ECLI:NL:RBROT:2025:7975

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
C/10/693898 / HA RK 25-115
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelgeschil letselschade na fietsongeval met alcohol en drugs betrokken automobilist

In deze zaak betreft het een deelgeschil in het kader van letselschade. De verzoekster, in haar hoedanigheid als curator van [persoon A], heeft een geschil aanhangig gemaakt tegen de Nationale Nederlanden Schadeverzekering Mij (NN) naar aanleiding van een fietsongeval waarbij [persoon A] blijvend invalide is geraakt. Het ongeval vond plaats op 1 januari 2021, toen [persoon A] werd aangereden door een automobilist die onder invloed van alcohol en drugs was. NN heeft aanvankelijk de aansprakelijkheid voor 50% erkend, maar later volledig erkend. De curator heeft NN verzocht om te verklaren dat het kortingsstandpunt van € 70.000,- onredelijk was en heeft NN aansprakelijk gesteld voor onrechtmatig handelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat NN onrechtmatig heeft gehandeld door zich te beroepen op een eigen schuldpercentage en het kortingsstandpunt, wat heeft geleid tot extra schade voor [persoon A]. De rechtbank heeft NN veroordeeld tot betaling van € 1.000,- aan smartengeld en de kosten van de deelgeschilprocedure begroot op € 10.495,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/693898 / HA RK 25-115
Beschikking van 2 juli 2025
in de zaak van
[verzoekster] , in haar hoedanigheid van curator van [persoon A] ,
verzoekster,
advocaat mr. T.K.A.B. Eskes te Dordrecht,
tegen
de naamloze vennootschap
NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MIJ,
gevestigd te Den Haag,
verweerster,
advocaat mr. A.N.L. de Hoogh te Den Haag.
Partijen zullen hierna (ook) de curator en NN genoemd worden.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties 1 tot en met 10;
  • het aanvullend verzoekschrift met producties 11 tot en met 14;
  • het verweerschrift met bijlagen 1 tot en met 53;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 20 mei 2025 en de spreekaantekeningen van mr. Eskes.

2.De feiten

2.1.
Op 1 januari 2021 is mevrouw [persoon A] (hierna: [persoon A] ) in Dordrecht op de fiets aangereden door een automobilist van wie NN de WAM-verzekeraar was. De verzekerde van NN was ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol en drugs en is na het ongeval doorgereden. Hij is strafrechtelijk veroordeeld.
2.2.
[persoon A] is ernstig gewond geraakt door het ongeval. Volledig herstel wordt niet verwacht en [persoon A] is afhankelijk van 24-uurszorg.
2.3.
Op 5 mei 2021 is Totaalsupport ingeschakeld in verband met de woonsituatie van [persoon A] . De woning (hierna ook: de oude woning) waar [persoon A] woonde was niet meer geschikt, onder meer omdat [persoon A] rolstoel gebonden is geworden door het ongeval.
2.4.
Aanvankelijk heeft NN de aansprakelijkheid voor 50 % erkend en een voorbehoud gemaakt voor een mogelijk percentage eigen schuld. NN bevoorschotte de schade van [persoon A] op basis van 100 % aansprakelijkheid.
2.5.
Op 29 november 2021 is het proces-verbaal van politie aan NN toegezonden.
2.6.
Op 9 september 2022 heeft NN de aansprakelijkheid voor 100% erkend.
2.7.
Bij beschikking van 15 november 2022 is mevrouw [verzoekster] (hierna ook: de curator) aangesteld als curator van [persoon A] .
2.8.
Op 27 juli 2023 heeft de curator, in vervolg op een bespreking van 26 april 2023 waarbij zij, mr. Eskes, de schaderegelaar [persoon B] namens NN en Totaalsupport aanwezig waren, geschreven:
“Het huis is getaxeerd op een vraagprijs van € 195.000. Ik heb een makelaar opdracht gegeven te zoeken naar een geschikte vervangende woning, een “drive in woning” of Kangoeroe woning.”
2.9.
Op 13 december 2023 heeft de curator een koopovereenkomst gesloten voor de aankoop van een geschikte woning in Dordrecht (hierna ook: de nieuwe woning). Op diezelfde datum is ook een koopovereenkomst gesloten voor de verkoop van de oude woning, voor een bedrag van € 205.000,-. De oude woning is verkocht aan de zwager van een medewerker van het makelaarskantoor dat de verkoop van de oude woning begeleidde.
2.10.
De kantonrechter heeft bij beschikking van 30 januari 2024 machtigingen verstrekt voor de verkoop van de oude en de aankoop van de nieuwe woning.
2.11.
NN nam vervolgens het standpunt in dat [persoon A] € 70.000,- zou worden gekort op de uiteindelijke schadevergoeding (hierna: het kortingsstandpunt). NN nam dit kortingsstandpunt in omdat NN vond dat de oude woning voor een te laag bedrag aan de zwager van de medewerker van het makelaarskantoor was verkocht. De marktwaarde lag volgens NN op € 275.000,-.
2.12.
NN heeft € 620.00,- bevoorschot op de schade van [persoon A] en NN heeft
€ 44.000,- aan buitengerechtelijke kosten betaald.

3.De standpunten van partijen

[verzoekster] in haar hoedanigheid van curator is procespartij

3.1.
Ter zitting is verhelderd dat niet de vennootschap die in de kop van het verzoekschrift is genoemd - de vennootschap onder firma [naam firma] t.h.o.d.n. [handelsnaam] - procespartij is maar dat [verzoekster] als curator verzoekster is en is de vordering op dat punt verduidelijkt en voor zover nodig aangepast. NN is daarmee niet in haar verdediging geschaad omdat dit vanaf het begin voor NN duidelijk moet zijn geweest.
3.2.
De curator verzoekt na aanvulling om:
voor recht te verklaren dat het kortingsstandpunt van NN redelijk noch billijk is en geen schending van de schadebeperkingsplicht oplevert;
NN te veroordelen in de kosten van dit deelgeschil, vooralsnog begroot op
€ 7.853,-, te vermeerderen met het griffierecht, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
voor recht te verklaren dat NN onbehoorlijk, onzorgvuldig c.q. onrechtmatig heeft gehandeld en NN te veroordelen tot betaling van € 40.000,- althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
NN te veroordelen in de kosten van het aanvullend verzoek, vooralsnog begroot op
€ 4.283,-, te vermeerderen met het griffierecht, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
de punten 1 tot en met 4 uitvoerbaar bij voorraad te verklaren; en
te bevelen dat voornoemde kostenveroordeling binnen 14 dagen na de uitspraak door NN zal worden overgemaakt op een derdengeldrekening.
3.3.
Daaraan heeft de curator ten grondslag gelegd dat NN zich ten onrechte op het kortingsstandpunt stelt. Verder is er sprake van een aantal onrechtmatige koerswijzigingen van NN in de behandeling van de schade van [persoon A] , waarbij haar behoeftes uit het oog zijn verloren en waarvoor smartengeld passend is.
3.4.
NN verzoekt de curator niet-ontvankelijk te verklaren en haar te veroordelen in de kosten van deze procedure, althans om de verzoeken af te wijzen, zonder begroting van de kosten.
3.5.
Er is volgens NN geen sprake van een impasse in de onderhandelingen. Het kortingsstandpunt heeft NN laten vallen en de koerswijzigingen zijn niet onredelijk en niet onrechtmatig. Er is ten gevolge daarvan geen schade geleden. De begroting van de kosten dient daarom achterwege te blijven. De door de curator opgegeven kosten zijn ook bovenmatig. De verzochte uitvoerbaarheid bij voorraad moet achterwege blijven omdat geen hogere voorziening open staat en het bevel tot betaling onnodig en onterecht is ingesteld.

4.De beoordeling

De zaak is geschikt voor behandeling als een deelgeschil

4.1.
Het verzoek van de curator berust op artikel 1019w Rv. Dit artikel geeft een persoon de mogelijkheid om, indien die persoon een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hem rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdenschade.
4.2.
NN heeft betwist dat deze zaak geschikt is om te worden behandeld als deelgeschil. NN stelt daartoe dat er nog geen onderhandelingen gaande waren over de verzoeken van de curator. De rechtbank volgt NN daar niet in. Alleen al uit de uitgebreide correspondentie
- onder meer vastgelegd in de 53 bijlagen bij het verweerschrift van NN met ruim 300 pagina’s - is geen andere conclusie te trekken dan dat er juist wel uitgebreid is onderhandeld
en dat het onderhandelingstraject op verschillende momenten niet goed liep en aanleiding gaf tot klachten. Dat NN omtrent het kortingsstandpunt had aangegeven dat bij de eindregeling te willen bespreken en mr. Eskes daarop niet gereageerd heeft voordat het verzoek werd ingediend, maakt het voorgaande niet anders. Op die eindregeling hoeft niet gewacht te worden als er tijdens het schadetraject duidelijkheid gewenst is over een - in dit geval zeer aanzienlijke - schadepost. Een uitspraak in deelgeschil kan die gewenste duidelijkheid juist brengen.
4.3.
De onderwerpen die de koerswijzigingen betreffen zijn eerder in de correspondentie en onderhandelingen tussen partijen aan de orde geweest. Ook een oordeel over de (onrechtmatigheid van de) koerswijzigingen en de eventuele schadevergoeding als gevolg daarvan kan bijdragen aan het weer vlot trekken van de onderhandelingen die uiteindelijk kunnen leiden tot een vaststellingsovereenkomst.
Er is geen belang meer bij een verklaring voor recht inzake het kortingsstandpunt
4.4.
Omdat NN in haar verweerschrift heeft aangegeven dat zij haar kortingsstandpunt niet langer inneemt en definitief heeft verlaten en ter zitting nogmaals heeft bevestigd dat dit standpunt is ingetrokken, heeft de curator geen belang meer bij de gevraagde verklaring voor recht op dit punt. Daarom wijst de rechtbank dit verzoek af.
Koerswijzigingen
4.5.
De rechtbank komt nu toe aan het bespreken van de koerswijzigingen. Per koerswijziging is € 5.000,- schadevergoeding gevraagd door de curator.
De rechtbank zal per koerswijziging beoordelen of deze onbehoorlijk en onrechtmatig is en of [persoon A] hierdoor schade lijdt. Bij secundaire victimisatie doelt men op hernieuwd slachtofferschap als gevolg van het letselschadeproces, in dit geval door de bejegening die [persoon A] heeft ondervonden van NN, die ertoe kan leiden dat zij op andere wijze in de persoon is aangetast als bedoeld in de zin van artikel 6:106 b BW.
Koerswijziging 1 - eigen schuld - onrechtmatig
4.6.
Volgens de curator is de handelswijze van NN omtrent het eigenschuldpercentage tot 9 september 2022 onrechtmatig. Een verzekeraar dient volgens de GBL binnen drie maanden na ontvangst van de aansprakelijkstelling een onderbouwd standpunt in te nemen over de aansprakelijkheid. In ieder geval was met het toezenden van het proces-verbaal van politie vanaf 29 november 2021 voor NN de toedracht van het ongeval duidelijk.
4.7.
NN erkent dat zij (pas) met haar e-mail van 9 september 2022 de aansprakelijkheid voor 100 % heeft erkend. In haar e-mail van 11 mei 2021 heeft zij echter al aangegeven dat zij 100 % zou bevoorschotten, zolang de toedracht onduidelijk was. Zolang die toedracht onduidelijk was hield zij rekening met eigen schuld van [persoon A] . Door deze lijn te kiezen maar bevoorschotting op basis van 100% aan te houden is [persoon A] niet benadeeld en is geen schade ontstaan, aldus NN.
4.8.
De rechtbank overweegt dat op de verzekeraar de stelplicht en bewijslast rust van eigen schuld. Vanaf het begin van het schadetraject was er voor NN geen enkele concrete aanleiding om uit te gaan van (een percentage van 50) eigen schuld van [persoon A] . Nergens bleek uit dat zij een verkeersfout had gemaakt. In ieder geval had NN vanaf het moment dat zij bekend was of had kunnen zijn met de inhoud van het proces-verbaal van politie, 29 november 2021, de aansprakelijkheid voor 100% moeten erkennen. Vanaf dat moment kon NN niet meer stellen dat de toedracht van het ongeval onduidelijk was en was het vasthouden aan haar eerdere standpunt - een mogelijk eigenschuldpercentage - onredelijk te noemen. Dat NN in haar e-mail van 11 mei 2021 heeft meegedeeld dat zij bereid was te bevoorschotten op basis van 100%, doet aan het voorgaande niet af. Dit gaf namelijk niet de gewenste en benodigde duidelijkheid omtrent de aansprakelijkheid, terwijl dit wel al eerder kon in ieder geval vanaf 29 november 2021 (of kort daarna). De rechtbank ziet geen geëigende reden voor NN om hiermee te wachten tot 9 september 2022. NN heeft [persoon A] ten onrechte lange tijd in onzekerheid gelaten over de erkenning van volledige aansprakelijkheid. Dat was, in ieder geval vanaf 29 november 2021, onredelijk en onrechtmatig in de zin dat [persoon A] daardoor ten onrechte opnieuw slachtoffer werd.
4.9.
Hierdoor heeft [persoon A] extra schade geleden. De rechtbank zal na het bespreken van alle koerswijzigingen de hoogte van de immateriële schade als gevolg van de koerswijzigingen begroten.
Koerswijziging 2 - één medisch adviseur-
niet onrechtmatig
4.10.
De curator vordert een vergoeding vanwege onrechtmatig handelen omdat NN aanvankelijk niet en later wel instemde met inschakeling van één medisch adviseur (hierna: MA). NN bestrijdt dat sprake is van onrechtmatigheid.
4.11.
Mr. Eskes stelde op 18 mei 2021 aan NN voor om één MA in te schakelen. Het enkele feit dat NN dit voorstel op 30 september 2021 afwees en hier later, op 16 mei 2023, alsnog mee akkoord ging is misschien geen voortvarend handelen of voortvarende schadeafwikkeling van NN te noemen maar de rechtbank ziet niet waarom dit onrechtmatig zou zijn. Het is gebruikelijk dat elke partij een eigen MA inschakelt en [persoon A] kon op grond van richtlijnen of gebruik in de branche niet zomaar verwachten dat NN in zou stemmen met een gezamenlijke MA; dat is ook niet geconcretiseerd. Dat zij er vier maanden over heeft gedaan om dat te laten weten is niet onredelijk lang. Dat NN, om haar moverende redenen, later alsnog heeft ingestemd met één MA doet daarbij niet ter zake.
Koerswijziging 3 - te late betaling mr. Kouters - niet onrechtmatig
4.12.
Het standpunt en de handelswijze van NN omtrent de betaling van de kosten van mr. Kouters beoordeelt de rechtbank niet als onrechtmatig. Het was niet vreemd dat het voor NN niet direct duidelijk was waarom de kosten van mr. Kouters, echtscheidingsadvocaat, in causaal verband stonden tot het ongeval van [persoon A] . Mr. Kouters stond [persoon A] al bij als echtscheidingsadvocaat voordat het ongeval plaatsvond. NN mocht daarom vragen hebben over het causale verband. Dat NN uiteindelijk wél bereid was € 2.500,- voor de kosten van mr. Kouters te voldoen, als lumpsum, maakt het voorgaande niet anders. Dat betaling daarna nog drie maanden duurde is niet direct snel te noemen aan de zijde van NN maar de rechtbank ziet niet in dat hierdoor extra trauma bij [persoon A] is ontstaan.
Koerswijziging 4 - te late betaling mr. Eskes - niet onrechtmatig
4.13.
Mr. Eskes heeft op 9 maart, 8 april en 31 augustus 2021 nota’s aan NN gestuurd betreffende de uren die hij had besteed en de kosten die hij had gemaakt voor de behandeling van de letselschadezaak voor [persoon A] . De curator stelt dat een groot deel van deze kosten zijn afgewezen en (pas) nadat mr. Eskes een klacht indiende, er alsnog voor € 2.500,- aan buitengerechtelijke kosten is voldaan, op 1 oktober 2021. Dat is in de ogen van de curator onrechtmatig jegens [persoon A] . NN betwist dat sprake is van onrechtmatigheid en van een koerswijziging aan haar zijde.
4.14.
Een slachtoffer in een letselschadezaak heeft, indien de aansprakelijkheid vast staat, zoals hier, recht op een min of meer frequente betaling van de redelijke kosten die samenhangen met de behandeling van zijn of haar letselschade. Het betreft immers vermogensschade die voor vergoeding in aanmerking komt volgens artikel 6:96 lid 2 BW. Het is in deze zaak niet betwist dat het redelijk is dat (de curator van) [persoon A] een advocaat heeft ingeschakeld voor haar letselschade. Voor de betaling van die kosten gelden echter geen vaste termijnen. Niet betwist is dat NN omstreeks 11 maart 2021 € 5.000,- aan buitengerechtelijke kosten heeft betaald, op 5 mei 2021 € 5.000,-, op 10 september 2021
€ 3.000,- en omstreeks 30 september 2021 € 2.500,- (totaal: € 15.500,-. ). De rechtbank beoordeelt het niet als onrechtmatig dat één of meer van die betalingen wat langer heeft geduurd.
4.15.
Het is verder niet onredelijk of onrechtmatig dat NN vragen had over de declaraties van mr. Eskes om te beoordelen of de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk waren. Dat daarbij ook vragen gesteld zijn over het aantal bestede uren en het in rekening gebrachte uurtarief is niet ongebruikelijk en niet onredelijk of onrechtmatig.
4.16.
De gedraging(en) van NN zijn daarmee op dit onderdeel niet onrechtmatig te noemen. Dat NN na de klacht alsnog of weer € 2.500,- heeft betaald is ook niet als een onrechtmatige koerswijziging aan te merken: kennelijk heeft NN zich alsnog laten overtuigen door mr. Eskes dat meer betaald moest worden op de buitengerechtelijke kosten.
Koerswijziging 5 - bezoek revalidatiecentrum Rijndam - ongepast maar niet onrechtmatig
4.17.
Volgens de curator heeft NN onrechtmatig gehandeld tijdens het bezoek van mevrouw [persoon B] (hierna: [persoon B] ) aan [persoon A] in het revalidatiecentrum op 30 september 2021. De nadruk kwam toen volgens de curator te liggen op het inventariseren van de schade terwijl het de bedoeling was om kennis te maken met [persoon A] . NN betwist onrechtmatig gehandeld te hebben en van schade is volgens NN geen sprake.
De rechtbank is van oordeel dat het onhandig en niet gepast is om bij een eerste kennismakingsgesprek met een slachtoffer met hersenletsel, waarbij ook de neuropsycholoog aanwezig was, diverse schadeposten te bespreken. Het is naar het oordeel van de rechtbank echter niet aannemelijk dat deze handelswijze geleid heeft tot extra leed. Ook overigens valt niet in te zien dat dit onrechtmatig is.
Koerswijziging 6 - trage bevoorschotting - niet onrechtmatig
4.18.
Pas onder druk van een klacht heeft NN op 9 september 2021 een voorschot van
€ 250.000,- betaald terwijl mr. Eskes daarom al had gevraagd op 14 juli 2021. En pas onder druk van een kort geding en een voorlopige schadestaat ging NN over tot betaling van
€ 250.000,- om de aankoop van de nieuwe woning mogelijk te maken. Volgens de curator is er sprake van trage bevoorschotting waardoor [persoon A] schade lijdt. NN bestrijdt de gestelde trage bevoorschotting. NN geeft toe dat dit sneller had gekund in de periode 14 juli tot en met 9 september 2021, maar dit betekent volgens haar niet dat daarmee onrechtmatig is gehandeld. Dat is volgens NN ook niet het geval geweest in de periode 5 tot en met 28 december 2023 en van een koerswijziging is in beide periodes ook geen sprake geweest.
4.19.
De rechtbank overweegt dat NN in de periode 14 juli tot en met 9 september 2021 niet snel heeft gereageerd waarbij de vakantieperiode een rol speelde. Toen mr. Eskes hierover zijn beklag deed heeft NN snel daarna € 250.000,- betaald. Van onrechtmatigheid is hiermee geen sprake.
4.20.
In de periode van 5 tot en met 28 december 2023 had bevoorschotting van de
€ 250.000,- - om daarmee de aankoop van de nieuwe woning mogelijk te maken - ook sneller gekund, zodat er minder onzekerheid was geweest met betrekking tot de mogelijkheid tot aankoop van deze woning voor [persoon A] . Het is echter niet vreemd dat NN enige tijd nodig had om zich te beraden op de aanzienlijke financiële consequenties van de aankoop van de nieuwe woning, zeker omdat er al € 370.000,- was bevoorschot. De rechtbank overweegt dat NN niet onrechtmatig lang de tijd heeft genomen om tot betaling van deze twee bedragen over te gaan, gelet op de substantiële omvang daarvan. De betaling van deze bedragen had weliswaar sneller gekund maar van onrechtmatig handelen is geen sprake. Daaraan doet niet af dat het verhuizen zeer noodzakelijk was en de situatie in de oude woning onacceptabel. Het kostte nu eenmaal enige tijd om een andere woning te vinden en het is zeker jammer dat ruim drie weken vertraging is ontstaan, maar de beperkte omvang daarvan, in de kerstperiode, meewegend wordt de drempel van onrechtmatigheid niet gehaald.
Koerswijziging 7 - inschakeling Totaalsupport - niet onrechtmatig
4.21.
Volgens de curator zijn de belangen van [persoon A] geschaad doordat NN het traject met Totaalsupport vertraagde en heeft onderbroken.
NN betwist dat sprake is van een koerswijziging, betwist dat zij geen eigen bouwkundige mocht inschakelen en betwist dat zij het traject met Totaalsupport heeft vertraagd of onderbroken.
4.22.
Nadat mr. Eskes op 27 januari 2021 had voorgesteld om Totaalsupport als bouwkundig deskundige in te schakelen om te bezien hoe de oude woning van [persoon A] rolstoelgeschikt gemaakt kon worden, heeft NN dit verzoek op 1 maart 2021 eerst afgewezen en is NN na aandringen van mr. Eskes hiermee op 8 maart 2021 alsnog akkoord gegaan, waarna inschakeling nog duurde tot 5 mei 2021. Op 28 juni 2022 schakelde NN haar eigen bouwkundige in. Daarna lag het traject met Totaalsupport tijdelijk stil. Na een klacht van mr. Eskes bij NN is het traject met Totaalsupport op 23 januari 2023 weer opgestart.
4.23.
De handelswijze van NN verdient geen schoonheidsprijs en is op zijn minst wispelturig. Het is echter toelaatbaar dat een verzekeraar als het gaat om grote bedragen, zoals hier, wat meer tijd neemt. Dat NN zich in tweede instantie liet overtuigen door mr. Eskes getuigt er niet alleen van dat de curator en mr. Eskes de belangen van [persoon A] goed behartigen, maar ook dat NN ruimte heeft gegeven voor een andere, overtuigende visie van de belangenbehartiger. Dat [persoon B] per e-mail van 28 juni 2022 heeft laten weten haar twijfel te hebben over de haalbaarheid van het aanpassen van de oude woning en daarom de woning wilde bezichtigen met een eigen deskundige is ook niet onrechtmatig te noemen - wel kritisch, maar dat mag. Later is die scepsis bovendien terecht gebleken - aanpassing was niet reëel. Per e-mail van 18 juli 2022 stemde mr. Eskes in met dit voorstel, mits ook Totaalsupport aanwezig was. Er werd daarna gezocht naar een geschikte datum. De daarop volgende vertraging kwam (ook) door een klacht van mr. Eskes tegen [persoon B] . In de klachtbrief gaat mr. Eskes in beginsel ook akkoord met het bezoeken van [persoon A] thuis met de bouwkundige [persoon B] /NN. Er is vervolgens een andere schadebehandelaar bij [persoon B] aangesteld en er heeft een telefoongesprek plaatsgevonden op 9 november 2022. Na nog diverse e-mails in november en december 2022 en begin januari 2023 is het traject met Totaalsupport eind januari 2023 weer hervat. De vertraging die is ontstaan valt niet als onrechtmatig handelen te verwijten aan NN.
Koerswijziging 8 - korting van € 70.000,-: onrechtmatig
4.24.
De handelswijze en de koerswijziging van NN ten aanzien van het kortingsstandpunt van € 70.000,- beoordeelt de rechtbank wel als onrechtmatig. De rechtbank licht dit toe.
4.25.
NN heeft de curator op 12 november 2024 medegedeeld dat [persoon A] haar schadebeperkingsplicht had geschonden door de oude woning te goedkoop te verkopen en zij kondigde een korting aan van € 70.000,- op de schadevergoeding. NN wil verder ook de gemaakte proceskosten voor dit verzoekschrift niet vergoeden.
4.26.
Allereerst: duidelijk is dat hier sprake is van een wijziging van koers door NN. Eerst stelde NN zich op het kortingsstandpunt en na indiening van het verzoekschrift heeft NN dit laten vallen. Het verzoekschrift was derhalve kennelijk nodig.
4.27.
Verder staat vast dat NN achter de rug van een gezamenlijk ingeschakelde expert om eenzijdig aan Totaalsupport - dat nota bene eerder door partijen gezamenlijk was ingeschakeld - heeft verzocht om in opdracht van NN een tweede taxatie uit te voeren van de oude woning. Daarmee heeft NN het vertrouwen van [persoon A] geschonden en onrechtmatig gehandeld.
Daarbij is van belang dat de curator op basis van een toen bekende taxatie van de woning, die uitkwam op € 195.000,-, de woning heeft verkocht voor € 205.000,-, zijnde een bedrag dat ruim boven die taxatiewaarde lag. Aangenomen kon dan ook worden dat de verkoopprijs in overeenstemming met de reële waarde was. De curator heeft daarvoor ook toestemming gekregen van de kantonrechter. Wat verder van belang is dat de koopovereenkomst op 13 december 2023 is getekend en dat NN op 15 december 2023 is geïnformeerd. Binnen de bedenktijd voor consumenten van drie dagen (art. 7 lid 2 BW) had NN dus nog van zich kunnen laten horen wanneer zij het hiermee niet eens was, maar dat heeft NN achterwege gelaten. Als NN het echt niet eens was met deze verkoop, had het op haar weg gelegen dat direct, binnen die bedenktijd te melden aan de curator.
4.28.
Dat NN het kortingsstandpunt inmiddels heeft verlaten maakt haar handelen niet alsnog niet onrechtmatig. NN heeft haar kortingsstandpunt pas verlaten na indiening van het verzoekschrift. Dat daarvoor eerst het verzoekschrift deelgeschil nodig was, onderstreept juist het onrechtmatige handelen en bevestigt de (plotselinge) wijziging van koers. Vanwege de aanzienlijke financiële consequenties heeft deze gang van zaken aanvullend leed berokkend.
Conclusie - smartengeld: € 1.000,-
4.29.
De rechtbank is van oordeel dat [persoon A] schade heeft geleden door de handelswijze onder de koerswijzigingen genoemd onder 1 en 8. De door de curator gevraagde bedragen per koerswijziging zijn echter naar het oordeel van de rechtbank niet billijk en ook niet in overeenstemming met de geldende normen voor smartengeld vanwege secundaire victimisatie. Daarbij weegt mee dat de koers die NN uiteindelijk heeft gekozen grotendeels neerkomt op het accepteren van de standpunten van de curator en [persoon A] . De rechtbank begroot de immateriële schade voor deze twee koerswijzingen op een totaalbedrag van € 1.000,-.
Kosten deelgeschil
4.30.
De curator heeft aangevoerd dat de kosten van het eerste verzoek € 7.853,- bedragen, te vermeerderen met het griffierecht en dat de kosten van het aanvullende verzoek € 4.283,- bedragen, te vermeerderen met het griffierecht.
4.31.
Volgens NN zijn de verzoekschriften niet nodig geweest, is het aantal uren te hoog en is het door mr. Eskes gehanteerde tarief van € 295,- per uur te hoog. Mr. Eskes zou als specialist geen tijd voor studie van literatuur en jurisprudentie mogen opvoeren en kende het dossier al zodat studie dossier niet nodig was voor het deelgeschil. Voor reistijd moet een lager tarief in rekening worden gebracht.
4.32.
De kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv dienen te voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW. Of het redelijke kosten zijn, hangt af van de vraag of het redelijk is dat die kosten zijn gemaakt én of de hoogte van deze kosten redelijk is.
4.33.
Dat het maken van de kosten redelijk is acht de rechtbank evident, gelet op het vastlopen van buitengerechtelijk onderhandelingstraject. Voor de beoordeling of de declaraties van mr. Eskes te beschouwen zijn als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid c.q. redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, zijn de aard en omvang van de schade van belang en de verhouding tussen de schade en de kosten. Ook speelt de opstelling van partijen in het schaderegelingsproces een rol op de redelijkheid van het maken van kosten en de omvang.
4.34.
De rechtbank overweegt het volgende. De uren die mr. Eskes heeft besteed aan het deelgeschil komen de rechtbank in beginsel niet onredelijk voor. Daarbij speelt een rol dat NN zich op diverse momenten niet constructief heeft opgesteld waardoor extra werkzaamheden nodig zijn geweest. In het tweede verzoekschrift staan echter een aantal standaardteksten en citaten uit jurisprudentie en literatuur, reden waarom de rechtbank een matiging van 2 uur toepast. De zitting duurde 1,5 uur en inclusief reistijd komt de rechtbank hiervoor 3 uur redelijk voor in plaats van 5 uur. De rechtbank komt dan voor het eerste verzoek uit op 20 uur en voor het tweede verzoek op 10 uur, totaal dus 30 uur. De rechtbank matigt het uurtarief tot € 280,- per uur, exclusief btw, maar ziet geen reden het uurtarief voor reistijd anders te beoordelen. Het griffierecht voor het eerste verzoekschrift bedraagt
€ 714,-.Voor het aanvullend verzoekschrift is niet opnieuw griffierecht geheven. Indien de curator het verzoekschrift als natuurlijk persoon had ingediend dan was het griffierecht
€ 331,- geweest. NN is niet gehouden € 714,- te betalen maar het lagere bedrag van € 331,-. Daarmee komt het totaal op
€ 10.495,-( € 280,- plus 21 % = € 338,80 x 30 = € 10.164,- plus € 331,-)
Uitvoerbaar bij voorraad
4.35.
De rechtbank zal de beschikking conform het verzoek daartoe uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Ingevolge artikel 1019bb Rv staat tegen de beschikking op het verzoek geen voorziening open, onverminderd artikel 1019cc, derde lid Rv (in de procedure ten principale). In dit geval staat een voorziening in hoger beroep in de procedure ten principale open, omdat in deze beschikking uitdrukkelijk en zonder voorbehoud wordt beslist op meerdere geschilpunten tussen partijen betreffende hun materiële verhouding.
4.36.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat NN onrechtmatig heeft gehandeld vanwege de koerswijzigingen 1 (eigen schuld) en 8 (het kortingsstandpunt);
5.2.
veroordeelt NN daartoe tot betaling van een voorschot op het smartengeld aan de curator van € 1.000,-;
5.3.
begroot de kosten van de deelgeschilprocedure op € 10.495,- en veroordeelt NN tot betaling hiervan aan de curator;
5.4.
verklaart deze beschikking wat betreft de onder 5.2 en 5.3 uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
beveelt dat voornoemde kostenveroordeling binnen 14 dagen na de uitspraak door NN zal worden overgemaakt onder de noemer “vergoeding buitengerechtelijke kosten” op het in het verzoekschrift vermelde rekeningnummer ten name van advocatenkantoor Eskes onder vermelding van “BGK [persoon A] ”;
5.6.
wijst af het door de curator meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, rechter, bijstaan door mr. J. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.
3246/ 3152