ECLI:NL:RBROT:2025:8346
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag Wajong-uitkering door UWV
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de afwijzing van een herhaalde aanvraag voor een Wajong-uitkering. De eiser, geboren in 1991, had eerder aanvragen ingediend die door het UWV waren afgewezen omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor de uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op 8 maart 2023 een primair besluit heeft genomen om de aanvraag van eiser af te wijzen, en dat dit besluit in een bestreden besluit van 26 juli 2024 is gehandhaafd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, waarbij hij aanvoert dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die zijn aanvraag rechtvaardigen.
De rechtbank heeft de zaak op 12 juni 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. Eiser heeft betoogd dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd en dat hij meer beperkingen heeft dan het UWV heeft erkend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om terug te komen op eerdere besluiten. De rechtbank heeft daarbij het juridische kader van de herhaalde aanvraag in het bestuursrecht in acht genomen, en geconcludeerd dat het UWV de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de Wajong-aanvraag door het UWV standhoudt. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.