ECLI:NL:RBROT:2025:7977

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
C/10/697880 / KG ZA 25-326
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van een container met zonnepanelen in kort geding

In deze zaak heeft Solar Fabrik GmbH, een Duitse onderneming die zonnepanelen produceert en verhandelt, een kort geding aangespannen tegen D.N.A. United Forwarders B.V., een Nederlands bedrijf dat verantwoordelijk was voor het ophalen, opslaan en transporteren van de zonnepanelen. Het geschil ontstond toen D.N.A. een aantal containers met zonnepanelen onder zich hield, waaronder één container die Solar Fabrik terugvorderde. Solar Fabrik vorderde in kort geding de afgifte van deze container, maar D.N.A. betwistte de spoedeisendheid van de vordering en stelde dat Solar Fabrik zelf een bodemprocedure kon starten. De voorzieningenrechter oordeelde dat Solar Fabrik onvoldoende spoedeisend belang had bij haar primaire vordering, omdat het aantal containers dat nog onder zich werd gehouden door D.N.A. was verminderd van tien naar één. De rechter wees de vorderingen van Solar Fabrik af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten moest betalen. De uitspraak vond plaats op 2 juli 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/697880 / KG ZA 25-326
Vonnis in kort geding van 2 juli 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
SOLAR FABRIK GMBH,
vestigingsplaats: Laufach (Duitsland),
eiseres,
advocaat mr. U. Acker te Rotterdam,
tegen
D.N.A. UNITED FORWARDERS B.V.,
vestigingsplaats: Etten-Leur,
gedaagde,
advocaat mr. A.J. van der Knijff te Breda.
Partijen worden hierna Solar Fabrik en DNA genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
Solar Fabrik produceert, importeert en verhandelt zonnepanelen. Solar Fabrik heeft een overeenkomst gesloten met DNA op grond waarvan DNA de containers met zonnepanelen voor Solar Fabrik heeft opgehaald, opgeslagen en voor verder transport gereed heeft gemaakt. Begin december 2024 is een conflict ontstaan tussen partijen. Daarop heeft DNA een aantal containers met zonnepanelen van Solar Fabrik onder zich gehouden. Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding in deze zaak ging het om tien containers met zonnepanelen. Na het uitbrengen van de dagvaarding heeft DNA negen van die containers aan DNA afgegeven. Solar Fabrik wil dat DNA de resterende container met zonnepanelen ook aan haar afgeeft. Dat vordert zij nu nog
primairin dit kort geding. Voor het geval dat de voorzieningenrechter deze vordering afwijst, vordert Solar Fabrik
subsidiairdat DNA – kort gezegd – wordt bevolen om binnen één maand een bodemprocedure te starten met betrekking tot de vordering die zij op Solar Fabrik stelt te hebben en waarvoor zij de container met zonnepanelen onder zich houdt. DNA is het niet eens met de vorderingen van Solar Fabrik. Volgens DNA heeft Solar Fabrik geen spoedeisend belang bij afgifte van de resterende container en kan Solar Fabrik zelf ook een bodemprocedure starten met als inzet de vraag of DNA die container moet afgeven. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van Solar Fabrik af. Dit wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 april 2025, met bijlagen 1 tot en met 23;
  • de akte wijziging van eis, met bijlage 24;
  • de conclusie van antwoord, met bijlagen 1 tot en met 13;
  • de mondelinge behandeling op 27 juni 2025;
  • de pleitnotities van mr. Acker.

3.De beoordeling

De voorzieningenrechter is internationaal bevoegd om deze zaak te behandelen en het Nederlandse recht is van toepassing op deze zaak

3.1.
Er is sprake van een geschil met een internationaal karakter, omdat Solar Fabrik in Duitsland is gevestigd en DNA in Nederland. In zo’n geval moet de voorzieningenrechter ambtshalve beoordelen of hij bevoegd is om de zaak te behandelen. Dat is het geval. Op grond van artikel 4 lid 1 Brussel I-bis (herschikking) worden zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. DNA is in Nederland gevestigd en is dan ook terecht opgeroepen voor de Nederlandse rechter. Aangezien partijen in de tussen hen gesloten overeenkomst bovendien een rechtskeuze hebben gemaakt voor de rechtbank Rotterdam, is de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam bevoegd om deze zaak te behandelen. Dit is tussen partijen overigens ook niet in geschil.
3.2.
Op de tussen partijen gesloten overeenkomst is Nederlands recht van toepassing verklaard. Daarom is het Nederlands recht ook van toepassing op deze zaak. Ook dit is tussen partijen niet in geschil.
Solar Fabrik heeft onvoldoende spoedeisend belang bij haar primaire vordering
3.3.
Eén van de vereisten om een vordering in een kort geding te kunnen toewijzen, is dat de partij die de vordering instelt voldoende spoedeisend belang heeft bij toewijzing daarvan. Het moet daarbij gaan om een situatie waarin, vanwege de feiten en omstandigheden van de zaak, het treffen van een onmiddellijke voorlopige voorziening noodzakelijk is en de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Solar Fabrik onvoldoende spoedeisend belang bij haar primaire vordering heeft en dat die vordering alleen al om die reden moet worden afgewezen. De voorzieningenrechter licht dit toe als volgt.
3.4.
Aanvankelijk hield DNA tien containers met in totaal 9.360 zonnepanelen met een inkoopwaarde van € 390.000,00 onder zich. Gelet op deze grote hoeveelheid zonnepanelen en de inkoopwaarde daarvan is voorstelbaar dat Solar Fabrik in haar bedrijfsvoering werd getroffen doordat DNA de tien containers onder zich hield en dat Solar Fabrik er ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding voldoende spoedeisend belang bij had om de vrijgave daarvan door middel van een kort geding af te dwingen. Inmiddels houdt DNA echter nog slechts één container met 936 zonnepanelen met een inkoopwaarde van € 39.000,00 onder zich. Gelet op het grote aantal containers met zonnepanelen dat Solar Fabrik op jaarbasis verhandelt, wat ten tijde van het sluiten van de overeenkomst tussen partijen 3.000 containers waren, valt zonder nadere toelichting – die Solar Fabrik niet heeft gegeven – niet in te zien dat Solar Fabrik in haar bedrijfsvoering wordt getroffen doordat DNA één container met zonnepanelen onder zich houdt op grond van een retentierecht/vuistpandrecht. Solar Fabrik heeft ook niet toegelicht dat zij op dit moment spoedeisend belang heeft bij afgifte van die container. Om die reden is de voorzieningenrechter van oordeel dat Solar Fabrik onvoldoende spoedeisend belang heeft bij haar primaire vordering.
De subsidiaire vordering van Solar Fabrik wordt ook afgewezen
3.5.
Solar Fabrik wil met haar subsidiaire vordering bewerkstelligen dat DNA een bodemprocedure start om de vordering die DNA stelt op Solar Fabrik te hebben – en op grond waarvan DNA de nog resterende container met zonnepanelen van Solar Fabrik onder zich houdt – te laten beoordelen. Ook voor deze vordering geldt dat het vereiste spoedeisend belang ontbreekt. Bovendien kan Solar Fabrik zelf ook een bodemprocedure starten met als inzet de vraag of DNA de resterende container met zonnepanelen aan haar moet afgeven. Ook daarom bestaat geen aanleiding om DNA te bevelen een bodemprocedure te starten.
Iedere partij betaalt de eigen proceskosten
3.6.
Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding hield DNA nog tien containers van Solar Fabrik onder zich. Kennelijk heeft DNA in het uitbrengen van de dagvaarding aanleiding gezien alsnog negen van die containers aan Solar Fabrik af te geven. Solar Fabrik is dus niet nodeloos tot dagvaarding overgegaan. Daarom ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, ook al wordt de vordering uiteindelijk afgewezen. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten moet betalen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.
3349 / 1980