ECLI:NL:RBROT:2025:7980

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
C/10/699639 / KG ZA 25-433
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis in kort geding tussen ex-echtgenoten met betrekking tot de verkoop van een woning

In deze zaak, die op 3 juli 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een man en een vrouw, ex-echtgenoten, die samen eigenaar zijn van een woning. De man woont sinds december 2024 weer in de woning, nadat de vrouw deze had verlaten. De man heeft in een eerder vonnis van de voorzieningenrechter een termijn gekregen om de woning op zijn naam te zetten en de vrouw uit te kopen. Deze termijn is inmiddels verstreken, waarna de vrouw gebruik heeft gemaakt van een bepaling in dat vonnis om de woning aan een derde te verkopen. De man vordert in dit kort geding de schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, een aanvullende termijn om de vrouw uit te kopen, en een verbod voor de vrouw om de woning te betreden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man geen misbruik van bevoegdheid door de vrouw kan aantonen en wijst zijn vorderingen grotendeels af. Wel wordt de vrouw verboden om de woning te betreden zonder toestemming van de man, en de tegenvordering van de vrouw om de man te veroordelen tot betaling van kosten voor het vervangen van het slot wordt afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/699639 / KG ZA 25-433
Vonnis in kort geding van 3 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [plaats] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
advocaat mr. M. Soytekin te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [plaats] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat mr. A. Aksü te Rotterdam.
Partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
De man en de vrouw zijn ex-echtgenoten van elkaar. Zij zijn samen eigenaar van een woning die verdeeld moet worden. De man, die sinds december 2024 (weer) in de woning woont nadat de vrouw de woning had verlaten, wil daartoe de woning op zijn naam zetten en de vrouw uitkopen. Hij heeft daar in een vonnis van de voorzieningenrechter in deze rechtbank van 7 februari 2025 een termijn voor gekregen. Die termijn is inmiddels verstreken. De vrouw heeft daarop gebruik gemaakt van de bepaling in hetzelfde vonnis, dat het vonnis in de plaats treedt van de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man in de koop-/verkoopovereenkomst en de akte van levering. De woning is inmiddels ook daadwerkelijk aan een derde verkocht, maar nog niet geleverd. De man vordert in deze zaak (nog) – kort gezegd – dat (1) de tenuitvoerlegging van het vonnis wordt geschorst voor zover het betreft de verlening van een machtiging aan de vrouw om de woning aan een derde te verkopen en leveren (de voorzieningenrechter begrijpt: de bepaling dat het vonnis in de plaats treedt van de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man in de koop-/verkoopovereenkomst en de akte van levering), (2) de man een aanvullende termijn krijgt om de vrouw alsnog uit te kopen en de woning op zijn naam te zetten en (3) de vrouw wordt verboden om de woning te betreden totdat de woning goederenrechtelijk is overgedragen aan de man of een derde. De vrouw is het niet eens met de vorderingen van de man en vordert op haar beurt (nog) dat de man wordt veroordeeld om de kosten die zij heeft gemaakt voor het vervangen van het slot van de woning ten behoeve van de verkoop daarvan aan een derde, aan de vrouw te betalen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de man grotendeels af. De tegenvordering van de vrouw wordt ook afgewezen. Dit wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding 6 juni 2025, met bijlagen 1 tot en met 20;
  • de aanvullende bijlagen 21 tot en met 26 van de man;
  • de conclusie van antwoord met eis in reconventie (tegenvordering), met bijlagen 1 tot en met 12;
  • de mondelinge behandeling op 19 juni 2025;
  • het tijdens de mondelinge behandeling door mr. Soytekin overgelegde betekeningsexploot.
2.2.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afspraken gemaakt. Die afspraken hielden onder meer in dat een aantal van de vorderingen van de man en één van de tegenvorderingen van de vrouw werden ingetrokken. In dit vonnis wordt daarom slechts een oordeel gegeven over de resterende vorderingen van de man en de resterende tegenvordering van de vrouw.

3.De beoordeling

in conventie en in reconventie

Het toetsingskader
3.1.
De man heeft geen hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de voorzieningenrechter in deze rechtbank van 7 februari 2025 (‘het Vonnis’) en kan dat ook niet meer doen. De veroordelingen in het Vonnis zijn dan ook definitief. De voorzieningenrechter kan de tenuitvoerlegging van het Vonnis daarom alleen schorsen als zij van oordeel is dat de vrouw – kort gezegd – misbruik maakt van haar bevoegdheid om het Vonnis ten uitvoer te leggen (artikel 3:13 BW). Aan deze hoge lat wordt echter niet snel voldaan.
Het vonnis van 7 februari 2025
3.2.
De beslissing van het Vonnis luidt als volgt:

6. De beslissing
De voorzieningenrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis, haar medewerking te verlenen aan levering van haar aandeel in de woning, gelegen aan [adres] te ( [postcode] ) [plaats] , aan [eiser] , tegen de nog vast te stellen (actuele) taxatiewaarde, waarbij [eiser] de helft van de aan [gedaagde] toekomende overbedelingsvergoeding nog niet aan haar hoeft uit te betalen, onder de voorwaarde dat [eiser] binnen één maand na betekening van dit vonnis een bodemprocedure aanhangig maakt voor het vaststellen van zijn vordering op [gedaagde] en, in dat geval, in afwachting van de eindbeslissing in de procedures, in eerste aanleg, in Nederland en in Turkije of totdat partijen samen anders overeenkomen;
6.2.
veroordeelt [eiser] , als hij het aandeel van [gedaagde] in de woning, gelegen aan [adres] te ( [postcode] ) [plaats] , niet binnen de in 6.1 genoemde termijn kan overnemen tegen de in 6.1. bedoelde taxatiewaarde, om binnen vier weken na het verstrijken van de 6.1 genoemde termijn mee te werken aan de verkoop en levering van de woning, gelegen aan [adres] te ( [postcode] ) [plaats] , inhoudende dat:
a. [eiser] samen met [gedaagde] een makelaar inschakelt voor het bepalen van de vraag- en laatprijs;
b. [eiser] zijn medewerking verleent aan het te koop zetten van de woning via de makelaar;
c. [eiser] zijn medewerking verleent aan de bezichtigingen van de woning en de sleutel aan de makelaar beschikbaar stelt;
d. [eiser] de adviezen van de makelaar opvolgt aangaande de verkoopprijs;
e. [eiser] de koop-/verkoopovereenkomst ondertekent.
6.3.
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan enig onderdeel van de in 6.2 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
6.4.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [eiser] in de koop-/verkoopovereenkomst en de akte van levering als hij niet aan enig onderdeel van de in 6.2 genoemde veroordeling voldoet,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partij de eigen kosten draagt,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.”.
De vrouw maakt geen misbruik van bevoegdheid door het Vonnis ten uitvoer te leggen
3.3.
Het staat tussen partijen niet ter discussie dat de in overweging 6.1. van het Vonnis genoemde termijn van twee maanden inmiddels (ruimschoots) is verstreken, zonder dat de man ervoor heeft gezorgd dat de woning aan de man is geleverd. Ook de in overweging 6.2. van het Vonnis genoemde termijn van vier weken is inmiddels verstreken, zonder dat de man zijn medewerking heeft verleend aan de verkoop en levering van de woning aan een derde. Daarom geldt nu wat in overweging 6.4. van het Vonnis is bepaald: het Vonnis treedt in de plaats van de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man in de koop-/verkoopovereenkomst en de akte van levering van de woning aan een derde. De vrouw mocht de woning dan ook in principe aan een derde verkopen zonder dat de man daar toestemming voor hoefde te geven of daar zijn medewerking aan hoefde te verlenen.
3.4.
Aan het voorgaande doet, anders dan de man betoogt, niet af dat bij de betekening van het Vonnis, de in overweging 6.3. daarvan opgelegde dwangsom onjuist is aangezegd (want voor een lager maximum aan dwangsommen dan in het vonnis is bepaald). De onjuiste aanzegging heeft tot gevolg dat de man maximaal € 5.000,00 aan dwangsommen kan hebben verbeurd, maar heeft geen gevolgen voor de termijnen die in het vonnis staan vermeld. Voor het laten aanvangen van die termijnen was immers geen aanzegging vereist; betekening van het Vonnis was voldoende (zie overweging 6.1. van het Vonnis).
3.5.
Aan het voorgaande doet ook niet af dat na het wijzen van het Vonnis is gebleken – en tussen partijen ook niet ter discussie staat – dat de in overweging 6.1. van het Vonnis vermelde termijn van twee maanden voor achtereenvolgens de taxatie van de woning, de aanvraag en goedkeuring van de financiering op basis van een concept-akte van verdeling die beide partijen moesten goedkeuren, en vervolgens de levering van de woning aan de man, (veel) te kort is. Vonnissen moeten nu eenmaal worden nagekomen en in vonnissen vermelde termijnen moeten in principe strikt worden gehandhaafd.
Er kunnen zich situaties voordoen waarin een aanvullende termijn moet worden gegeven om aan een veroordeling in een vonnis te (kunnen) voldoen, bijvoorbeeld als de wederpartij de uitvoering van de veroordeling dwarsboomt. Maar in dit geval is niet komen vast te staan dat de vrouw de levering van de woning aan de man binnen de gegeven termijn heeft tegengewerkt. De man neemt weliswaar stellingen in die erop wijzen dat hij vindt dat de vrouw niet voldoende (voortvarend) heeft meegewerkt aan de levering van de woning, maar de man heeft die stellingen onvoldoende onderbouwd.
3.6.
Een afweging van het belang van de vrouw bij (verdere) tenuitvoerlegging van het Vonnis en het belang van de man dat daardoor wordt geschaad, leidt – mede in het licht van wat hiervoor in 3.3. tot en met 3.5. is overwogen – tot slot niet tot het oordeel dat de vrouw in dit stadium het Vonnis in redelijkheid niet (verder) ten uitvoer mag leggen en dus haar bevoegdheid misbruikt als zij dat wel doet. Het is duidelijk dat de man er (groot) belang bij heeft om het eigendomsdeel van de vrouw in de woning over te nemen. De vrouw heeft er echter ook belang bij om het Vonnis ten uitvoer te leggen, om zo tot een gedeeltelijke verdeling van de tussen partijen bestaand hebbende gemeenschap te komen, en geen boete van ruim € 30.000,00 te verbeuren als zij de met betrekking tot de woning gesloten koopovereenkomst met derden niet nakomt. En de voorzieningenrechter herhaalt: vonnissen moeten nu eenmaal worden nagekomen. De in het Vonnis gestelde termijn van twee maanden was te kort, maar het had op de weg van de man gelegen om in een eerder stadium, vóór de afloop van die termijn, aan de vrouw te vragen in onderling overleg een langere termijn af te spreken, of – in het geval de vrouw daar niet mee instemde – tijdig en op een zo kort mogelijke dagvaardingstermijn een kort geding te starten om een langere termijn af te dwingen. Dat de man dit niet heeft gedaan en de vrouw ondertussen de woning heeft verkocht in de op zichzelf juiste veronderstelling dat zij daartoe gerechtigd was, komt voor rekening en risico van de man. Wel kan aan de man worden toegegeven dat de vrouw het Vonnis niet tot op de letter heeft gevolgd. De vrouw heeft de man, na afloop van de in overweging 6.1. van het Vonnis genoemde termijn van twee maanden, namelijk niet zelf bericht dat de termijn was verstreken en dat de man nu zijn medewerking moest verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan een derde. Dat heeft de makelaar gedaan die de woning eerder had getaxeerd. Op dit moment kan de voorzieningenrechter niet vaststellen dat de man, zoals de vrouw aanvoert, ermee had ingestemd dat de taxerend makelaar ook als verkopend makelaar zou optreden. In de omstandigheden van deze zaak leidt ook deze gang van zaken dan ook niet tot de conclusie dat de vrouw misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om het Vonnis ten uitvoer te leggen op de manier waarop zij dat heeft gedaan. Het kan namelijk niet anders, dan dat de man zelf wist dat de termijn van twee maanden op enig moment was verstreken. Daarnaast wist de man ook, dát de taxerend makelaar als verkopend makelaar optrad, zonder dat de man zich daartegen heeft verzet of bezwaar heeft gemaakt.
3.7.
De conclusie is dat de vrouw geen misbruik maakt van haar bevoegdheid om het Vonnis ten uitvoer te leggen. De vorderingen I. tot en met III. van de man worden daarom afgewezen.
De vrouw mag de woning niet meer betreden zonder toestemming van de man
3.8.
De vordering van de man om de vrouw te verbieden om de woning te betreden totdat de woning goederenrechtelijk is overgedragen aan een derde, behoudens na uitdrukkelijke toestemming van de man, wordt wel toegewezen. De man woont immers in de woning en de vrouw heeft op dit moment geen recht om zich in de woning te bevinden of de woning te betreden zonder dat de man daar toestemming voor geeft. Dit laat overigens onverlet dat de man, gelet op de beslissingen in het Vonnis en in dit vonnis, wel zijn medewerking moet verlenen aan de levering van de woning aan de derden waarmee de vrouw een koopovereenkomst heeft gesloten.
De vrouw krijgt geen vergoeding voor de kosten voor het vervangen van het slot van de woning
3.9.
De tegenvordering van de vrouw om de man te veroordelen om de kosten voor het vervangen van het slot van de woning aan haar te betalen, wordt afgewezen. De vrouw heeft zich namelijk zonder toestemming van de man én zonder dat daar een geldige titel aan ten grondslag lag, toegang verschaft tot de woning. De man was in het Vonnis immers niet veroordeeld om de vrouw of een derde toegang te verschaffen tot de woning, nog daargelaten dat een dergelijke veroordeling (die dus niet bestaat) alleen door een deurwaarder tenuitvoergelegd mag worden en niet eigenhandig door de vrouw. Dat de vrouw kosten heeft gemaakt voor haar onrechtmatige binnentreding in de woning, in die zin dat zij een slotenmaker heeft ingeschakeld om het slot van de woning te forceren, komt dan ook voor haar rekening en risico. De man hoeft die kosten niet aan de vrouw te vergoeden.
Iedere partij moet de eigen proceskosten betalen
3.10.
In zaken tussen ex-echtgenoten is het uitgangspunt dat de proceskosten worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten moet betalen. De voorzieningenrechter ziet in de omstandigheden van deze zaak geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. De proceskosten in conventie en in reconventie worden daarom gecompenseerd.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.11.
Het verbod voor de vrouw om de woning te betreden totdat de woning goederenrechtelijk is overgedragen aan een derde, behoudens na uitdrukkelijke toestemming van de man, wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
4.1.
verbiedt de vrouw om de woning te betreden totdat de woning goederenrechtelijk is overgedragen aan een derde, behoudens na uitdrukkelijke toestemming van de man;
4.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
4.4.
wijst al het andere gevorderde af;
in reconventie
4.5.
wijst de vordering af;
4.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2025.
3349 / 638