco’s niet aansprakelijk is.
Resterende transporten
5.20.
Ten aanzien van de resterende transporten is niet komen vast te staan dat P. van der Nat niet over de redelijke middelen beschikte om de vermeldingen op de vrachtbrieven te controleren en/of is niet voldoende tegenbewijs geleverd van de vermeldingen op de vrachtbrieven. Het betreft de transporten met ordernummers [ordernummer 22] , [ordernummer 23] , [ordernummer 24] , [ordernummer 25] , [ordernummer 25] , [ordernummer 26] , [ordernummer 27] , [ordernummer 28] , [ordernummer 28] , [ordernummer 29] , [ordernummer 30] , [ordernummer 31] , [ordernummer 32] , [opdrachtnummer 4] , [ordernummer 33] , [ordernummer 34] en [ordernummer 35] . De rechtbank overweegt ten aanzien van deze transporten als volgt.
5.21.
De vrachtbrief van ordernummer [ordernummer 31] is zonder voorbehoud door de klant getekend bij aflevering. Pas op de pakbon is bemerkt dat er pallets manco waren. Bemerkingen op een pakbon worden, anders dan bij een vrachtbrief, niet in het bijzijn van de chauffeur gemaakt. Er is in dit geval voor de chauffeur dan ook geen gelegenheid geweest om op de bemerkingen te reageren. De rechtbank oordeelt dat Swartberg deze vordering daarom niet, althans onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd. P. van der Nat is hiervoor niet aansprakelijk.
5.22.
De groene vrachtbrieven van ordernummers [ordernummer 34] en [ordernummer 35] zijn niet overgelegd. Swartberg heeft ten aanzien van [ordernummer 34] een e-mail van P. van der Nat aan Swartberg van 27 september 2023 overgelegd waarin door P. van der Nat wordt bevestigd dat de op de vrachtbrief genoemde pallet manco was. De rode vrachtbrief is wel door Swartberg overgelegd en te zien is dat deze door de chauffeur zonder voorbehoud of aantekening voor ontvangst is getekend. P. van der Nat of haar expert hebben niets ten aanzien van dit ordernummer aangevoerd. De rechtbank oordeelt daarom dat deze manco niet, althans onvoldoende gemotiveerd is betwist en acht P. van der Nat hiervoor aansprakelijk.
Ten aanzien van [ordernummer 35] heeft Swartberg een e-mail van P. van der Nat van 5 september 2023 overgelegd waarin P. van der Nat desgevraagd aan Swartberg doorgeeft dat dit transport niet is meegekomen en ook niet is afgeleverd. Hierop reageert Swartberg per e-mail van dezelfde dag:
“Wat vreemd! Order is gepickt en getekend door jullie chauffeur. Weet jij hoe dit kan?”
Hier heeft P. van der Nat voor zover bekend niet op gereageerd. Ook hier is de rode vrachtbrief wel overgelegd, die door de chauffeur van P. van der Nat zonder voorbehoud of aantekening voor ontvangst is getekend. De rechtbank oordeelt dat ook deze manco daarom niet, althans onvoldoende gemotiveerd is betwist en zij acht P. van der Nat hiervoor aansprakelijk.
5.23.
Ten aanzien van ordernummers [ordernummer 22] , [ordernummer 23] , [ordernummer 24] , [ordernummer 25] , [ordernummer 25] , [ordernummer 26] , [ordernummer 27] , [ordernummer 28] , [ordernummer 28] , [ordernummer 29] , [ordernummer 30] , [ordernummer 32] , [opdrachtnummer 4] en [ordernummer 33] staat vast dat het manco bij aflevering door de klant op de vrachtbrief is vermeld. Dit is uit de vrachtbrief zelf af te leiden of, in geval van een onduidelijke kopie en/of handschrift, uit het commentaar van de expert van P. van der Nat in zijn aanvullende rapport van 8 november 2024. Het vermelde aantal manco’s komt overeen met de manco’s zoals door Swartberg vermeld in het overzicht in productie 5 bij dagvaarding. De rechtbank merkt hierbij nog op dat bij het rapport van de expert van P. van der Nat geen bijlagen zijn gevoegd, terwijl hier door de expert wel enkele keren naar wordt verwezen. Deze bijlagen heeft de rechtbank dan ook niet mee kunnen nemen in haar beoordeling. Verder staat in voornoemde gevallen vast dat de chauffeur van P. van der Nat bij inontvangstneming geen voorbehoud of aantekening heeft gemaakt op de vrachtbrief. In sommige gevallen verwijst de expert van P. van der Nat naar de laadlijsten van Swartberg, waaruit volgens hem zou blijken dat de vermelding van het aantal pallets op de vrachtbrief niet klopt. De rechtbank gaat hier aan voorbij, aangezien, zoals hiervoor vermeld, Swartberg heeft toegelicht, en dat is ook door P. van der Nat erkend, dat het meegegeven aantal pallets niet altijd strookte met het op de laadlijsten vermelde aantal en dat de chauffeur de pallets tijdens het laden diende te tellen.
Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat ten aanzien van voornoemde orders P. van der Nat aansprakelijk is voor de door Swartberg als manco aangeduide goederen.
De waarde van de manco goederen
5.24.
Swartberg heeft naast vrachtbrieven, ook orders van de klanten, laadlijsten en facturen aan de klanten overgelegd. De rechtbank zal beoordelen of Swartberg hiermee voldoende heeft onderbouwd dat de goederen de in productie 5 bij de dagvaarding aangegeven waarde vertegenwoordigen.
5.25.
Swartberg heeft voor de onder 5.22 en 5.23 genoemde ordernummers, behalve [ordernummer 23] (zoals hieronder aan de orde komt), de (credit)factuur aan de klant overgelegd, waarbij de waarde zoals in productie 5 weergegeven (voor het aantal als manco aangeduide goederen) steeds overeenkomt met de prijs op de factuur aan de klant. P. van der Nat heeft deze bedragen niet betwist. De rechtbank volgt Swartberg daarom dat dit de verkoopwaarde was van de goederen. Zonder andere aanwijzingen gaat de rechtbank er vanuit dat deze factuurwaarde overeenkomt met de marktwaarde, zodat dit voor de CMR- en AVC-zaken gelijk is. Dat komt dan op het volgende neer:
[ordernummer 22] : € 2.425,25
[ordernummer 24] : € 2.365,66
[ordernummer 25] : € 5.280,00
[ordernummer 25] : € 4.773,12
[ordernummer 26] : € 2.365,66
[ordernummer 27] : € 1.934,04
[ordernummer 28] : € 2.365,66
[ordernummer 28] : € 5.152,57
[ordernummer 29] : € 1.934,04
[ordernummer 30] : € 1.886,98
[ordernummer 32] : € 5.270,80
[opdrachtnummer 4] : € 5.270,80
[ordernummer 33] : € 4.731,33
[ordernummer 34] : € 1.675,30
[ordernummer 35] : € 1.241,33
Totaal: € 43.401,74
5.26.
Ten aanzien van ordernummer [ordernummer 23] is geen (credit)factuur of een ander stuk overgelegd waaruit blijkt dat de als manco aangeduide goederen een waarde van € 8.561,28 hebben, althans hier is onvoldoende naar verwezen. Swartberg wordt in de gelegenheid gesteld om deze (credit)factuur alsnog te overleggen.
Er is geen sprake van opzet of bewuste roekeloosheid
5.27.
Volgens Swartberg komt aan P. van der Nat geen beroep toe op de beperking van haar aansprakelijkheid, omdat sprake zou zijn van opzet of bewuste roekeloosheid. Dit wordt door P. van der Nat betwist.
De rechtbank volgt Swartberg niet op dit punt en overweegt daartoe als volgt. Swartberg heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit zou blijken dat de als manco aangeduide goederen (opzettelijk) door P. van der Nat en/of haar chauffeurs achtergehouden zijn. Dit is door P. van der Nat betwist en, zoals ook door de expert van P. van der Nat aangegeven, uit de GPS-gegevens en/of de rijtijd blijkt dat de meeste transporten rechtstreeks en zonder vertraging zijn uitgevoerd. Ook is het enkele gegeven dat sprake is van manco’s onvoldoende om van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van P. van der Nat zelf, wat voor doorbreking van de AVC-limiet vereist is, of aan de zijde van haar chauffeurs te spreken.
5.28.
De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat het beroep op doorbreking van de limieten niet opgaat. De schadevergoeding die P. van der Nat aan Swartberg moet betalen bedraagt dan ook niet meer dan 8,33 SDR per ontbrekend kilogram bruto-gewicht in geval van CMR-zaken en € 3,40 per kilogram in geval van AVC-zaken. Ordernummer [ordernummer 28] had als afleverbestemming Genk (België) en valt daarom onder het CMR. De overige ordernummers zijn AVC-zaken.
Nu het voor de rechtbank niet duidelijk uit de stukken af te leiden is wat het ontbrekende gewicht in kilogram is voor de onder 5.25 genoemde ordernummers, en dit nog niet eerder aan de orde is gekomen in deze procedure, zal de rechtbank Swartberg in de gelegenheid stellen om het gewicht, alsmede het bedrag aan schadevergoeding op basis van de CMR- en AVC-limiet te specificeren. P. van der Nat kan hierna op deze akte reageren.
5.29.
In afwachting van de aktewisseling zal iedere (verdere) beslissing in dit stadium van het geding worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt Van der Nat in de proceskosten van € 1.099,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Van der Nat niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
in de hoofdzaak
6.3.
draagt Swartberg op om de onder 5.26 vermelde ontbrekende (credit)factuur of een ander stuk over te leggen waaruit de waarde van de als manco aangeduide goederen van ordernummer [ordernummer 23] blijkt;
6.4.
draagt Swartberg op om het ontbrekende gewicht in kilogram ten aanzien van de onder 5.25 genoemde ordernummers te specificeren, alsmede het bedrag aan schadevergoeding op basis van de CMR- en AVC-limiet;
6.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 30 juli 2025 voor het nemen van een akte overleggen stukken en specificatie door Swartberg;
6.6.
houdt iedere (verdere) beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.
3597/32

Voetnoten

1.Hoge Raad, 4 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2798.
2.Hoge Raad, 22 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:13991.