Op 14 mei 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, die in 2024 was opgelegd voor de duur van twee jaren. De veroordeelde, geboren in 1973 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting, had op 28 maart 2025 een verzoek ingediend voor een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de ISD-maatregel. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare zitting, waar de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman, mr. F.G.J. Staals, aanwezig waren. De officier van justitie pleitte voor voortzetting van de maatregel, terwijl de verdediging beëindiging bepleitte, met als argument dat stagnatie in de uitvoering van de maatregel niet aan de veroordeelde te wijten was. De rechtbank oordeelde dat er nog geen interventies waren geweest die gericht waren op de risicofactoren van de veroordeelde, en dat het ontbreken van een geldig legitimatiebewijs de voortgang van de ISD-maatregel belemmerde. De rechtbank concludeerde dat beëindiging van de maatregel zou leiden tot onveiligheid en dat er geen omstandigheden waren die de beëindiging rechtvaardigden. De rechtbank wees het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel af en bepaalde dat de tenuitvoerlegging van de maatregel werd voortgezet.