Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 17 juni 2025, met bijlagen 1 tot en met 8;
- de mondelinge behandeling van 27 juni 2025.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die op 4 juli 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiseres een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die niet is verschenen. De procedure begon met een dagvaarding op 17 juni 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 27 juni 2025. De voorzieningenrechter heeft verstek verleend tegen gedaagde, aangezien deze niet op de zitting aanwezig was, ondanks dat alle wettelijke termijnen en regels in acht zijn genomen.
Eiseres heeft een spoedeisend belang aangetoond in haar vorderingen, die door de voorzieningenrechter niet ongegrond of onrechtmatig zijn bevonden. De rechter heeft de vorderingen van eiseres toegewezen, met inachtneming van een termijn van twee dagen voor gedaagde om het beslag op te heffen en de ontvangen gelden terug te betalen. Tevens is een dwangsom van maximaal € 5.000,00 opgelegd voor het geval gedaagde het beslag niet tijdig opheft.
De voorzieningenrechter heeft verder bepaald dat gedaagde niet mag overgaan tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de rechtbank Den Haag en heeft dwangsommen opgelegd voor overtredingen van dit verbod. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is openbaar uitgesproken op 4 juli 2025.