ECLI:NL:RBROT:2025:8238

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
83-325278-21 en 83-079119-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift, verduistering, witwassen en oplichting van het UWV in het kader van financiële overheidssteun tijdens de coronapandemie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder valsheid in geschrift, verduistering, witwassen en oplichting van het UWV. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het indienen van valse aanvragen voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) en de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) tijdens de coronapandemie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte valse gegevens heeft opgegeven in zijn aanvragen, met als doel onterecht financiële steun te verkrijgen van de overheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en het UWV, toegewezen. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de kwetsbare situatie van ondernemers tijdens de coronacrisis. De verdachte heeft geen berouw getoond en heeft misbruik gemaakt van gemeenschapsgeld dat bedoeld was voor noodhulp aan gedupeerden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 83-325278-21 en 83-079119-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 2 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. T. Nieuwenhuis, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding met parketnummer 83-325278-21 en de dagvaarding met parketnummer 83-079119-21, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de (gewijzigde) tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De strafzaken van de verdachte zijn gevoegd. Ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis zullen de feiten van beide tenlasteleggingen worden doorgenummerd.
Kort gezegd wordt de verdachte verweten:
(83-325278-21)
  • 1 primair: valsheid in geschrift in het kader van aanvragen Tegemoetkoming Vaste Lasten (hierna: TVL) voor [naam bedrijf 1] ;
  • 1 subsidiair: feitelijk leidinggeven aan het door [naam bedrijf 1] begaan van voornoemd feit;
  • 2 eerste alternatief: valsheid in geschrift in het kader van aanvragen TVL voor [naam vennootschap] . en [naam holding 1] ;
  • 2 tweede alternatief: verduistering van twee geldbedragen;
  • 3: witwassen van één of meer geldbedragen;
(83-079119-21)
  • 4: oplichting UWV;
  • 5: valsheid in geschrift.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.H. Slieker heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 eerste alternatief, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten en heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Feit 1
De aanvragen TVL en bijgevoegde bijlagen kunnen niet als vals geschrift worden aangemerkt, althans was het oogmerk niet gericht op misleiding, omdat de verdachte heeft voldaan aan de vereisten van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) doordat de opgegeven bedragen precies gelijk waren aan de bedragen die bij de Belastingdienst waren opgegeven. Subsidiair kan niet worden bewezen dat de suppletieaangiftes onjuist waren, zodat in het verlengde daarvan niet kan worden vastgesteld dat de tenlastegelegde geschriften vals zijn.
Evenmin kan worden bewezen dat de tenlastegelegde factuur vals is, omdat uit het dossier onvoldoende blijkt dat de factuur zou zijn geantedateerd.
Feit 2, 2e alternatief
Er is geen sprake van opzet, omdat de verdachte niet redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat hij gelden onder zich had die ten onrechte aan [naam bedrijf 1] en [naam holding 2] waren overgemaakt.
Feit 3
Ten aanzien van de geldbedragen die betrekking hebben op [naam vennootschap] , [naam holding 1] en de abusievelijk door RVO gedane overmaking, geldt dat de verdachte niet redelijkerwijs kon vermoeden dat hij geen recht had op die geldbedragen. Ten aanzien van de geldbedragen die zien op de uitkeringen aan [naam bedrijf 1] geldt primair dat hieraan niet enig misdrijf ten grondslag ligt en subsidiair dat de ten laste gelegde witwashandelingen een onvoldoende verhullend karakter hebben om, gelet op de kwalificatie-uitsluitingsgrond, tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Feit 4
De verdachte heeft niet opzettelijk (al dan niet in voorwaardelijke zin) onjuiste gegevens verstrekt over het dienstverband. Niet de verdachte, maar de heer [persoon A] was per 1 januari 2019 de directeur-grootaandeelhouder van [naam bedrijf 1] . Voorts is geen sprake van een listige kunstgreep of een samenweefsel van verdichtsels.
Feit 5
Er kan niet worden bewezen waar, wanneer en door wie de salarisspecificatie is opgemaakt, zodat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
Feit 1 primair
De verdachte heeft bij de RVO een drietal aanvragen TVL ingediend voor [naam bedrijf 1] (DOC-021, DOC-028 en DOC-075). Als bijlage bij deze aanvragen TVL is een overzicht meegestuurd met betrekking tot aangiften omzetbelasting (DOC-024, DOC-031 en DOC-081) en/of een factuur van [naam bedrijf 1] aan [naam bedrijf 2] (DOC-035).
Voor een bewezenverklaring is niet van belang dat de aan RVO opgegeven omzet in de aanvragen TVL overeenkomt met de bij de Belastingdienst aangegeven omzet. Van belang is dat de opgegeven omzet niet overeenstemt met de werkelijkheid. Uit onderzoek in de bankmutaties van [naam bedrijf 1] is immers naar voren gekomen dat het bedrijf in 2019 niet of nauwelijks omzet heeft genoten en zeker niet voor de bedragen zoals vermeld in de aanvragen TVL. De rechtbank komt reeds daarom tot het oordeel dat de voor [naam bedrijf 1] opgestelde aanvragen TVL vals zijn.
De rechtbank is daarbij tevens van oordeel dat de factuur van [naam bedrijf 1] vals is. Deze factuur is verstrekt ter onderbouwing van de omzet die door [naam bedrijf 1] zou zijn gegenereerd, maar in de bankmutaties over de periode van 2 januari 2019 tot en met 22 maart 2021 van de bankrekening ten name van [naam bedrijf 1] zijn geen overmakingen aangetroffen tussen [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] . Bovendien heeft de indirect bestuurder van [naam holding 3] , mw. [persoon B] , verklaard de factuur niet te kennen en niets te weten over de 20 chalets zoals vermeld in de factuur.
Het dossier biedt onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat het de verdachte is geweest die voornoemde valse overzichten met gegevens aangifte omzetbelasting en genoemde factuur heeft (doen) opmaken. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van deze geschriften, door deze als onderbouwing te voegen bij de aanvragen TVL die hij heeft ingediend.
Feit 2, 2e alternatief
Op 11 januari 2021 is vanaf de bankrekening op naam van de RVO een bedrag van
€ 71.511,65 overgemaakt op de bankrekening van [naam bedrijf 1] , met als omschrijving: ‘ [naam omschrijving 1] ’.
Nog geen half uur later is vanaf de bankrekening op naam van de RVO een bedrag van € 71.648,87 overgemaakt op de bankrekening van [naam holding 2] , met als omschrijving: ‘ [naam omschrijving 2] ’.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van deze twee geldbedragen en overweegt daartoe als volgt.
De hiervoor genoemde omschrijvingen zien niet op de aanvragen TVL die de verdachte voor [naam bedrijf 1] heeft gedaan. Voorts is twee dagen later, op 13 januari 2021 vanaf de bankrekening op naam van de RVO een bedrag van € 71.965,51 overgemaakt op de bankrekening van [naam bedrijf 1] , met als omschrijving: ‘ [naam omschrijving 3] ’. Deze laatst genoemde omschrijving komt juist wel overeen met de TVL aanvraag voor [naam bedrijf 1] die de verdachte heeft ingediend, zoals bewezen verklaard onder feit 1.
De verdachte heeft een beperkt aantal aanvragen TVL voor [naam bedrijf 1] ingediend waarvan de kenmerken hem bekend waren, zodat overzichtelijk was welke bedragen er naar [naam bedrijf 1] zouden worden overgemaakt indien de aanvragen zouden worden toegekend. Ook was voor hem inzichtelijk dat de teruggave weliswaar ging om [kenmerknummer 1] , maar dat de rest van het nummer afweek van die van de aanvraag van [naam bedrijf 1] . De periode van de coronacrisis was een onzekere tijd voor ondernemers, gelet op de vergaande, beperkende maatregelen die ondernemers troffen. Anderzijds bestonden er royale financiële steunmaatregelen waar ondernemers een beroep op konden. Het ligt daarom voor de hand dat ondernemers, dus ook de verdachte, extra alert waren op de geldbedragen die zij in die periode ontvingen op hun bankrekening. Daar komt bij dat de betalingen overduidelijk betrekking hadden op [kenmerknummer 1] en er maar één aanvraag was per betreffende BV, zodat een controle van de bedragen eenvoudig was. Dat de verdachte de bedragen verduisterde vindt bovendien steun in het feit dat toen ten aanzien van [naam bedrijf 1] twee dagen later wél het juiste bedrag conform de TVL-aanvraag is overgemaakt, zo dat niet eerder het geval was, de verdachte op zijn minst vanaf dat moment wist dat de eerdere betaling aan [naam bedrijf 1] dus onterecht was en tevens willens en weten bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit bij de Holding ook het geval was. Desondanks heeft de verdachte geen enkele poging gedaan om dat na te gaan of om de eerdere, foutief uitgekeerde bedragen terug te betalen terwijl deze pas daags ervoor waren overgemaakt. Ten aanzien van [naam bedrijf 1] had hij daar eenvoudig de geldelijke middelen toe, het tweede uitbetaalde bedrag was immers hoger dan het eerste. Integendeel, de verdachte is het geld gaan uitgeven.
Dat de verdachte, zoals hij ter terechtzitting verklaarde, ‘aannam’ dat de bedragen aan [naam bedrijf 1] en Holding BV toekwamen, omdat er ‘meerdere aanvragen liepen’ is gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien ongeloofwaardig en er is wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte zich genoemde bedragen wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Feit 3
De verdachte heeft de overgemaakte geldbedragen in verband met de aanvragen TVL uit feit 1 en feit 2 op diverse manieren (ook nadat deze reeds door hem waren verduisterd zoals bewezenverklaard onder feit 2) verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet of gebruik gemaakt. Zo blijkt uit de bewijsmiddelen onder andere dat er (meermalen) geldbedragen zijn overgemaakt naar de privérekeningen van de verdachte en er vervolgens bij- en afschrijvingen hebben plaatsgevonden van en naar Stichting [naam stichting] en een bankrekening bij Bunq B.V. Daarnaast hebben er op een Duitse bankrekening op naam van de verdachte contante opnames plaatsgevonden en twee bijschrijvingen van telkens € 50.000,- die verband zouden houden met de verkoop van een aandelenpakket, terwijl na onderzoek niets is terug te vinden over deze verkoop.
Anders dan de verdediging heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van het enkele verwerven of voorhanden hebben, maar dat er ook handelingen zijn verricht die zijn gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de geldbedragen, zodat geen sprake is van een kwalificatie-uitsluitingsgrond. Daargelaten dat die er in het geheel niet zou zijn nu het feit ook indien de verdediging gevolgd werd bewezen kon worden verklaard, maar dan op grond van artikel 420bis.1. Wetboek van Strafrecht.
Feit 4 en feit 5
De rechtbank acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van de verdachte dat niet hij maar de heer [persoon A] per 1 januari 2019 (indirect) bestuurder was van [naam holding 2] en [naam bedrijf 1] acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Zo blijkt dit niet uit het organogram dat op 8 maart 2021 door de verdachte is ondertekend (DOC-003 uit onderzoek Kewstoke). Daarnaast ondertekent de verdachte de overeenkomst met de ABN AMRO bank als statutair vertegenwoordiger van [naam holding 2] op 12 januari 2021, waarbij expliciet is opgemerkt dat het contract rechtsgeldig dient te worden getekend door een bevoegde conform hun bevoegdhedenstructuur zoals deze is gedeponeerd bij de KvK (DOC-005 uit onderzoek Kewstoke). Ook het verslag van het UWV van 18 februari 2021 (DOC-001-15 uit onderzoek Cherryvale) biedt geen enkele aanwijzing dat [persoon A] bestuurder zou zijn, maar biedt juist steun voor de stelling dat de verdachte de directeur grootaandeelhouder was op dat moment. Tot slot volgt ook uit de uitspraak van de bestuursrechter van 17 mei 2023 dat niet aannemelijk is geworden dat [persoon A] met ingang van 1 januari 2019 enig bestuurder is geworden.
De door de verdediging ingebrachte stukken maken het voorgaande niet anders. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het moment van inschrijving in de KvK op zich niet leidend is voor het oordeel wie als bestuurder moet worden aangemerkt, maar de rechtbank is op grond van al het voorgaande van oordeel dat de stelling dat de heer [persoon A] in plaats van de verdachte bestuurder was van [naam bedrijf 1] niet aannemelijk is geworden.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en acht op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 4 en 5. Doordat de verdachte zich ten onrechte heeft voorgedaan als werknemer in plaats van directeur-grootaandeelhouder van [naam bedrijf 1] en daarom ten onrechte een aanvraag Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (hierna: NOW) heeft ingediend, waarbij een valselijk opgemaakte salarisspecificatie is verstrekt en het loon van de verdachte in strijd met de werkelijkheid per 2020 is verhoogd in de aangiften loonheffing, is sprake van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels waardoor het UWV is bewogen tot afgifte van een geldbedrag.
4.1.3.
Conclusie
De verweren van de verdediging worden verworpen. De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2, tweede alternatief, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 tweede alternatief, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2021 tot en met 12 april 2022
te Amsterdam, althans elders in Nederland
meermalen,
geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten [kenmerknummer 1] voor [naam bedrijf 1] B.V. kenmerk [naam omschrijving 3] (DOC-021) en
- een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten [kenmerknummer 2] voor [naam bedrijf 1] B.V.
kenmerk [kenmerknummer 3] (DOC-028) en
- een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten [kenmerknummer 4] voor [naam bedrijf 1] B.V. kenmerk [kenmerknummer 5] (DOC-075)
valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft hij, verdachte, telkens valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven –
in die aanvragen Tegemoetkoming Vaste Lasten een te hoog bedrag aan gegenereerde omzet in december 2019 (DOC-021) of maart 2019 (DOC-028 en DOC-075) vermeld
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken
en telkens van geschriften, te weten die aanvragen Tegemoetkoming Vaste Lasten en overzichten gegevens aangifte omzetbelasting
(DOC-024, DOC-031 en DOC-081)en die factuur
(DOC-035)opzettelijk gebruik heeft gemaakt , bestaande dat gebruikmaken – zakelijk weergegeven – uit:
het telkens ter verkrijging van een tegemoetkoming in de vaste lasten indienen van die aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en/of
het ter onderbouwing van die aanvragen en/of binnen een bezwaarprocedure op één of meerdere van die aanvra(a)g(en) ter beschikking stellen van die overzichten en/of factuur aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2021 tot en met 01 januari 2022 te Amsterdam of elders in Nederland opzettelijk meerdere geldbedragen van:
- 71.511,65,- euro en
- 71.648,87,- euro,
toebehorende aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, en welke goederen verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als houder van niet voor [naam bedrijf 1] B.V./ [naam holding 2] . bestemde TVL-gelden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 21 april 2022, te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of Duitsland,
voorwerpen, te weten meerdere geldbedragen van in totaal 351.934,12 euro
heeft verworven en voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van die geldbedragen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wisten, dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
4.
hij in de periode van 1 juni 2020 tot en
met 1 oktober 2020 te Amsterdam en/of, elders in Nederland,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten:
een geldbedrag van 34.612 euro,
door:
- het indienen van een aanvraag Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) (DOC-001-01), op welke aanvraag [naam bedrijf 1] B.V. werd vermeld als een bedrijf dat recht heeft op NOW en vervolgens
- het indienen van een bezwaarschrift op de beslissing van het UWV om die aanvraag NOW af te wijzen (DOC-001-06) en daarbij
- aan het UWV een salarisspecificatie verstrekt waarin – in strijd met de waarheid – staat vermeld dat verdachte per 1 januari 2020 voor onbepaalde tijd als werknemer in dienst is van [naam bedrijf 1] B.V. voor een brutomaandsalaris van 11.798,64,- euro (DOC-001-02) en
- bij de belastingdienst aangiften loonheffing gedaan op welke aangifte en een maandsalaris van 11.798,64 euro voor verdachte staat vermeld (AMB-002-02, par. 3.2.7);
5.
hij in de periode van 01 januari 2020 tot
en met 09 juli 2020 te Amsterdam, althans in Nederland
één geschrift zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een salarisspecificatie periode 2020-3-M (DOC-001-02)
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken ,immers heeft hij, verdachte, valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven –
- in die salarisspecificatie vermeld dat [verdachte] per 01 januari 2020 als werknemer in dienst is bij [naam bedrijf 1] B.V. en
- [verdachte] als werknemer van [naam bedrijf 1] B.V. een bruto maandsalaris van
11.798,64,- heeft zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.primair:

valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;

en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
2, tweede alternatief:
verduistering, meermalen gepleegd;
3:
witwassen;
4:
oplichting;
5:
valsheid in geschrift.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben (al dan niet direct) te maken met de financiële overheidssteun die tijdens de coronapandemie aan ondernemers werd geboden in verband met de economische gevolgen van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van het coronavirus.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door een drietal aanvragen TVL en onderliggende valse stukken in te dienen bij de RVO. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering door zich niet voor [naam bedrijf 1] bestemde TVL-gelden wederrechtelijk toe te eigenen.
De verdachte heeft de ten onrechte verkregen steungelden (van in totaal 351.934,12 euro) witgewassen door deze onder andere aan te wenden voor privé bestedingen.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan oplichting van het UWV en valsheid in geschrift door een onjuiste aanvraag NOW met een valse salarisspecificatie in te dienen waardoor het UWV is bewogen tot afgifte van een geldbedrag (34.612 euro).
De verdachte heeft op een geraffineerde wijze misbruik gemaakt van gemeenschapsgeld dat bedoeld was als noodmaatregel voor gedupeerde ondernemers. De TVL-regeling en de NOW-subsidie waren maatregelen van de overheid in een periode waarin de gehele samenleving in grote onzekerheid verkeerde. In deze crisistijd heeft de overheid zich met eenvoudige regelingen kwetsbaarder opgesteld dan gebruikelijk en zo voorrang gegeven aan de maatschappelijke belangen die er speelden. De verdachte heeft hier schaamteloos misbruik van gemaakt. Na ontvangst van de bedragen is de verdachte niet tot inkeer gekomen, maar heeft de gelden zonder schroom weggesluisd. Ook nu, vele jaren later, toont de verdachte geen berouw.
Daarnaast heeft de verdachte het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld in de juistheid van dergelijke geschriften – juist in een periode van een wereldwijde pandemie – op ernstige wijze beschaamd.
De verdachte heeft zich bij het plegen van alle feiten kennelijk slechts laten leiden door geldelijk gewin, zonder zich te bekommeren om de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de proceshouding van de verdachte, waaruit volgt dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Verder is de in de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting opgenomen richtlijn voor fraude in aanmerking genomen, waarin - bij een benadelingsbedrag tussen de € 250.000,- en € 500.000,- - een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 12 en 18 maanden passend wordt geacht.
Mede gelet op deze uitgangspunten, ziet de rechtbank geen aanleiding om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de duur van het voorarrest, zoals verzocht door de verdediging.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 12 april 2022, omdat de verdachte toen in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van 3 jaren en circa 3 maanden verstreken.
Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden met ongeveer 1 jaar en 3 maanden.
Daarom zal als compensatie de gevangenisstraf deels voorwaardelijk worden opgelegd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.In beslag genomen voorwerpen

Conform het standpunt van de officier van justitie, zal de rechtbank geen beslissing nemen over de in beslag genomen voorwerpen.

9.Vorderingen benadeelde partijen

De volgende benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
  • De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna ook: RVO). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 351.934,12 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
  • Het UWV. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 32.724,10 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2020, ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vorderingen in hun geheel kunnen worden toegewezen, met de wettelijke rente.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, omdat vrijspraak is bepleit ter zake van de ten laste gelegde feiten. Subsidiair verzoekt de verdediging om alleen het bedrag aan schadevergoeding toe te kennen voor zover er een directe relatie met het strafbare feit is vast te stellen.
Tot slot wordt verzocht om de eventueel toe te wijzen vorderingen niet te vermeerderen met de wettelijke rente, omdat dit in verband met het beslag dat is gelegd op het vermogen van de verdachte een onevenredige benadeling voor de verdachte zou zijn.
9.3.
Beoordeling
RVO
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij RVO door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is genoegzaam onderbouwd en niet inhoudelijk weersproken door of namens de verdachte. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. Wettelijke rente is een schadevergoeding wegens vertraging in de voldoening van een geldsom. Anders dan namens de verdachte is verzocht, ziet de rechtbank geen aanleiding om de toegekende schadevergoeding niet te vermeerderen met de wettelijke rente. In beginsel is wettelijke rente op grond van art. 6:83.b BW zonder ingebrekestelling verschuldigd vanaf het moment waarop de schade die het gevolg is van de onrechtmatige daad van de verdachte, is ingetreden (vgl. HR:2019:793). De rechtbank bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente in het midden van de periode waarin de betalingen door RVO zijn gedaan (11 januari 2021 tot en met 21 april 2022). De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 1 september 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
UWV
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij UWV door het onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is genoegzaam onderbouwd en niet inhoudelijk weersproken door of namens de verdachte. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. Anders dan namens de verdachte is verzocht, ziet de rechtbank geen aanleiding om de toegekende schadevergoeding niet te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 augustus 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen een schadevergoeding betalen van respectievelijk € 351.934,12 en € 32.724,10, te vermeerderen met de wettelijke rente en de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 225, 321, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 tweede alternatief, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, te betalen een bedrag van
€ 351.934,12(
zegge: driehonderdeenenvijftigduizend negenhonderdvierendertig euro en twaalf cent) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij het UWV, te betalen een bedrag van
€ 32.724,10 (zegge: tweeëndertigduizend zevenhonderdvierentwintig euro en tien cent) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel, voorzitter,
en mr. L. Daum en mr. A. Sennef, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Dijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging / tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
83-325278-21
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2021 tot en met 12 april 2022
te Amsterdam, althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
meermalen, althans eenmaal
één of meerdere geschrift(en) (elk) zijnde een geschrift dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten [kenmerknummer 1] voor [naam bedrijf 1] B.V. kenmerk [naam omschrijving 3] (DOC-021) en/of
- een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten [kenmerknummer 2] voor [naam bedrijf 1] B.V.
kenmerk [kenmerknummer 3] (DOC-028) en/of
- een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten [kenmerknummer 4] voor [naam bedrijf 1] B.V. kenmerk [kenmerknummer 5] (DOC-075) en/of
- een overzicht gegevens aangifte omzetbelasting [naam bedrijf 1] B.V. tijdvak 01 december 2019 tot en met 31 december 2019 (DOC-024) en/of
- een overzicht gegevens aangifte omzetbelasting [naam bedrijf 1] B.V. tijdvak 01 maart 2019 tot en met 31 maart 2019 (DOC-031 en 081) en/of
- een factuur van [naam bedrijf 1] B.V. aan [naam bedrijf 2] . ter hoogte van 1.447.189,41,- euro, factuurnummer 20190021 d.d. 30 maart 2019 (DOC-035)
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen vervalsen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven –
in die aanvra(a)g(en) Tegemoetkoming Vaste Lasten een te hoog bedrag aan gegenereerde omzet in december 2019 (DOC-021) en/of maart 2019 (DOC-028 en DOC-075) vermeld en/of
in die/dat overzicht(en) gegevens aangifte omzetbelasting [naam bedrijf 1] B.V. een te hoog bedrag aan omzet vermeld en/of
op die factuur vermeld dat [naam bedrijf 1] B.V. een vordering van 1.447.189,41,- euro heeft en/of had op [naam bedrijf 2] B.V.
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en/of (telkens) van die/dat geschriften, te weten die aanvra(a)g(en) Tegemoetkoming Vaste Lasten en/of overzicht(en) gegevens aangifte omzetbelasting en/of die factuur opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt en/of doen gebruikmaken, bestaande dat gebruikmaken en/of doen gebruikmaken – zakelijk weergegeven – uit:
het (telkens) ter verkrijging van een tegemoetkoming in de vaste lasten indienen van die aanvra(a)g(en) bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en/of
het (ter onderbouwing van die aanvra(a)g(en) en/of binnen een bezwaarprocedure op één of meerdere van die aanvra(a)g(en)) ter beschikking stellen van die/dat overzicht(en) en/of factuur aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam bedrijf 1] B.V.
op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2021 tot en met 12 april 2022
te Amsterdam, althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
meermalen, althans eenmaal
één of meerdere geschrift(en) (elk) zijnde een geschrift dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten [kenmerknummer 1] voor [naam bedrijf 1] B.V.
kenmerk [naam omschrijving 3] (DOC-021) en/of
- een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten [kenmerknummer 2] voor [naam bedrijf 1] B.V.
kenmerk [kenmerknummer 3] (DOC-028) en/of
- een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten [kenmerknummer 4] voor [naam bedrijf 1] B.V.
kenmerk [kenmerknummer 5] (DOC-075) en/of
- een overzicht gegevens aangifte omzetbelasting [naam bedrijf 1] B.V. tijdvak 01
december 2019 tot en met 31 december 2019 (DOC-024) en/of
- een overzicht gegevens aangifte omzetbelasting [naam bedrijf 1] B.V. tijdvak 01 maart 2019 tot en met 31 maart 2019 (DOC-031 en 081) en/of
- een factuur van [naam bedrijf 1] B.V. aan [naam bedrijf 2] . ter hoogte van 1.447.189,41,- euro, factuurnummer 20190021 d.d. 30 maart 2019 (DOC-035)
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen vervalsen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven –
in die aanvra(a)g(en) Tegemoetkoming Vaste Lasten een te hoog bedrag aan gegenereerde omzet in december 2019 (DOC-021) en/of maart 2019 (DOC-028 en DOC-075) vermeld en/of
in die/dat overzicht(en) gegevens aangifte omzetbelasting [naam bedrijf 1] B.V. een te hoog bedrag aan omzet vermeld en/of
op die factuur vermeld dat [naam bedrijf 1] B.V. een vordering van 1.447.189,41,- euro heeft en/of had op [naam bedrijf 2] B.V.
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en/of (telkens) van die/dat geschriften, te weten die aanvra(a)g(en) Tegemoetkoming Vaste Lasten en/of overzicht(en) gegevens aangifte omzetbelasting en/of factuur opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt en/of doen gebruikmaken, bestaande dat gebruikmaken en/of doen gebruikmaken – zakelijk weergegeven – uit:
het (telkens) ter verkrijging van een tegemoetkoming in de vaste lasten indienen van die aanvra(a)g(en) bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
en/of het (ter onderbouwing van die aanvra(a)g(en) en/of binnen een bezwaarprocedure op één of meerdere van die aanvra(a)g(en)) ter beschikking stellen van die/dat overzicht(en) en/of factuur aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafa(a)r(e) feiten verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2021 tot
en met 01 januari 2022
te Amsterdam, althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
meermalen, althans eenmaal
één of meerdere geschrift(en) (elk) zijnde een geschrift dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten [kenmerknummer 1] voor [naam vennootschap] . kenmerk [naam omschrijving 1] (DOC-042) en/of
- een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten [kenmerknummer 1] voor [naam holding 1] kenmerk [kenmerknummer 6] (DOC-047)
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen vervalsen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven –
- in die aanvra(a)g(en) Tegemoetkoming Vaste Lasten een te hoog bedrag aan gegenereerde omzet in het vierde kwartaal 2019 vermeld en/of
- in die aanvra(a)g(en) een bankrekeningnummer vermeld/gepresenteerd zijnde een bankrekeningnummer toebehorende aan de aanvrager [naam vennootschap] . en/of [naam holding 1]
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en/of (telkens) van die/dat geschriften, te weten die aanvra(a)g(en) Tegemoetkoming Vaste Lasten opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt en/of
doen gebruikmaken, bestaande dat gebruikmaken en/of doen gebruikmaken – zakelijk weergegeven – uit:
het (telkens) ter verkrijging van een tegemoetkoming in de vaste lasten indienen
van die aanvra(a)g(en) bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;
OF
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2021 tot en met 01 januari 2022 te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of Duitsland tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk één of meerdere geldbedrag(en) van:
- 71.511,65,- euro (AMB-011/017/DOC-042) en/of
- 71.648,87,- euro (AMB-011/017/DOC-047), althans één of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als houder (van niet voor [naam bedrijf 1] B.V./ [naam holding 2] . bestemde TVL-gelden), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 21 april 2022, te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen
een of meer voorwerp(en), te weten één of meerdere geldbedrag(en) van in totaal 351.934,12 euro (DOC-025/044/049/076 en AMB-016), althans één of meerdere geldbedrag(en)
(telkens) heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of (telkens) van die/dat geldbedrag(en) gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat die/dat geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
83-079119-21
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en
met 1 oktober 2020 te Amsterdam en/of, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen en/of te doen bevoordelen door het (doen) aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) heeft bewogen en/of doen bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten:
een geldbedrag van 34.612 euro, althans een geldbedrag,
door:
- het indienen van een aanvraag Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) (DOC-001-01), op welke aanvraag [naam bedrijf 1] B.V. werd vermeld als een bedrijf dat recht heeft op NOW en/of (vervolgens)
- het indienen van een bezwaarschrift op de beslissing van het UWV om die aanvraag NOW af te wijzen (DOC-001-06) en/of (vervolgens/daarbij)
- aan het UWV een salarisspecificatie verstrekt waarin – in strijd met de waarheid – staat vermeld dat verdachte per 1 januari 2020 voor onbepaalde tijd als werknemer in dienst is van [naam bedrijf 1] B.V. voor een brutomaandsalaris van 11.798,64,- euro (DOC-001-02) en/of
- bij de belastingdienst één of meerdere aangifte(n) loonheffing gedaan op welke aangifte(en) een maandsalaris van 11.798,64 euro voor verdachte staat vermeld (AMB-002-02, par. 3.2.7);
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2020 tot
en met 09 juli 2020 te Amsterdam, althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen meermalen, althans eenmaal
één of meerdere geschrift(en) (elk) zijnde een geschrift dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een salarisspecificatie periode 2020-3-M (DOC-001-02)
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen vervalsen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven –
- in die salarisspecificatie vermeld dat [verdachte] per 01 januari 2020 als werknemer in dienst is bij [naam bedrijf 1] B.V. en/of
- [verdachte] als werknemer van [naam bedrijf 1] B.V. een brutomaandsalaris van
11.798,64,- heeft zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.