ECLI:NL:RBROT:2025:8262

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
C/10/696324 / JE RK 25-574
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 14 mei 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2011. De gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering heeft op 18 maart 2025 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. Tijdens de zitting op 14 mei 2025 waren de ouders van de minderjarige aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige zich goed ontwikkelt bij de jeugdzorg, maar dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging door de aanhoudende problematiek van de ouders. De ouders zijn niet in staat om constructief samen te werken, wat de ontwikkeling van de minderjarige belemmert. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verlenging van zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd tot 26 mei 2026.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/696324 / JE RK 25-574
Datum uitspraak: 14 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van een ondertoezichtstelling en een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 18 maart 2025, ontvangen op 19 maart 2025;
  • de brief van de moeder van 8 mei 2025, ontvangen op diezelfde datum;
  • het schriftelijke standpunt van de moeder, overhandigd en voorgelezen ter zitting op 14 mei 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- de vader;
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij [jeugdzorg] .
2.3.
Bij beschikking van 7 mei 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 26 mei 2025. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 26 mei 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. [minderjarige] ontwikkelt zich goed bij [jeugdzorg] . Hij zet kleine stappen als het gaat om schoolgang, het verdienen van geld en persoonlijke hygiëne. Ondanks die kleine stappen is nog steeds sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Naast zijn kind eigen problematiek, heeft hij last van de aanhoudende echtscheidingsproblematiek van de ouders. Het lukt de ouders niet om op een constructieve wijze met elkaar samen te werken en te communiceren in het belang van [minderjarige] . Het huidige ouderschapsplan is niet meer toereikend en het lukt de ouders niet om passende nieuwe afspraken te maken. Een terugplaatsing van [minderjarige] bij één van de ouders is nog niet aan de orde. Gelet op de bestaande zorgen en de nog te behalen doelen is de betrokkenheid van de GI nog noodzakelijk. De komende periode moet aandacht worden besteed aan onderzoek naar het perspectief van [minderjarige] en de wijze waarop de ouders alsnog onderling afspraken kunnen maken. Wanneer goede afspraken zijn gemaakt, bestaat de mogelijkheid om de hulpverlening voort te zetten in het vrijwillig kader, temeer nu al zaken worden geregeld zonder de betrokkenheid van de jeugdbeschermer.

4.De standpunten

4.1.
De moeder stemt tijdens de mondelinge behandeling in met het verzoek van de GI. Zij licht dit - verkort weergegeven - als volgt toe. De samenwerking tussen de GI en de moeder is goed. [minderjarige] heeft sinds zijn plaatsing bij [jeugdzorg] positieve stappen gezet. Hij gaat inmiddels weer met regelmaat naar school en zijn schoolgang zal na de zomervakantie verder worden opgebouwd. Hij leert beter zijn grenzen te herkennen en aan te geven en het lukt hem om hulp te vragen. Het is van belang dat het verblijf van [minderjarige] bij [jeugdzorg] wordt voortgezet, zodat hij de kans krijgt om meer positieve stappen te zetten en zich verder te ontwikkelen. Daarnaast is van belang dat zij een moeder voor hem kan zijn in plaats van een hulpverlener. Binnenkort zullen er nieuwe onderzoeken worden afgenomen, die een actueel en adequaat beeld van [minderjarige] zullen geven nu hij meer is gestabiliseerd. Hiermee komt zijn specifieke hulpvraag beter in beeld en kan zijn perspectief worden bepaald. [minderjarige] zal altijd extra zorg en begeleiding nodig hebben. De moeder is - met de GI - van mening dat het voor [minderjarige] helpend is als de ouders met elkaar een nieuw ouderschapsplan maken als het gaat om duidelijke afspraken over de verdeling van vrije dagen. Het is echter, ondanks de betrokkenheid van zes verschillende organisaties, niet mogelijk gebleken om afspraken te maken over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, omdat de ouders een andere visie hebben op de wijze van opvoeden van de kinderen. De moeder heeft binnenkort een gesprek met Family Supporters over het ouderschapsplan. De moeder benadrukt dat zij de zaken voor [minderjarige] regelt en dat eerder door de GI vastgelegde afspraken door de vader niet worden nagekomen.
4.2.
De vader stemt tijdens de mondelinge behandeling eveneens in met het verzoek van de GI en licht het als volgt toe. [minderjarige] bevindt zich bij [jeugdzorg] op de juiste plek en krijgt hier de benodigde zorg en aandacht. De zorgbehoefte van [minderjarige] is groter dan dat de ouders hem kunnen bieden. [minderjarige] heeft het af en toe moeilijk, maar de vader ziet hem ook groeien. Hij wordt bij [jeugdzorg] gestimuleerd om dingen te ondernemen, zoals het opknappen van een fiets. [minderjarige] gaat in de weekenden om en om op verlof bij de moeder en de vader. Ook dan houdt hij zich aan de aangeleerde structuur en hij kan zonder strijd weer worden teruggebracht naar de groep. De vader wil stappen zetten om de situatie voor [minderjarige] te verbeteren. De vader wil op het moment niet toelichten welke mogelijkheden hij ziet.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat geen verweer wordt gevoerd tegen het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen. Naar het oordeel van de kinderrechter is nog sprake van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] . Bij [minderjarige] is de diagnose ASS en ADHD gesteld en bovendien is sprake van een cognitieve beperking. Hij heeft veel ondersteuning van opvoeders en begeleiders nodig. Ook zijn er zorgen over het gebrek aan onderwijs. Naast de kind eigen problematiek van [minderjarige] is sprake van persoonlijke problematiek bij de ouders. De ouders zijn overbelast. Zij zijn bovendien nog altijd verwikkeld in een strijd. De combinatie van de kind eigen problematiek en de problematiek van de ouders heeft tot gevolg dat er onrust en onduidelijkheid blijft bestaan in de opvoedomgeving van [minderjarige] en dat hij zich onvoldoende kan ontwikkelen. De afgelopen periode heeft [minderjarige] stappen voorwaarts kunnen zetten. Er is een passende woonplek gevonden die aansluit bij zijn problematiek en bij zijn (bovengemiddelde) zorgbehoefte. Zijn schoolgang wordt stapje voor stapje opgebouwd en er is gewerkt aan een positief contact met de ouders. Hoewel de zorgen enigszins zijn afgenomen, zijn de ouders niet in staat om voldoende samen te werken en te communiceren om constructieve afspraken in het belang van [minderjarige] te maken en zelfstandig de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen. De betrokkenheid van de GI is noodzakelijk.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt daarnaast dat geen verweer wordt gevoerd tegen het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen. [minderjarige] ontwikkelt zich goed bij [jeugdzorg] . De groep biedt hem passende begeleiding bij zijn problematiek en beperking. Van belang is verder dat er ruimte ontstaat voor goed contact met de ouders, waarbij de ouders er primair voor [minderjarige] kunnen zijn als ouders in plaats van als hulpverleners. Een terugplaatsing van [minderjarige] bij de ouders is niet aan de orde, nu de zorgbehoefte van [minderjarige] groter is dan de zorg die de ouders hem kunnen bieden.
5.3.
Het is van belang dat de positieve ontwikkelingen, onder meer de opbouw van de schoolgang van [minderjarige] , de komende periode worden voortgezet. Ook dient er duidelijkheid te komen over het perspectief van [minderjarige] . Het blijft daarnaast van belang dat de ouders een manier vinden om in het belang van [minderjarige] beter met elkaar te communiceren en tot duidelijke en constructieve afspraken te komen.
5.4.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder daarom verlengen voor de duur van een jaar.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 26 mei 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 26 mei 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025 door mr. D.E. van Hout, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier, en op schrift gesteld op 27 mei 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.