ECLI:NL:RBROT:2025:7999

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
ROT 25/4024
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening inzake beëindiging parkeerabonnement

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 juli 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die zijn parkeerabonnement beëindigd zag, behandeld. De verzoeker had zijn abonnement beëindigd gekregen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, waarna hij bezwaar maakte en om een voorlopige voorziening vroeg. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het verschuldigde griffierecht niet op tijd is betaald. De griffier had de verzoeker in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen, maar dit is niet tijdig gebeurd. De voorzieningenrechter merkt op dat, zelfs als het griffierecht op tijd was betaald, hij niet bevoegd zou zijn geweest om over het verzoek te oordelen, aangezien de beëindiging van het parkeerabonnement een privaatrechtelijke handeling betreft en geen bestuursrechtelijk besluit is. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen verontschuldiging voor het niet tijdig betalen van het griffierecht is gegeven en verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. De verzoeker zal het betaalde griffierecht teruggestort krijgen, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/4024

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juli 2025 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit Rotterdam, verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. C.W. de Jong).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de beëindiging van zijn parkeerabonnement.
1.1.
Bij brief van 28 maart 2025 heeft het college verzoekers parkeerabonnement beëindigd. Bij e-mailbericht van 8 mei 2025 heeft het college het bezwaar van verzoeker afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen beroep [1] ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
1.2.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [2] In een zaak als deze is het griffierecht € 194,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. In dit geval was de termijn twee weken. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Heeft verzoeker het griffierecht tijdig betaald?
2.1.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 19 mei 2025 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 21 mei 2025, om 13:00 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Verzoeker heeft het griffierecht (op 16 juni 2025) niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
2.2.
Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

3. Omdat verzoeker het griffierecht niet op tijd heeft betaald, is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk. Omdat verzoeker na afloop van de gestelde termijn alsnog heeft betaald, wordt het bedrag teruggestort. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4.1.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.2.
In artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, is bepaald dat tegen een besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter.
4.3.
Uit artikel 1:3, eerste lid, van de Awb volgt dat onder een besluit wordt verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
4.4.
Een rechtshandeling is publiekrechtelijk van aard als het bestuursorgaan de bevoegdheid daartoe ontleent aan een speciaal voor het openbaar bestuur bij of krachtens de wet geschapen grondslag. Een rechtshandeling is privaatrechtelijk van aard wanneer het bestuursorgaan een bevoegdheid gebruikt die krachtens het burgerlijk recht ook door niet-bestuursorganen gebruikt kan worden.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat het beëindigen van een abonnement voor een parkeergarage (vanwege beleidswijzigingen en daarmee gewijzigde voorwaarden voor een abonnement) bij brief van 28 maart 2025 een privaatrechtelijke handeling is en geen publiekrechtelijke handeling en daarmee geen bestuursrechtelijk besluit. Gelet hierop is ook het e-mailbericht van 8 mei 2025 geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De voorzieningenrechter zou, indien het griffierecht op tijd zou zijn betaald, niet bevoegd zijn geweest om over het verzoek om voorlopige voorziening te oordelen.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer ROT 25/4023.
2.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.