Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[eiseres] , uit Tilburg, eiseres
Autoriteit Consument & Markt, de ACM
Samenvatting
Procesverloop
Totstandkoming van het besluit
.
De ACM heeft een uitgebreid onderzoek gedaan naar de tarieven voor afleversets die [derde belanghebbende] voor de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2019 in rekening heeft gebracht aan verbruikers die aan eiseres een machtiging hebben afgegeven. In de periode tussen 1 januari 2014 tot en met 31 december 2019 gold er wettelijk geen maximumtarief, maar was alleen geregeld dat het huurbedrag niet onredelijk mocht zijn. Om te bepalen of het tarief redelijk is, wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de daadwerkelijk gemaakte kosten. De methode van [derde belanghebbende] is op hoofdlijnen vergelijkbaar met de methode die de ACM sinds 2020 toepast om de maximum huurtarieven voor afleversets te bepalen. De huurtarieven voor afleversets van [derde belanghebbende] bestaan uit een kapitaalkostenvergoeding (gebaseerd op aanschaf- en installatiekosten van afleversets, levensduur van afleversets en een kapitaalvergoeding) en onderhoudskosten. Op grond van het onderzoek concludeert de ACM dat de door [derde belanghebbende] toegepaste methode voor het bepalen van tarieven voor afleversets niet onredelijk is. Dit betekent dat de ACM het handhavingsverzoek van eiseres alsnog afwijst.
Beoordeling door de rechtbank
per aansluiting. Wanneer echter relevante verschillen tussen (categorieën van) afleversets leidden tot verschillende kostenniveaus voor deze afleversets, zouden deze verschillen onder omstandigheden ook in de tarieven tot uitdrukking moeten komen om als redelijk te worden aangemerkt.
cost-to-servekosten. De rechtbank zal hieronder per kostencomponent beoordelen of deze daadwerkelijk verband houdt met het ter beschikking stellen van de afleverset en of de hoogte daarvan ook steeds herleidbaar is tot daadwerkelijk door [derde belanghebbende] gemaakte kosten.
minimum rate of return’ die [derde belanghebbende] intern hanteert bij het nemen van investeringsbeslissingen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de ACM zich terecht gebaseerd op de kapitaalvergoeding die de individuele warmteleverancier hanteert. Het uitgangspunt van de daadwerkelijk gemaakte kosten, inclusief een redelijke winstopslag, verzet zich er namelijk tegen dat moet worden uitgegaan van een gemiddelde kapitaalvergoeding onder warmteleveranciers.
cost-to-servekosten als een kostencomponent voor het ter beschikking stellen van een afleverset. Onder deze
cost-to-servekosten vallen kosten inzake administratie, facturatie en voorraden. De rechtbank is van oordeel dat dergelijke (algemene)
cost-to-servekosten ook aan een klant kunnen worden doorberekend. Voor zover zij als onderdeel van het ter beschikking stellen van een afleverset worden doorberekend, is dat echter enkel mogelijk in verhouding tot de overige werkzaamheden van de warmteleverancier waaraan
cost-to-servekosten kunnen worden toegerekend. [derde belanghebbende] heeft onderbouwd dat zij de
cost-to-servekosten aan het ter beschikking stellen van een afleverset toerekent naar rato van het aandeel van de kosten van de afleverset ten opzichte van een volledige factuur (die ook onder meer het vastrecht, het variabele verbruik en de meetkosten omvat). Daarmee is duidelijk dat de
cost-to-servekosten als onderdeel van de afleverset niet verder gaan dan nodig is, zodat deze kosten ook tot de daadwerkelijk gemaakte kosten voor het ter beschikking stellen van de afleverset kunnen worden gerekend.
niet onredelijkzouden zijn. Daarmee wordt volgens eiseres niet voldaan aan het wettelijke criterium en de centrale doelstelling van de wetgever.
.De rechtbank ziet wel aanleiding om in deze tussenuitspraak alvast in te gaan op wat eiseres heeft aangevoerd over de bestuurlijke dwangsom.
Conclusie en gevolgen
.De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de ACM het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.