Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Korte samenvatting van de zaak
2.De procedure
- de dagvaarding van 22 december 2023;
- de akte houdende overlegging producties tevens houdende vermindering van eis van Swartberg van 7 februari 2024, met producties 1 tot en met 8;
- de incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid van 15 mei 2024, met producties 1 tot en met 7;
- de conclusie van antwoord in het incident van Swartberg van 29 mei 2024, met producties 9 tot en met 13;
- het vonnis in incident van 3 juli 2024;
- de conclusie van antwoord van 17 juli 2024, met producties 1 tot en met 13, waarvan 7 reeds bij de incidentele conclusie waren gevoegd;
- de brief van de rechtbank van 1 augustus 2024 met daarin een oproep voor de mondelinge behandeling van 26 november 2024;
- de brief van de rechtbank van 30 oktober 2024 met een zittingsagenda;
- de e-mail namens Swartberg van 15 november 2024 met producties 14 tot en met 19;
- de e-mail namens Van der Nat van 15 november 2024 met producties 20 tot en met 23;
- de mondelinge behandeling van 26 november 2024 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde spreekaantekeningen van Swartberg en Van der Nat.
3.De feiten
Conclusie
Omschrijving van de schade
4.Het geschil
in de hoofdzaak
5.De beoordeling
in het incident
zekerheidshalvealsnog heeft gedagvaard. De slotsom is dat de rechtbank de rectificatie accepteert. Aangezien de juiste partij, P. van der Nat, reeds in de procedure is verschenen, volstaat de rectificatie van de partijnaam. [2] De dagvaarding wordt daarom geacht te zijn uitgebracht aan P. van der Nat.
welkevrachtbrief een onjuist aantal vermeld stond, had naar het oordeel van de rechtbank in die gevallen van de chauffeur verwacht mogen worden dat hij op iedere vrachtbrief een voorbehoud of aantekening zou maken dat het op de vrachtbrief vermelde aantal mogelijk niet klopt. Zowel onder het CMR (artikel 9 lid 2) als de AVC 2002 (artikel 6 lid 1) geldt immers de verplichting voor de chauffeur om in geval van afwijkingen een gemotiveerd voorbehoud (in geval van het CMR) of aantekening (in geval van de AVC 2002) te maken op de vrachtbrief. Niet gesteld of gebleken is dat het vervoer daardoor aanmerkelijk zou zijn vertraagd (artikel 6 lid 1 AVC 2002). De chauffeurs van P. van der Nat hebben, op een enkele vrachtbrief na, op geen van de vrachtbrieven een voorbehoud of aantekening gemaakt. Dit geldt ook voor de gevallen waarbij, zoals door P. van der Nat aangevoerd, bij het loodspersoneel en de chauffeur bekend was dat er verkeerde stickers op de lading zaten en/of (nog) geen vrachtbrief kon worden meegegeven, maar door loodspersoneel werd gezegd “neem deze pallets maar mee”. De chauffeurs hadden in dat geval niet zomaar, zonder een voorbehoud of aantekening op de vrachtbrief te maken, weg moeten rijden. Door [persoon B] wordt ook aangegeven dat de chauffeurs niet zonder de juiste papieren hadden moeten wegrijden, maar zij deden dit omdat er bij P. van der Nat begrip was voor de chaotische situatie bij Swartberg (zie onder 3.10). Op zichzelf valt dit meedenken van de kant van P. van der Nat te prijzen maar de rechtbank ontkomt er niet aan in geval van een conflict het juridisch systeem van de CMR en de AVC te handhaven.
alletransporten geoordeeld worden dat P. van der Nat niet over de redelijke middelen beschikte om de juistheid van de vermelding op de vrachtbrief te controleren. De rechtbank zal dat per transport beoordelen en zoals hierna zal blijken is dat bij een aantal transporten wel het geval.
allemanco gevorderde goederen een gevolg zijn van de organisatorische problemen bij Swartberg en dat geen van alle vrachtbrieven bewijs leveren van het aantal in ontvangst genomen goederen. De rechtbank zal daarom per transport beoordelen of er door P. van der Nat, in aanvulling op hetgeen zij ten aanzien van de organisatorische problemen heeft aangevoerd, concreet tegenbewijs is geleverd waardoor de vrachtbrief geen bewijs levert van de vermelding van het aantal goederen. Zoals hierna zal blijken is dat bij een deel van de transporten het geval.