7.3.2.Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Uit de rapportage van psychiater [naam psychiater 1] van 9 mei 2024 en de rapportage van GZ-psycholoog [naam psycholoog 1] van 8 mei 2024 blijkt dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan het Pro Justitia onderzoek. Gezien de informatie in de stukken over de recente voorgeschiedenis van de verdachte is geadviseerd om de verdachte voor observatie in het Pieter Baan Centrum te plaatsen.
De verdachte is voor de duur van zes weken ter observatie opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum. Op 17 april 2025 hebben psychiater [naam psychiater 2] en GZ-psycholoog [naam psycholoog 2] een rapport over de verdachte uitgebracht. Dit rapport houdt – samengevat – het volgende in.
De verdachte heeft geweigerd om aan het PBC-onderzoek mee te werken. Het is gelet op de pathologische achterdocht van de verdachte richting het justitiële systeem denkbaar dat zijn pathologie van invloed is geweest op zijn weigering, maar in welke mate er mogelijk sprake is van pathologische beïnvloeding van de weigering kan niet worden vastgesteld. Door de weigering van de verdachte is nauwelijks iets bekend geworden over zijn gezin van herkomst, levensloop, persoonlijkheidsfunctioneren en sociaal-maatschappelijk functioneren tot 2023.
Op basis van het wat langere gesprekscontact met de onderzoekend psycholoog, de uitgebreide groepsobservaties en ook op basis van informatie uit het milieurapport over de maanden voorafgaand aan het ten laste gelegde, worden ondanks de weigering door de verdachte voldoende aanwijzingen voor psychopathologie gezien om te kunnen spreken van een ziekelijke stoornis.
Zo kunnen er problemen worden vastgesteld in de realiteitstoetsing, waarbij een
overmatige achterdocht richting (justitiële) instanties en complotideeën (met racisme als
hoofdthema) het meest in het oog springen. Daarnaast worden aanwijzingen gezien voor grootheidsideeën. Voorts kunnen stoornissen in het beloop en samenhang van taal bij hem worden vastgesteld, die zowel tot uiting komen in de Nederlandse taal als in het Papiaments. Deze stoornissen in taal zijn vaak onderdeel van een psychiatrische stoornis. Bij de verdachte wordt bovendien een instabiel affect (gevoelsleven) waargenomen, waarbij
zijn emotie ineens kan omslaan van opgewekt naar prikkelbaar en geagiteerd. Bij de verdachte worden ten slotte aanwijzingen gezien voor geheugenproblemen (namen en
gezichten niet onthouden), maar door zijn weigering heeft er geen neuro(psycho)logisch
onderzoek kunnen plaatsvinden waardoor er geen zicht is verkregen op de omvang en
oorzaak hiervan.
Dat er sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een ernstig psychiatrisch beeld,
is gelet op voorgaande evident, maar een meer specifieke diagnostische duiding hiervan is
door verdachtes weigering niet mogelijk.
Het risico op herhaling van soortgelijke feiten (zoals het ten laste gelegde, mits bewezen) wordt als hoog ingeschat, indien betrokkene zonder de juiste behandeling en hulp terugkeert in de maatschappij. De belangrijkste risicofactor hierin is zijn psychiatrische toestandsbeeld, waarin achterdocht richting instanties en boosheid hierover voorop staan.
Om de hoge kans op recidive in verbale dreigementen te doen afnemen, is het van belang dat de verdachte wordt behandeld voor zijn psychiatrische stoornis. Gelet op het huidige
psychiatrische toestandsbeeld en de onduidelijkheid rondom de etiologie hiervan, evenals zijn huidige sociaal-maatschappelijke omstandigheden (dakloosheid, geen inkomen, voor zover bekend geen sociaal steunsysteem), dient behandeling plaats te vinden binnen een
psychiatrische kliniek, bij voorkeur een FPK. Binnen de behandeling dient aandacht te zijn voor beloopsdiagnostiek, motiveren voor medicamenteuze behandeling, vergroten van ziektebesef en -inzicht en abstinentie van middelen. Indien de veiligheid dat toelaat en de verdachte voldoende gestabiliseerd is om een positieve werkrelatie aan te gaan met hulpverleners, dan kan samen met hem worden onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor repatriëring naar Curaçao, zijn psychiatrische kwetsbaarheden hierbij in acht nemend.
Ten aanzien van het justitiële kader wordt geadviseerd om het OM de mogelijkheden te laten onderzoeken voor een zorgmachtiging, zoals geformuleerd in art. 2.3 Wfz en hem binnen de reikwijdte van de Wvggz te doen plaatsen in een gesloten kliniek.
Gezien het advies van de rapporteurs van het PBC, heeft de rechtbank in een eerder stadium aan het Openbaar Ministerie de opdracht gegeven de mogelijkheden voor een zorgmachtiging te laten onderzoeken. Aan de hand van dit onderzoek is een zorgplan opgesteld, waarin wordt aangegeven dat er voldoende aanwijzingen zijn voor een psychiatrische stoornis, maar dat het niet mogelijk is een compleet beeld van de situatie rondom de verdachte, de precieze aard van het psychiatrische beeld en eventueel ernstig nadeel te verkrijgen. Daardoor is het niet mogelijk om behandeling te indiceren en in te schatten of deze uitgevoerd moet worden in de vorm van verplichte zorg in het kader van een zorgmachtiging. De zorgverantwoordelijke en de geneesheer-directeur zijn dan ook van mening dat een zorgmachtiging niet doelmatig is. Het Openbaar Ministerie heeft gelet daarop geen verzoek ingediend om een zorgmachtiging te verlenen.