8.4.3.De rechtbank volgt eiseressen evenmin in hun stelling dat de minister de verhouding tussen de regionale en landelijke spreiding niet goed in overweging heeft genomen. Uit het in opdracht van eiseressen uitgevoerde onderzoek blijkt dat voor slechts 14% van de ondervraagde fysiotherapeuten de locatie van de opleiding van doorslaggevend belang is bij de keuze voor een masteropleiding.Bovendien hebben zowel [eiseres 1] als [eiseres 2] in bezwaar aangevoerd dat er vanwege de aard van het onderwijs sprake is van een landelijke instroom van studenten. De mobiliteit van studenten zou namelijk groot zijn en bij een prijsprikkel zouden studenten enige reistijd de moeite waard vinden. De minister is er dan ook terecht van uitgegaan dat er sprake is van een landelijk voedingsgebied en dat bekostiging van de voorgenomen opleidingen, ten koste zal gaan van het aanbod van de onbekostigde instellingen.
9. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de minister de aanvragen van eiseressen om bekostiging van de voorgenomen opleidingen terecht heeft afgewezen. Eiseressen krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.B. Plomp, voorzitter, en mr. M.G.L. de Vette en mr. J. Fransen, leden, in aanwezigheid van G.I. Heijblom, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2025.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te tekenen
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:21, vierde lid
Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.
Artikel 4:23, eerste lid
Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 1.1, aanhef en onder e
In deze wet wordt verstaan onder initieel onderwijs: hoger onderwijs als bedoeld in artikel 7.3a.
Artikel 1.8, eerste lid
De bekostigde instellingen voor hoger onderwijs zijn de instellingen, opgenomen in de bijlage van deze wet onder a tot en met i.
Artikel 1.9, eerste lid
Ten behoeve van het verzorgen van initieel onderwijs en, voorzover het universiteiten betreft, mede ten behoeve van het verrichten van wetenschappelijk onderzoek hebben de in de bijlage van deze wet onder a, c, h en j opgenomen instellingen, onderscheidenlijk rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, waarvan de overige in de bijlage van deze wet opgenomen instellingen uitgaan, aanspraak op bekostiging uit ’s Rijks kas, voorzover aan de aan die instellingen verbonden opleidingen accreditatie is verleend of die opleidingen de toets nieuwe opleiding met positief gevolg hebben ondergaan.
Artikel 1.9, derde lid, aanhef en onder d
Voorwaarde voor het bepaalde in het eerste en tweede lid is dat de desbetreffende instelling in acht neemt hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald ten aanzien van het onderwijsaanbod.
Artikel 6.2, eerste lid
Het instellingsbestuur legt het voornemen tot het verzorgen van een nieuwe opleiding ter instemming aan Onze Minister voor met het oog op de beoordeling van een doelmatig onderwijsaanbod en de beoordeling van een doelmatige taakverdeling tussen de instellingen, gelet op het geheel van de voorzieningen op het gebied van het hoger onderwijs. Artikel 7.17, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6.2, tweede lid
Onze Minister kan zich bij de beoordeling van het voornemen, bedoeld in het eerste lid, laten bijstaan door een adviescommissie. Bij het samenvoegen van bestaande opleidingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, of bij het gezamenlijk verzorgen van een opleiding als bedoeld in artikel 7.3c oordeelt het accreditatieorgaan of er sprake is van een nieuwe opleiding.
Artikel 6.2, tiende lidOnze Minister stelt beleidsregels vast op grond waarvan hij de aanvragen beoordeelt. Wijzigingen van de beleidsregels worden meegedeeld aan beide Kamers der Staten-Generaal.
Artikel 7.3a, tweede lid, aanhef en onder b en c
Binnen het hoger beroepsonderwijs worden onderscheiden:
[…]
b. bacheloropleidingen, en
c. masteropleidingen volgend op de bacheloropleidingen, bedoeld onder b.
Artikel 7.3b, aanhef en onder b
Naast de opleidingen, bedoeld in artikel 7.3a, worden binnen het hoger onderwijs onderscheiden postinitiële masteropleidingen in het hoger beroepsonderwijs.
Regeling macrodoelmatigheid hoger onderwijs
Artikel 4, eerste lid
De Minister stemt in met een voornemen tot het verzorgen van een nieuwe opleiding of het starten van een nevenvestiging, indien het instellingsbestuur heeft aangetoond:
a. dat er een behoefte bestaat aan de opleiding, zijnde
1°. een arbeidsmarktbehoefte,
2°. overwegend een maatschappelijke behoefte in combinatie met een arbeidsmarktbehoefte, of
3°. overwegend een wetenschappelijke behoefte in combinatie met een arbeidsmarktbehoefte; en
dat in de behoefte als bedoeld onder a niet door het bestaande opleidingenaanbod wordt voorzien.
Regeling macrodoelmatigheid opleidingsaanbod hoger onderwijs 2023
Artikel 6, eerste lid
De minister stemt in ieder geval in met een voornemen tot het verzorgen van een nieuwe opleiding in de zin van artikel 6.2, eerste lid, van de wet indien het instellingsbestuur heeft aangetoond dat:
de arbeidsmarkt behoefte heeft aan de opleiding, en
vervolgens voor deze opleiding in het bestaande opleidingsaanbod, ruimte is voor de opleiding.
Artikel 8, eerste lid
Indien een clusteraanvraag wordt ingediend, vindt er geen individuele macrodoelmatigheidstoets plaats en is artikel 6 niet van toepassing op de opleidingen die onderdeel zijn van de clusteraanvraag indien:
in de clusteraanvraag een paragraaf over de macrodoelmatigheid van het opleidingsaanbod in de sector is opgenomen, waarin is aangegeven welke nieuwe opleidingen de betrokken instellingen in de sector voornemens zijn te starten en waarin de criteria van artikel 6, eerste lid, onderdelen a en b worden onderbouwd;
aantoonbaar landelijk is samengewerkt tussen alle betrokken instellingen in de sector, met andere instellingen met verwant bekostigd opleidingsaanbod, met het werkveld en maatschappelijke partners, waaronder de koepels van universiteiten en hogescholen.
Artikel 8, tweede lid
Indien de minister de clusteraanvraag onvoldoende onderbouwd acht, krijgt de sector eenmaal de gelegenheid de clusteraanvraag te verbeteren.